Op een nacht oefent mijn lichaam.
Het is te vroeg voor de baby’s. Ik tel. Nog drie weken voor ze kunnen ademen. Nog vier vooraleer ze niet sowieso in de couveuse moeten. Nog vijf voor ze misschien mee naar huis mogen. Hoe hou je baby’s binnen?
De krampen komen en gaan. Van binnen uit wordt er op mijn staartbeen geduwd. En dan breekt de dag aan, en gaat het over. Ik voel me alleen nog raar en heb om de haverklap een harde buik.
Ik moet naar de arbeidsgeneesheer en kruip daarna tegen alle plannen in weer in bed. Verstand op nul. Rusten. Er is niets van me over, denk ik. Ik vind niets van mezelf terug, ik herken mezelf niet meer. Er is alleen nog liggen, slapen, eten, liggen, rusten, eten, uit het raam staren. Ik heb het ‘hier’ wat verborgen, omdat ik geen zin meer heb in reacties als ‘je hebt nu alles en kan je dan niet gelukkig zijn?’, maar er is al zo lang niets meer van me over. Ik ben zo ontzettend ontregeld door de hormonen, door het slaaptekort. Ik weet mijn eigen nummerplaat en telefoonnummer niet meer, om maar wat te zeggen over hoe groot de gaten in mijn hoofd zijn.
Ik heb alles, denk ik, als ik de kippen eten heb gegeven en naar binnen loop. Ik kijk naar het huis waar ik van hou, in de stad waar ik van hou, waar ik woon met de Man en de kinderen waar ik van hou. De rechterbaby stulpt een geheimzinnig lichaamsdeeltje uit. De linkerbaby duwt haar voetjes in mijn maag.
En tegelijkertijd is alles weg. Ik heb geen energie, geen slaap, geen of weinig sociale contacten, geen bezigheden, geen werk, geen lijf meer waarmee ik kan hardlopen of seks hebben of een glas cava drinken. Dat is niet erg, het is tijdelijk. Maar soms zou ik zo graag eens mijn loopschoenen aantrekken en het op een rennen zetten. Of de Man omhelzen zonder dat er een enorme buik in de weg zit en ik alleen al buiten adem ben van mijn armen om hem heen te slaan. Of de kleine zoon op schoot nemen – er is geen schoot meer over. Of ’s avonds de trappen oplopen om de slapende kinderen te zien – elke trap is een soort dolksteek in mijn bekken, als het niet levensnoodzakelijk is blijf ik beneden.
De wereld is zo groot als de slaapkamer. Het is tijdelijk. Nog vijf weken. Als het enigszins kan.