In de nasleep van de Ondeugdelijk Man, heb ik het weer een paar keer gehoord. Mensen kijken je diep in de ogen, leggen eventueel een hand op je schouder en zeggen dan: ‘Weet je wat, om met twee te kunnen zijn moet je eerst gelukkig zijn met jezelf!‘.
Ik denk daar dan over na. Bij deze wat gedachten.
-1- Geluk is niet statisch
Bij momenten ben ik diep intens gelukkig en bij momenten ben ik ook diep intens ongelukkig. Niets in mijn leven is vlak. Dat was het ook niet toen Dirk er was en er eveneens periodes van geluk en ongeluk waren. Geluk is dynamisch.
Wat wel zo is, is dat ik geen partner nodig heb om gelukkig te zijn. Ik zit hier niet smachtend te wachten tot er eens iemand langs komt die me gelukkig zal maken. Dan zou ik wel meer moeite doen en bv datingsites frequenteren. Ik laat mijn geluk dus niet afhangen van een eventuele partner, maar ik zou wel heel graag een fijne relatie hebben.
-2- Ik red het al anderhalf jaar alleen
Ik geef toe dat ik soms een heel klein beetje chagrijnig word als iemand me zegt dat ik het eerst alleen moet zien te redden, alvorens ik weer samen kan zijn met iemand. Nou, ik red het al anderhalf jaar alleen. Dat is: kinderen opvoeden, het huishouden, werken, de rekeningen betalen, … Er is (incidentele en structurele) hulp waarvoor ik zeer dankbaar ben. Daardoor red ik het (net): door bv de kleedjes die ik krijg voor de kinderen of voor mezelf, door die buurvrouw die een keer eten komt brengen als ik er doorheen zit, door die vriendin waar ik de kinderen eens een nachtje naar toe breng, door het opvanggezin waardoor ik werk en gezin kan combineren, … Maar echt de zorg delen en ook even kunnen rusten bij iemand die het even van me overneemt? Nee, dat ken ik niet.
-3- De lat mag lager
Laatst was ik aan het bedenken waar ik mezelf nog in moet bijspijkeren om ‘recht’ te hebben op nieuw geluk. Welke grote tekorten in mezelf ik nog moet oplossen en die mogelijk in de weg staan voor een nieuwe relatie. Een tekort van me is zelfzorg. Ik ben wat chaotisch en maak er dan soms een zootje van met mezelf en mijn behoeftes (right now zijn mijn schouders beton, branden mijn ogen, heb ik maagzuur van tankstationkoffie en zoets en heb ik keelpijn van vermoeidheid). Ik herinnerde me dat Dirk daar goed in was: in mijn zelfzorg. Met name in de good times. Hij kon me zover krijgen dat ik op de bank ging zitten, een kopje thee dronk dat hij me bracht, mijn voeten liet masseren en prompt in slaap viel. (Hm, zou hij terug willen komen?) Hij stopte eten en fruit in mijn tas voor op het werk. Hij kookte voor me. Hij nam me mee voor wandelingetjes en had dan een thermos gemberthee met honing in zijn rugzak. Hij hield die stramme spieren van me warm in bed met zijn warme lijf.
Nou ja, genoeg over Dirk. Ik had dus bedacht dat mijn volgende uitdaging zelfzorg was, en stond al helemaal in competitiestand om ook dat domein te veroveren. En toen dacht ik: moet ik echt alles kunnen? Moet ik nu echt niemand nodig hebben vooraleer ik bij iemand mag zijn? Moet de lat echt zo hoog?
-4- Samen is voor mij moeilijker dan alleen
Hoewel ik wat serviel word van de aanwezigheid van het type echte man, vind ik het heel erg moeilijk om bij iemand te zijn en iemand toe te laten bij mij te zijn. Om me over te geven aan het samen leven met iemand, om de controle te lossen, om de andere toe te laten in mijn leven hoe spannend dat ook is. Om mijn autonomie op te geven. Daar ligt voor mij een enorme uitdaging – daar liepen Dirk en ik ook best vaak tegenaan. Het alleen zijn nu en het alles alleen beredderen, geeft dat ik nog moeilijker toegankelijker word, dat ik nog moeilijker te benaderen ben, nog moeilijker iemand kan toelaten. Liever alleen want dat is veilig en onder controle, zoiets.
-5- Behoeftebevrediging versus groeien aan elkaar
Ik wil geen partner omdat ik iemand wil die me een theetje brengt, mijn voeten masseert en me toedekt als ik dan in slaap val. (Hm, alhoewel?) Een partner is geen instrument om mijn behoeftes te bevredigen en om de helft van de huur te betalen en om het af en toe eens over te nemen als ik kapot ben. (Hm, alhoewel?) Bij de Ondeugdelijke Man was er een moment waarop hij me zei: ‘Hee, jij, kom eens uit je hoofd’. Toen wist ik dat hij me doorhad, of toch iets van mij. Ik zag bij hem dingen die voor hem blinde vlekken waren en die hem ongelukkig maakten. Even heb ik gedacht dat we aan elkaar konden groeien. Dat de aanwezigheid van de andere iets in ons zou wakker maken waardoor we beiden beter zouden worden. Het mocht niet zijn, en misschien werkt het ook helemaal zo niet in relaties. Misschien zijn relaties wel gewoon constructen van verdeelde taken en wederzijdse behoeftebevrediging. Maar stiekem, stiekem hoop ik dat het bestaat: dat ik mag groeien met iemand en iemand met mij. En dan natuurlijk ook: babies, vuilniszakken buiten zetten en kopjes thee op de bank. En voetmassages, vooral dat.
Telkens als iemand me zegt dat je eerst gelukkig moet zijn alleen, voor je gelukkig kan zijn samen, heb ik even het gevoel alsof samen de toestand voor gevorderden is, en alleen de toestand van de onvolmaakten(*). Terwijl ik het net omgekeerd ervaar: alleen is alles zo veel moeilijker dan samen, en ik heb me behoorlijk moeten bekwamen in vanalles en nog wat om het alleen te kunnen redden. Het is natuurlijk ook weer enorm vicieus: alleen zijn maakt dat ik in een soort struggle zit, en dat ik in een soort struggle zit, zorgt ervoor dat er weinig kans is dat ik nu een leuke relatie kan starten op een relaxte wijze.
Tot slot: ik vind samen ook veel natuurlijker dan alleen. Ik blijf naïef geloven dat wij aan elkaar gegeven kunnen zijn, in dit leven. Daar hou ik zelfs koppig aan vast.
(*) Nuance: ik zie bij anderen en mezelf ook dat er momenten zijn in je leven dat er geen ‘ruimte’ is voor een relatie, omdat je zelf te hard bezig bent met bijvoorbeeld iets te verwerken of je plek te vinden of duidelijkheid over iets te krijgen. Bij anderen durf ik dus zeker ook wel zien dat hij of zij niet klaar is voor een relatie, en ook bij mezelf herken ik dat vaak. Op dit moment denk ik ook dat er in mijn leven zeer weinig ruimte is voor iemand anders, hoewel die ruimte snel gecreëerd werd toen ik verliefd werd op de Ondeugdelijke(**).
(**) Na een weekje hardnekkig verdriet, denk ik nu zelden nog aan de Ondeugdelijke. Hij is me eerlijkgezegd nogal tegengevallen tijdens onze laatste ontmoeting. Alsof zijn masker af ging. Wat er achter zat, hoef ik niet zo nodig. Die man heeft zelf nog wat boontjes te doppen.