Het is zondagmiddag. De griep die zwaar heeft toegeslagen, heeft mijn zintuigen op scherp gezet. Mijn smaak is uitgekiend (kunstmatige zoetstoffen zijn niet te negeren), mijn reuk ook. Ik loop door de kamers van het huis. De slaapkamer ruikt lekker naar wasgoed en warmte en een klein vleugje van de soep die ik net in bed at.
Frustratie. Het was me wat de laatste weken. Ik ben al weken, maanden, op een sukkelspoor. Sinds de miskraam mentaal. Sinds de kerstvakantie fysiek. Het is eind januari en ik heb de voorbije maand geen volle dag kunnen werken. Omdat de kleine zoon ziek was en ziek bleef, omdat ik finaal onderuit ging met een van hem geërfde griep. Mijn lijf voelt moe van de koorts, ik weet dat het tijd zal kosten te herstellen.
Gisteren strompelde ik door een besneeuwd landschap. Voor het eerst op weekend met de Man. Amper anderhalve kilometer was een inspanning die ik niet redde, dus haalde hij de auto, bracht me naar het hotel, stopte me in bed, gunde me rust.
Ik hou van de manier waarop hij de dingen doet. Niets uitvergroot. In het verleden had ik moeite moeten doen om iemand als hem te zien. Vandaag, na de jaren met Dirk, zie ik heel goed hoe hij achter de schermen zorg draagt, sturing geeft, doet wat goed is voor het geheel, verstandige en eenvoudige keuzes maakt. En dat alles zonder dat er geprezen moet worden. Geen bloem op zijn kraag, geen pluim in zijn kont.
Hij neemt me telkens weer en telkens meer voor hem in, door zijn vanzelfsprekende engagement, zijn subtiele charme, zijn grapjes. Maar ook door de manier waarop hij met de jongens omgaat. Als een volwassene die betrouwbaar is, de leiding neemt, zorgt, maar ook speelt en geniet. Met zo iemand aan je zijde kan je je met een gerust hart overgeven aan de griep.
Intussen ben ik thuis en mijn maandelijks nachtje kinderloos. Ik ben beter, als in: ik kan mijn hoofd opheffen, ik kan de trap op en af, maar ik ben ook wankel, heb pijn en kan enkel zachte dingen eten. Soep to the rescue!
En de tijd staat stil. Ik ben alleen, niemand roept, huilt, wil wat. Niets moet. Ik kan mezelf voelen. Ik genees en ik laad op. Ik denk aan de voorbije frustrerende maanden waarin ongeveer alles tegen zat. Het is zo vervelend vooruit te willen en door zieke kinderen of gebrek aan energie of een babysit die afzegt aan handen en voeten gebonden te zijn en geen millimeter vooruit te komen. De berg van dingen die ik moet doen, groeit gestaag. En ik ben machteloos. Om in te halen, zou ik een opstoot van energie moeten hebben en minstens drie weken waarin alles perfect verloopt en er niets onverwachts gebeurt. De noden van mijn kinderen vreten mijn welzijn, mijn vermogens, mijn ambities op.
Maar de griep, de Man en het alleen zijn hebben de energie uit de paniek gehaald. De avond valt. Het huis is stil. Ik heb tijd en mentale ruimte. En vertrouwen. Vanaf nu zal het wel beter gaan. En zelfs als dat niet zo is, hoef ik het toch niet meer alleen te doen.