Triomf

timeout

Kleuterzoon was boos. Omdat ik zijn rugzak had toe geritst. Hij wou dat zelf doen.

Peutermans was moe. En hangerig. ‘Mamaaaa,’ huilde hij. ‘Mamaaaaaa’. Op schoot zitten met zijn knuffeltje en zijn tutje was overduidelijk zijn plan, terwijl ik nog even moest zorgen voor een verantwoorde maaltijd. Eén met broccoli. Dat soort verantwoord.

Kleuterzoon was boos. Omdat de peuter ‘mamaaaa’ huilde. En omdat er gekookt zou worden en dat altijd groenten impliceert. Dat het broccoli zou zijn, moest hij nog ontdekken.

Ik kocht beide heertjes om. Niet alleen met een youtubefilmpje, maar godbetert ook met een cracotte (voor het eten: ja) en een glas water. Ik negeerde vakkundig dat de peuter heel zijn cracotte in zijn water had gesmolten en er met een lepeltje schepjes van in de nek van de kleuter schepte. De kleuter die gebiologeerd naar Lucky Luke zat te kijken, tot hij doorhad wat de peuter deed en dus heel boos werd. (Het kind is boos geboren en gaat waarschijnlijk boos sterven. Er is geen uur waarin hij niet boos is, op mij, op de wereld, op zijn broer.)

We aten. Ik ga de strijd met de peuter niet meer aan over bord leeg eten, want die had al warm gegeten in de opvang. De kleuter moest echter wel, en … Was uiteraard boos. Geen braakneigingen vandaag. Waar hebben we dat aan verdiend?

Na het eten moesten beide heertjes in bad. De peuter stootte bij het omkleden zijn tandje tegen de badrand en zette het op een brullen. Kleutermans was… Juist, ja, boos. Omdat de peuter brulde. Toen ze samen in bad zaten, had de kleuter binnen de 30 seconden iets in het gezicht van de peuter gegooid, waarop de peuter het op een brullen zette en ik kwaad werd, met het type cliché-zinnen dat het nooit eens leuk en rustig kon zijn en dat ze elkaar altijd pijn moeten doen.
In mijn hoofd raasde ik verder. Dat vakantie een verderfelijke uitvinding is, dat alleen zijn met twee kinderen  een uitputtingsslag is, dat de kleuter altijd boos is, dat de peuter ambetant was, dat ik me weer zo moe en zo leeg voelde en dat er beneden nog een heuse op te ruimen bende op me wachtte, om maar niet te spreken over de berg afwas en was. Dat ik niet wist hoe ik het vandaag allemaal nog eens in goede banen zou leiden (of lijden, tja): twee kinderen in bed, het huis aan de kant, yoga, to do’tjes all over. Dat het monsters zijn, soms.

Mijn gedachtestroom werd onderbroken doordat de peuter ging rechtstaan in het bad. De sfeer was erg grimmig en totaal verziekt, maar zijn gezichtje lichtte op. Hij liet met een mooie glimlach een triomfantelijke en welgemikte scheet*, waarop de kleuter en hij in lachen uitbarstten. Magic! Avond gered. En even later twee blije kinderen in bed, het huis aan de kant, yoga en to do’tjes afgestreept. Hell yeah.

* Hebben ze niet van mij geleerd, ook niet dat ze daarmee lachen. Jongens vinden dat blijkbaar zelf uit. Iets genetisch?

Afscheid van de ondeugdelijke man in drie bedrijven

happyProloog

Ik heb het laten aanslepen. Zit dat in mijn aard? Ik had alleszins tijd nodig om een besluit te nemen. Om wegwijs te geraken in een wirwar van gevoelens die elkaar tegenspraken, zoals angst om alleen te zijn, onvermogen genoegen te nemen met wat er was, verlangen, hoop op verandering, …

Uiteindelijk besloot ik dat ik niet gelukkig werd van wat ik had met de ondeugdelijke man. Het was te los, te sporadisch, er was te weinig wederkerigheid, te weinig ruimte, geen plannen. Intens samenzijn en dan weer intens niets.

Ik nam afscheid van de ondeugdelijke man, en had daar drie bedrijven voor nodig.

{1}
Ik oefende wat ik tegen hem wou zeggen. (Jullie denken vast dat ik gek ben, maar eigenlijk doe ik dat vaker: moeilijke boodschappen tegen mezelf mompelen, om te oefenen. Bijvoorbeeld in de auto. Trouwens, het helpt niet. Of misschien enkel psychologisch ter voorbereiding.) Daarvoor moest ik voor mezelf helder krijgen hoe het zat, wat ik wou en wat ik niet wou, en waarom. Het boek ‘Blijven ademhalen’ leerde me het begrip ‘ahimsa’: geweldloosheid, in woord en gedachte, tegenover jezelf en anderen. Een begrip dat steeds meer een anker wordt in mijn leven. Omwille van die ‘ahimsa’ wou ik afstand nemen. Om mezelf geen geweld aan te doen in ‘iets’ dat niet was wat ik wou. Om hem geen geweld aan te doen in het verstrikt zitten in ‘iets’. Ik oefende en kon het aardig verwoorden.

En toen stond hij onaangekondigd voor de deur. Ik was behoorlijk mijn tekst kwijt. Ik had bij het oefenen ook geen rekening gehouden met dat leuke trekje rond zijn mond, hoe zijn ogen stralen met levenslust en ondeugd en hoe heerlijk het is om een stel warme sterke armen om je heen te voelen.

En toch slaagde ik er in het op een gegeven moment te stamelen. ‘Ik word hier niet gelukkig van.’ Oorverdovende stilte. ‘Ik wil niet iemand die af en toe op het toneel verschijnt, ik wil iemand die bij me wil zijn.’ Het was een behoorlijk beknopte versie van wat ik eigenlijk wou zeggen, maar het was er wel een beetje de samenvatting van. Hij zei dat we moesten praten, op een ander moment. En hij ging.

{II}
De ondeugelijke en ik zagen elkaar terug. Er was afstand, waar ik enorm van schrok maar die ik achteraf gezien zelf had uitgelokt door wat tactloze opmerkingen mijnerzijds. Tja, als iemand het heeft over vrienden zijn en je zegt ijskoud: ‘ik ben je vriend niet’, komt dat misschien niet zo aardig over. Hij kan mijn gedachten immers niet lezen, over de scheidslijn tussen vriendschap en liefde die ik hanteer.

Ik was er even totaal ondersteboven van. Gelukkig was er die avond taart & thee, een goed gesprek en voorzag Anna Klijn me ook nog van wat inzichten*. Anna zegt: ‘De relatie die we hebben, is de relatie die we willen en waar we voor kiezen. Dit is een relatie die we denken waard te zijn.’ Boodschap begrepen, Anna. *Slik*

* Soms is Anna heel raak, anderzijds is het wel heel vreemd dat ze alle mannen over één kam scheert. Alsof ze allemaal dezelfde handleiding hebben.

{III}
We zagen elkaar nog één keer. Ik zat in de auto, op weg naar hem, en sprak luidop tegen mijn dashboard: ‘Laat me in staat zijn hem te bereiken, afscheid te nemen zonder hem het gevoel te geven hem af te wijzen en hem los te laten.’ Ik had mijn tekst deze keer niet geoefend.

We spraken. Over wat in de weg stond. Onze start was het moment waarop ik hem vertelde dat ik een relatie wou vrij van alle mogelijke destructieve patronen. We hadden een boeiend gesprek, ik trok mijn stoute schoenen aan, vroeg hem uit voor een kopje koffie, hij ging er gretig op in, en hoewel ik hem erg aantrekkelijk en boeiend vind als mens, bevond ik me plots in een patroon waar ik niet gelukkig van werd. Te los, te onzeker, te weinig. Niet waar ik naar op zoek ben. Verre van. Leuke man, foute band. Dat zei ik hem.
Bij het afscheid omarmde hij me. Lang. Ik liet mijn handen over zijn rug glijden, zijn bovenarmen, legde mijn hand even op zijn wang. We glimlachten naar elkaar, ik zei hem dat ik hem zou missen en dat het toch erg vervelend is dat we in het leven niet alles kunnen hebben. Dat beaamde hij volmondig. Hij vroeg of de deur op een kier kon blijven. Ik antwoordde niet, probeerde te vermijden dat er een zaadje van hoop geplant zou worden vanbinnen. Ik ging.

Epiloog

Thuis wiste ik onmiddellijk zijn berichtjes en zijn nummer. Om niet in de verleiding te komen. Ik at chocolade, dronk koffie, zat een beetje lusteloos in de zetel. Het alleen zijn voelde als leegte en ruimte, leegte en ruimte. Soms flakkerde er iets in me op, iets van plannen, waar ik nu energie op kan richten omdat ik niet meer moet piekeren over de ondeugdelijke man, of wachten op zijn berichtjes. Dan weer dacht ik met spijt aan alle dingen die ik met hem had willen doen. Wandelingen, musea, gesprekken, reizen, babies krijgen. Maar ik bleef zitten. Ik realiseerde me dat er iets belangrijks gebeurd is. Ik heb een relatie beëindigd die niet goed voor me is. Dat ik er in verzeild geraakt ben en dat het een afscheid in drie bedrijven werd, maakt niet uit. Dat ik hoop dat hij morgen voor de deur staat, ook niet. Ik heb een relatie beëindigd die niet goed voor me was. Ik heb iets geleerd, uit het voorbije anderhalf jaar. Wat ik bij Dirk niet kon, kon ik vandaag wel.

Ik realiseerde het me, stond op, nam mijn autosleutels en ging de twee liefste jongetjes van de wereld halen.

De paradox van het ouderschap

Het is avond. Ik sta in de keuken en duw tomatenpuree door een zeef. Het is een meditatief werkje. Ik heb enkele kilo’s tomaten geroosterd met look, het resultaat ervan gemixt, een beetje kaneel en zeezout toegevoegd, en nu sta ik de pitjes en velletjes er uit te zeven. Ik ben moe en ik voel me leeg. Niet het genre moe en leeg van een paar maanden geleden. Er zijn twee dingen veranderd. Enerzijds denk ik niet meer in absolute termen (‘ik moet altijd alles alleen doen, ik ben altijd moe, ik kan nooit uitslapen, …’), anderzijds weet ik dat de bron voor hernieuwde kracht en energie in mezelf ligt en dat ik hem moet aanboren als ik me niet meer zo wil voelen.

Maar ik sta in de keuken, ik zeef tomaten, ik voel me moe en leeg.

Babyzoon is flink ziek geweest. Er was een ziekenhuisdreiging, hij leek wel anorectisch (een bijna twee jarige die enkele dagen eten weigert, vind ik eng), de nachten waren heftig, en tijdens de dagen zat ik vaak met een moe lappenpopje op schoot dat enkele keren door zijn beentjes was gezakt en dus maar het zekere voor het onzekere nam: moekeschoot.
Ik voelde me zo verbonden met hem, zo bezorgd, zo dicht, zo intiem met dat kleine zieke lijfje. Vanmiddag was er een kentering. Er werd een hele peer gegeten, het hangen sloeg om in mopperen, zeuren en huilen. Ik telde de uren af tot ik de kinderen in bed kon leggen en loste vanmiddag wel 200 ruzies op tussen de broers.

En nu sta ik in de keuken, ik zeef tomaten, ik voel me leeg en moe.

Mijn gedachten dwarrelen. Ik denk na over isolatie. Over de lange avonden alleen, waarin ik mijn huishouden doe, aan yoga doe en werk. Over input van anderen, wat op dit moment zo beperkt is. Over leven, over interactie. Over hoe leuk het zou zijn als er een partner zou zijn waardoor er wat dynamiek zou ontstaan, maar dat je natuurlijk niet al je hoop op een partner kan projecteren. Over het besef dat ik nog zo veel dingen moet oplossen en aanpakken, met de rechtszaak, met Dirk, met mijn ouders, en dat ik daar alleen door moet, wat ik nu eerder met een soort gelatenheid oppak. Over de ondeugelijke man en wat het betekent dat ik me zo aangetrokken voelde tot iemand die slechts sporadisch in me geïnteresseerd was, en over hoe moeilijk het is me los te maken van het verlangen naar hem, naar dat de dingen anders zouden zijn.

Ik denk na over relaties. Ik denk na over koppels die ik ken waar ik met een toverstokje zou willen langsgaan om hun ogen te openen, hen te laten kijken naar die andere, hen te laten appreciëren wat ze te vanzelfsprekend vinden. Datzelfde gevoel heb ik trouwens bij veel ouders en kinderen die ik observeer. Ik zie kinderen dingen doen om iets duidelijk te maken aan hun ouders, en dat die ouders dat niet oppikken. En omgekeerd. Ik doe het vast zelf ook. Wat zou er gebeuren als we in staat zouden zijn om met nieuwe ogen te kijken naar alles en iedereen waar we aan gewend zijn? Wat zou er gebeuren als we de signalen van de anderen dicht-bij-ons zouden kunnen oppikken en begrijpen? En in staat zijn om er adequaat op te reageren?

{In dat opzicht analyseer ik wat dingen die de ondeugdelijke man deed en zei tijdens onze laatste ontmoeting. Ik heb het gevoel dat er sleutels in die dingen zitten, maar dat ik de code niet kan kraken. Wonderwel begrijp ik vaak zo weinig van hem.}

Ik vind alles relatief. Ik zou graag een partner hebben want ik voel me vaak alleen. En tegelijkertijd weet ik dat een relatie een nieuwe resem uitdagingen met zich mee zou brengen, een nieuwe categorie zorgen. Het is alsof alles te relativeren is, waardoor er ook niets is om me met geloof en hoop aan vast te klampen. En tegelijkertijd is het ook heel goed dat ik me niet laat gaan in verlangen of dat ik me nergens meer aan vast klamp. Ik word er rustig van in mezelf.

Ik sta in de keuken, ik zeef tomaten en ik voel me moe en leeg.

Ik realiseer me dat ik door de zorg voor de kinderen in deze staat terecht gekomen ben. En dat deze staat over gaat. Dat vakantie niet persé een zegen is voor alleenstaande ouders, door het wegvallen van structuur en de daardoor ontstane noodzaak de dagen in te kleuren waarbij je telkens terug initiatieven moet nemen. Ik kijk rond in mijn leven en zie zo veel dingen die blijven liggen. In mijn huis, in mijn hoofd, in mijn werk, in mijn contacten. Ik weet dat de zorg voor de kinderen zo veel van me vraagt dat er vaak niets meer over blijft om elders te investeren, om vooruit te komen.

Het enige dat op dit moment nog als een paal boven water staat, is de liefde voor die twee kleine slapies boven. Dat is absoluut, onaantastbaar, neverending. Wat een paradox. Ze putten je uit tot je moe en leeg tomaten staat te zeven en niets meer van groot belang kan vinden. Behalve zij, de aanstokers van dat gevoel.

Vakantie

Ik schep het stoofpotje met venkel dat ik net gemaakt heb in potjes en stop het in onze tas. We gaan het bos in, ik spreid een dekentje en we eten in de avondzon.

We gaan zwemmen met vrienden in een zwembad waar het water heerlijk warm is. Voor Babybroer is dit zijn derde zwempartijtje ooit. Hij geniet met volle teugen en ik geniet van dat kleine lieve lijfje tegen mij aan in het water.

Ik lig op de trampoline bij vrienden. De kinderen rennen om me heen. Eén van de meisjes is een hondje en komt regelmatig een aai vragen. Ik zie de zon door de bladeren van de bomen boven me. Er bestaat niets meer buiten dit moment.

Slapend grut op de achterbank. Ik rijd sereen kalm naar huis met deze muziek op. Hoewel de voorbije dagen taai zijn geweest in de nasleep van de rechtszaak, en ik weet dat er nog een hele strijd zal volgen, ben ik gelukkig. Ik vraag me af waarom het vakantie moet worden, vooraleer we dit soort dagen kunnen hebben met elkaar.

Prinses blijft ook op de rechtbank ademhalen

De avond van tevoren

Morgen moet ik naar de rechtbank, in mijn zaak tegen Dirk. Ik merk dat ik een beetje uit balans geraak. Niet zo veel als vroeger het geval zou geweest zijn. Het zit ‘m in subtiele dingen en ik ben best gevoelig geworden voor subtiele signalen van mijn lichaam en geest. (Als dit het resultaat is van slechts enkele maanden yoga en verstilling, staat me nog een prachtig parcours te wachten!) Subtiele signalen zijn zin in zoetigheid, iets te veel eten, … De avond voor ik naar de rechtbank moet eten we perfect macrobiotisch. Ik doe meer dan een uur yoga met Adriene, waaronder een sessie yoga voor vergeving en vrijheid. Ik ga heel rustig slapen en slaap diep en lekker.

Vechten

Op de rechtbank. Ik wacht. Ergens, enkele meter verder, zit Dirk. Ergens in mijn ooghoek zie ik hem een aantal gebaren maken die me zo vertrouwd zijn. De manier waarop hij over zijn kin wrijft, een bladzijde van een boek omslaat. Ik vraag me plots weer af hoe we hier gekomen zijn.

In de gesprekken met de advocaten erbij om het op een akkoordje te gooien, schrik ik van mijn eigen felheid en vechtkracht. Ik denk aan de warrior-houdingen in yoga: in balans in gevecht zijn. Alhoewel ik een beetje doorsla – uit die balans, ik vind het moeilijk om de advocaat van Dirk te laten uitpraten als hij onzin uitkraamt over week om week-regelingen, terwijl Dirk noch een woonplaats heeft noch een inkomen.

Ik vecht. Ik vecht. Ik voel me ijzersterk.

Ik besef dat het resultaat belangrijk is, in deze zaak, maar dat het daar niet zozeer om draait. Het draait ook om dit gevecht voeren. Ik moet dit doen, het is erg belangrijk voor mij om dit proces door te maken. Mijn eigen kracht te voelen. Te zien wat voor weg ik heb afgelegd. Dirk recht in de ogen te kijken en te lachen, als een winnaar. Dirk te laten zien dat hij zal oogsten wat hij gezaaid heeft.

Vuil

Rechtszaken zijn vuil. Er wordt gelogen, woorden en situaties worden verdraaid. Er wordt geïnsinueerd dat ik daar niet sta uit zorg als moeder, maar uit wraak als ex-partner. Er wordt gezegd dat ik Dirk ‘geplaatst’ heb in zijn shelter, terwijl ik gezorgd heb dat hij daar terecht kon toen hij op straat sliep de dagen nadat hij bij mij weg gegaan was. Het was destijds een gebaar van zorg hoewel ik pas verlaten was, en nu wordt het tegen me gebruikt. Het is vuil en het besmet me. Ik blijf niet zo sereen als ik zou willen en zeg een aantal lelijke dingen tegen Dirk. Ik realiseer me plots heel goed dat ik hem overschat heb, als partner, als man, maar dat hij me onderschat heeft. En dat hij nog niet klaar is met me.

Avond

Ik heb wat ik wou. Alimentatie en het vooruitzicht op een expertonderzoek. En de rechter die Dirk aangemaand heeft om zijn leven eens op orde te zetten. En tegelijkertijd heb ik helemaal niet wat ik wou, want dit alles wou ik niet.

Ik ben ijzersterk de rechtszaal uit gelopen, de verdere dag loopt relatief goed met de kinderen. Ik ben uiterlijk heel rustig, maar de gewrichtspijn heeft me zwaar te pakken. Alsof de pijn als vuurwerk in mijn lijf rondknalt. Mijn bekken is zo gammel als wat, ik bel de osteopaat die op vakantie gaat vertrekken en me niet meer kan zien, ik ben volslagen uit balans, moet braken van de pijn, blijf een tijdje als een kwaad klein meisje denken dat ik niet alleen wil zijn en dat ik dood ga van de pijn als de osteopaat niet onmiddellijk zijn reis annuleert om me te behandelen. (Ik observeer het onredelijke stampvoetende kleine meisje in me, en sta nogal versteld. Waarom herval ik nu in het zoeken van redding buiten mezelf?) Mijn kinderen slapen onrustig en ik moet mijn pijne lijf verschillende keren de trap op dwingen om hen te aaien en gerust te stellen.

Mijn osteopaat  gaat op reis en ik zit alleen op de bank en ben ziek van de pijn. Er is niemand om me te redden, te troosten, te verzorgen, de pijn op te lossen voor me, me aan te raken. Ik bel een vriend, vertel hem hoe eenzaam ik me voel. We praten een uur. Daarna word ik weer op mezelf terug geworpen. Ik zoek een houding waarin ik de pijn kan verdragen. En ik blijf ademhalen.

Morning after

Ik kijk naar gisteren en zie hoe sterk ik uit balans geslagen was. Ik begrijp het van mezelf en kan mild zijn. Rustig breng ik de kinderen weg, ga ik aan mijn bureau zitten en doe ik mijn werk, met toch wel enige moeite. Ik word rustiger, ik blijf mild, moet er haast geen moeite voor doen. De pijn is er nog, zoals bijna elke dag, maar ik kan het verdragen. Vanavond moet ik mezelf weer op die mat dwingen, doen wat ik gisteren niet kon. Ik blijf ademhalen, ik kan dat.

Prinses onthult haar geestelijk trainingsschema

Zomer 2014

Net alleen met twee jonge kindjes. Ik ga enerzijds totaal onderuit en blijf tegelijkertijd doorwerken, doorfunctioneren, doorbestaan, en doorschrijven. Hele uren en dagen uit die periode zijn verdwenen uit mijn geheugen. Ik had het gevoel dat ik doof en blind was.


Najaar 2014 – voorjaar 2015

Het is verdorie aanpoten, op je ééntje een gezin zijn met die energieke jongens die liever om vijf uur dan om zes uur opstaan. Ik voel me vaak alleen en doodmoe. Ik loop vast in mijn eigen denken, vind alles onmogelijk en vind het onverdraaglijk dat mijn lot als alleenstaande mama voor mij bepaald is (ik! heb! hier! niet! voor! gekozen!!!). Ik vind het zo lastig om de rekeningen betaald te krijgen, de paniek in toom te houden, niet te vaak in huilen uit te barsten met de jongens erbij, een goede manier te vinden om met de ex om te gaan, de langdurige onderhandelingen over de nieuwe baan te voeren, en te leren rijden.

Er zijn veel kwade dagen maar ook goede dagen. Of kwade uren en goede minuten.

Ik leer bij over het leven. Op dit moment zou ik het als volgt samenvatten:

1. Er zijn zo veel momenten van genade. Je moet ze alleen zien. Daarvoor moet je in het moment blijven, erbij zijn. Als je doof en blind bent van verdriet en vermoeidheid, hoor je dat liedje niet op de radio, zie je dat lieve gebaar van je kind niet en mis je dat veertje op de vensterbank.

2. Er is altijd iets om dankbaar om te zijn. Je kan ervoor kiezen om in dat gevoel te gaan staan. Recent was ik even op een drafje in de supermarkt terwijl de jongens een half uurtje bij een vriendin speelden, en ik hoorde mezelf denken hoeveel geluk ik had in mijn leven. Om mijn jongens die leuk aan het spelen waren, om die vriendin, om dat blinkende autootje op de parking van de supermarkt, om de gezonde voeding in mijn tas. Een half jaar geleden dacht ik meestal hoeveel pech ik had, omdat ik alleen ben, en moe, en …

3. Open je handen, laat gaan wat je niet dient en ontvang. Wat je nodig hebt, is er meestal al. Je kan het perfect doen met wat je hebt, als je wat creatief bent. En je kan er ook op vertrouwen dat je gegeven zal worden wat je nodig hebt. Zo kwamen het voorbije jaren altijd net op het goede moment vriendinnen langs met kleedjes voor de baby of de kleuter, potten confituur om de lege koelkast te vullen, … Ontvankelijk worden. ‘Ja!’ en ‘Dankje!’ durven zeggen. En zelf ook weer beginnen geven, aan anderen. Ik probeer gul te zijn, wat rationeel niet zo slim is, maar ergens heb ik een diep vertrouwen dat dat goed is.

4. Je bent niet verantwoordelijk voor wat er met je gebeurt, maar wel voor hoe je er mee omgaat. Dat kan ik niet verder uitleggen, maar het is wel waar. Tegelijkertijd zie ik ook weer wel dat ik de eerste periode na het vertrek van Dirk er zelfs niet voor had kunnen kiezen om zo zen te zijn als dat ik vandaag ben, ik was omver geblazen. Maar op een gegeven moment moet je er weer wat van maken, loslaten, een manier vinden om verder te gaan, dingen een plek te geven.

5. Je krijgt niet op je pad wat je verdiend hebt. Het leven (of één of andere hogere macht) richt haar pijlen niet op ons om ons te straffen of een lesje te leren. Je kan echter wel kiezen om te leren van wat er op je pad komt. Of je kan je verzetten, en dan wordt het niets.


Zomer 2015

De laatste maanden zijn bijzonder geweest. Min of meer automatisch is er daardoor een soortement van geestelijke/mentale/emotionele oefening in mijn leven geslopen.

De Jezuïeten wisten het al. Ook je geest moet oefenen, als je in goede geestelijke conditie wil blijven. Even serieus: hoe heb ik ooit kunnen denken dat je mentaal/geestelijk gezond kan blijven als je er niets voor doet? Als je een goede fysieke conditie wil, moet je toch ook trainen?

Ik ben mijn geest beginnen oefenen. Idealiter* gaat dat als volgt:

1. Na kinderbedtijd doe ik yoga met Adriene. Ook als ik hoofdpijn heb (net dan!), ook als ik kapot ben van vermoeidheid. Meestal start ik zonder zin, en als de les er bijna opzit wil ik niet ophouden.
2. Na de yoga, voed ik me met een hoofdstukje uit boeken die me inspireren. Daarvoor heb ik een zeteltje aan het raam, waar ik dan een kopje warm water met citroensap drink (dat wil Adriene) en een stukje lees. De boeken op het stapeltje inspirerende literatuur van nu zijn:

+ Pema ChödrönWaar je bang voor bent. Moed en mededogen in moeilijke tijden
De titel zegt genoeg. Stof tot nadenken. Over egoloosheid, over in je pijn durven gaan staan, over erbij blijven, over loslaten.

+ David Allen, Making it all work
Ik blijf een organisatorisch probleempje hebben. Alles gedaan krijgen op efficiënte manier is een uitdaging voor mij. Blijven gaan met David dus. Dat ik dus vrij zen ben anno nu, betekent niet dat mijn huis schoon is, mijn mails beantwoord en mijn to do lijstjes afgevinkt. Ik kan er wel steeds beter mee leven dat dat allemaal niet zo is.

+ Michio Kushi, The Macrobiotic Way
God, wat wou ik dat ik een volleerde macrobioot was! Dat ben ik niet, al staat er weer dagelijks miso op het menu en kies ik voor granen en gestoomde groenten als het kan. De macrobiotische leer is voor mij erg inspirerend omdat het gaat over vrede vinden met jezelf en met je omgeving, en ook over rechtvaardigheid.

+ Simon Brown, Macrobiotics for life
Nog een macrobiotenboek, maar meer op emotionele healing gericht dan op voedingsadvies.  

Na het lezen heb ik meestal een kalme energiestroom, ruim ik het huis nog op, doe ik nog wat voor het werk en ga ik in alle rust slapen. Het is bijna saai aan het worden :).

* De realistische lezer zal wel begrijpen dat het ideale scenario slechts weg gelegd is voor 1 avond op 4. De meeste avonden doe ik enkel de yoga, en soms ben ik niet eens in de gelegenheid om te ‘trainen’. Gek genoeg is dat bij elk mogelijk avondplan dat gemaakt wordt nu een afweging: kan ik er mijn geestelijke training voor laten of niet?

Diarree explosie en naakte moeders: zoektermen!

Het is de laatste weken druk geweest, dus lummel ik sinds kinderbedtijd maar wat aan. Ik haat die momenten: het blijven treuzelen op Facebook, het blijven treuzelen op andere blogs, het eindeloos doorklikken op websites. Ik zou beter slapen of iets nuttigs doen, dat weet ik ook wel.

Bij het eindeloze klikken en treuzelen, kwam ik op mijn statistieken-pagina terecht. Het aantal lezers hier groeit nog steeds gestaag, ondanks het feit dat sommige mensen waarschijnlijk niet zoeken waar ze naar op zoek zijn gegaan op het wereldwijde web. De top vijf van opvallendste zoektermen die naar deze webstek leiden!

1. Met stip op één: ‘diarree explosie’.

Als zoekterm, ja. Euh, ik heb er zelf weinig ervaring mee. Waarschijnlijk werd de persoon die hierbij beelden of info zocht naar hier geleid omdat Babybroer een langdurige periode van diarree heeft gehad. Nou ja, aan de persoon in kwestie: imodium, voor volwassenen. Voor kinderen: naar de dokter als het lang duurt, maar bij een korte diarreefase kan een geraspt appeltje dat je bruin laat worden ook soelaas bieden. Graag gedaan.

2. Wat spannender: ‘moeke naakt film’

Ondanks het feit dat ik geen pornografische filmpjes publiceer, heeft de persoon in kwestie toch drie pagina’s aangeklikt. Ik vermoed dat dit stukje de schuldige is. Excuus voor de teleurstelling, jongens. Geen fysieke naaktheid te vinden hier, wel emotionele.

3. ‘Roze lakschoentjes’

Lakschoentjes kakschoentjes! Een referentie aan mijn eerste blogje, het allereerste ooit! Over kleiner gaan denken en kleiner gaan leven. Mijn kinderen en ikzelf dragen trouwens nog steeds tweedehandskleding. En ik kan me nog steeds goed vinden in wat ik toen schreef. Ik had trouwens na enkele dagen maar liefst 40 bezoekers gehad. Daar was ik totaal ondersteboven van, terwijl ik nu aan het tienvoud zit.

4. ‘Gelukkig in een relatie maar toch blijven zoeken’

Eén advies: stop daarmee. Koester wat je hebt, maak er wat van. Verdorie. Er zal altijd iets zijn dat anders en beter lijkt, tot je daar weer het gevoel bij hebt dat er nog beter kan zijn enzovoort. Maak er wat van met wat er is, echt.

5. ‘Ik kruip in mijn bed om toch niet meer te moeten…’

Het einde zou ik ook graag geweten hebben, maar was niet aangevuld. Oh, wat ben ik vaak om half acht in bed gekropen omdat ik niet meer wou en niet meer kon. Ik wou echt dat ik toen ergens had kunnen lezen dat het over gaat. Dat tijd raad brengt, en veranderingen. Dat waar je je hoop op stelt (een nieuwe partner, meer geld, …) geen voorwaarden zijn voor geluk. Dat net het loslaten van die hoop en het ontvankelijk in het leven staan, zorgen dat je op een dag weer diep en diep gelukkig bent. Dus aan de persoon met die zoekterm: het gaat over, echt.

Blijven ademhalen!

Ik maak een recept uit het mooie kookboek ‘Veg!’. Tussendoor kijk ik even op mijn i-Phone*. Door het raam zie ik mijn nieuwe wagentje* staan. Er piept wat. Een mail van het werk, die ik even lees terwijl de keuken steeds sterker naar look begint te ruiken. Feedback van een collega op een interne presentatie die ik gisteren hield. Er wordt enthousiast op gereageerd. Ik heb het gevoel dat ik meteen goed gestart ben in de nieuwe baan en dat het effect heeft: de projecten waar ik aan werk lopen zeer goed. In een teamvergadering werd ik zelfs even als voorbeeld aangehaald. Ik, het groentje.

Mijn hoofd stroomt over van de ideeën. Ik schrijf mijn whiteboard vol en hoop dat ik tijd en energie en moed blijf houden zodat ik alles ook kan uitvoeren. (Tegelijkertijd is er ook een stroom onbeantwoorde e-mails, onopgeruimde hoekjes in dit huis etc. Tja, denk ik dan. Ooit lukt het me wel eens.)

Het tij is gekeerd. Ik kan zelf amper geloven hoe gelukkig ik ben geworden.

Onthecht comfort

Hierboven vermeldde ik de i-Phone en het leasewagentje dat ik intussen rijd. Het is maar een telefoon, het is maar een auto. Beiden zijn niet van mij maar van de baas (*) en dat weet ik donders goed. Ik ben er de persoon niet naar status te ontlenen aan spullen, maar ik probeer wel oprecht dankbaar te zijn om het comfort dat ze bieden. Een auto waarvoor ik niet bij vrienden moet gaan lenen om hem te laten herstellen. Een telefoon waarmee ik veilig kan bellen en rijden tegelijk. En kan facetimen met mijn kinderen. Dat kon met die oude Nokia niet.

Transformatie, tot in de rechtbank

Tegelijkertijd markeren de auto en het wagentje de transformatie. Als ik een foto uit mijn geheugen opdiep van vorig jaar deze tijd, dan zie ik mezelf staan in het bos met een zware bakfiets, huilend omdat ik het ding niet vooruit krijg. Twee kindjes er in waarvan ik me afvraag hoe ik de avond met hen nog ga doorkomen. Ik was zo moe en zo ellendig en zo alleen en zo verlaten. Intussen zit er vaart in alles. Het gaat hard en het gaat lekker. Het hoofd bruist, de kinderen bloeien, de moeder huilt niet meer, we snorren met het wagentje rond, het gaat lekker. En binnenkort sta ik voor de rechter, want in alle stilte zette ik de voor mij enorme stap om Dirk voor de rechter te dagen. Daarom ook het bijberoep. Advocaten zijn niet gratis. Vroeger zou ik hier om gehuild hebben: dat ik in bijberoep moet werken om mijn advocate te kunnen betalen. Nu geeft het me het heerlijke gevoel dat ik mijn leven in de hand heb.

Herprogrammering

Vroeger had ik veel downs, maar ook ups. Nu is het anders geworden, stabieler. Ik heb mijn hoofd geherprogrammeerd, door yoga te doen. Die eerste yogales heeft mijn leven op zijn kop gezet, de boel weer doen stromen. Intussen lees ik her en der artikels over hoe yoga de hersenen beïnvloedt, verandert, stimuleert. Dat kalme, gelukkige en energieke is dus geen toeval.

Ik lees ook het boek ‘Blijven ademenhalen’ van Hedi de Vree. De ondertitel is: ‘wat yoga mij over liefde, verdriet en het leven leerde’. Bij elke zin die ik lees, denk ik: had ik dit maar geschreven. Hm. Boek schrijven. Misschien iets voor op het white board.

image

image

P.s. (1) Ik kan niet op mijn handen staan, hoor.

P.s. (2) Een artikel, ook over meditatie, vind je hier.

Prinses koopt woorden

image

Als ik in de buurt van Brugge moet zijn, ga ik altijd even langs Symposion, de woordenwinkel. Er heerst een bijzondere sfeer, niet alleen door het gebouw en de producten, maar ook door de mensen die er zijn en werken. De plek voelt ‘bezield’. Ik ben erg gevoelig voor de sfeer die er hangt, en het lijkt telkens alsof er deurtjes open gaan in mijn hoofd, daar. Gedachten gaan stromen, ideeën poppen op, de wereld lijkt plots zo veel meer mogelijkheden te bevatten. Door de schoonheid, die me treft. En de woorden. Als het maar woorden zijn.

Meestal zou ik alles wel willen kopen. Vandaag beperkte ik me tot bovenstaande buttons en onderstaande kaarten. Ik heb veel woorden te geven aan mensen die me dierbaar zijn en de voorbije weken of maanden op een goede manier nabij waren. Dus zit ik aan mijn bureau, met kaarten waar ik kippenvel van krijg, en durf ik het bijna niet: opschrijven wat ik wil zeggen. Maar met een Symposionkaart weet ik dat ik –  zelfs als ik de woorden niet vind – iets moois stuur.

image

P.s. Ik maak geen reclame op mijn blog. Ik deel soms wel dingen waar ik blij van word, zoals in bovenstaande post. Of hier. En hier.

6 tips voor de baan buiten de dertien in een dozijn

clean & cook

Het leven is soms heel ondoorgrondelijk. Waar ik sterk naar verlang, lijkt buiten mijn bereik. Dat is namelijk een evenwichtige relatie, en een gezinnetje met nog meer kinderen. Wat anderen sterk verlangen, lijkt bij mij een beetje vanzelf te gebeuren. Een carrière zou ik mijn werk niet noemen, maar het is wel boeiend werk, dat ik graag doe en wat niet zo voor de hand liggend is. Door de woon-werk-afstand, maar ook omdat het een functie is die niet door zo veel mensen in de lage landen uitgevoerd wordt. Ik heb weinig gepland om dat te bereiken, maar de professionele stappen die ik gezet heb zijn eerder op een nogal logische wijze op mijn pad gekomen.

In de auto vroeg ik me af hoe het komt dat ik niet gewoon een baantje heb als dertien in een dozijn. Dat resulteerde in een aantal tips.

-1- Begin goed en mik ‘hoog’. Ik heb mijn huidige baan gekregen omwille van de voorgaande banen. Toen ik nog niet afgestudeerd was, had ik al een jobaanbod aan de universiteit. Op basis daarvan kon ik later les geven aan een hogeschool. Van daaruit hopte ik naar een andere universiteit. En met wat ik daar ontwikkeld heb, kon ik terecht in mijn huidige functie. Het is dan natuurlijk ook zo dat het met mijn cv niet zo makkelijk om een baan te krijgen waarbij je klaar bent als je de deur op het werk achter je toe trekt, omdat men niet gelooft dat ik dat wil. Dat is jammer, maar als ik eerlijk ben denk ik dat ook maar twee weken leuk zou vinden. Ik ben liever overvraagd dan ondervraagd, I guess.  Maar omgekeerd geldt dus ook dat je van de ene ‘leuke’ baan in de andere kan vallen als je op de juiste plek begint. De sprong wagen van een tussentijds baantje in de horeca naar iets ambitieus, lijkt me bijvoorbeeld een pak moeilijker. Onderzoek bevestigt ook dat als je tien jaar nodig hebt om een baan te krijgen op je niveau, als je onder je niveau begint.

-2- Wees bereid om ver te gaan. Neem het in mijn geval maar letterlijk, met een woon-werkafstand van 200 km. Maar dan heb je ook wat, een baan die je echt ligt bijvoorbeeld.

-3- Staar je niet blind op de nadelen. Twee dagen per week ben ik weg van huis. Ik leg tussen de 500 en 1000 km af per week. Veel mensen zouden daar niet voor tekenen. Maar ik weet dat ik geen vaste uren heb, de vrijheid heb om mijn eigen werk in te delen zoals ik het wil. Dat ik dagen heb waarop ik ongestoord door huishouden of kinderen door kan peren, en dagen waarop ik om 16u aan de schoolpoort sta. Ik werk vaak ’s avonds nog, maar doe het dan op woensdagmiddag wat rustiger als dat kan.

-4- Groeihonger is een voorwaarde. Ik ben ontzettend gretig met leren. Cursussen volgen, me verder ontwikkelen op bepaalde gebieden, met mensen in gesprek gaan, lezen, netwerken, … Om de drie maanden ongeveer bedenk ik hoe geweldig het zou zijn als ik nog even een studie bij zou kunnen doen om bij te leren en nog een diploma te halen. Kritiek ontvang ik als een kans om inzicht te verwerven, dus ook daar vraag ik door en durf ik het gesprek aan.

5- Luister. Mijn werk is een soort roeping voor me. Ik heb geluisterd naar dat ‘roepen’. En dat maakt dat ik dagen waarop ik om 6u ’s ochtends in de auto zit, heel de dag studiedag geef en ’s avonds nog een proces begeleid, aankan. Ik rijd dan met brandende ogen en trillende benen terug, maar content. Echt.

-6- Heb wat lef. Soms moet je je ergens doorheen bluffen. In een gesprek bijvoorbeeld. Ik zeg nooit dingen die ik niet meen, maar ik doe me soms wel wat flinker voor dan ik me voel. Dat helpt. Daarna moet je natuurlijk zorgen dat je het kan waarmaken, maar omdat je dat dan moet, lukt dat ook.

Het lijkt nu vast alsof ik een heel sjieke baan heb (dat is niet zo) en er ook nog heel goed in ben. De realiteit is dat ik me vaak afvraag waarom ik die baan in godsnaam doe, dat ik weken heb dat ik spartel om het overzicht te krijgen omdat het me allemaal te veel is en overspoelt, en dat ik elke dag aan mezelf twijfel. Maar als ik even het buitenperspectief inneem, en van op afstand naar mezelf kijk, zie ik een vrouw met een leuke doch niet zo vanzelfsprekende functie, die ze met overgave en toewijding doet. Een baan die in een bepaalde context ook betekenis heeft, een verschil kan maken. En daar ben ik best trots op.

En toch zijn er van die momenten, als ik bijvoorbeeld in een prachtige zaal sta, handen schud na een leuke workshop, en een glaasje schuimwijn aangeboden krijg, dat ik weet dat minstens vijf van mijn vriendinnen graag willen ruilen, maar dat ik diep vanbinnen denk: ‘Zat ik maar thuis op de bank naast een leuke man, met lekkende tieten (ik, niet hij), een baby die over mijn schouder boert en mijn jongens die ruzie maken.’