Heldinnen van 14/16 jaar

In ons leven zijn er twee heldinnen. Eéntje van veertien (al hoop ik stiekem dat die gauw vijftien wordt, misschien even vragen wanneer dat is) en ééntje van zestien.
Ze zijn beiden oppas. Ik moet ze vaker inschakelen dan me lief is (om werk in te halen, naar een afspraak te gaan, rijlessen te nemen, …). Waar ik me dan weer schuldig over voel, alhoewel de kindjes er niet zo veel van maken. Kleuterzoon staat meestal bij het raam te wachten tot de heldin in kwestie aan komt fietsen.

Het is een beetje een zoektocht geweest om tot deze dames te komen. Altijd goed om iemand in het dorp te kennen met een puberdochter die je wel als babysit ziet zitten (en ja, hoor, dat is onze oppas van veertien!), en daar met een kopje koffie de oudere zussen van de vriendinnen te gaan bespreken, telefoonnummers te vergaren en dan ook even te toetsen of de dochter in kwestie zelf ook al mag oppassen, en onder welke voorwaarden (bv wel of niet ’s avonds, tot hoe laat, mag ze met de fiets alleen naar huis want ik kan ze niet brengen, …).

Via de Bond heb ik ook al babysits gevraagd, maar nog nooit een babysit van die kwaliteit gekregen dat ik ze graag eens opnieuw wil vragen.

Wat zijn nu de positieve en negatieve elementen van een oppas? Wat maakt dat ik de dames waar ik het net over had heldinnen noem?

+ De heldinnen brengen speelgoed mee, of een boekje, uit hun eigen collectie. Altijd een topper voor Kleuterzoon, die zich intussen telkens al afvraagt wat het vandaag gaat zijn!

+ De heldinnen ruimen op. Echt, serieus, ik ben een paar keer thuis gekomen waarbij ik met moeite de deur open kreeg, omdat al het speelgoed uit alle bakken gegooid was, en tot aan de voordeur lag. Te midden van het tafereel zat babysit in kwestie – waar ik erg grote verwachtingen van had omdat ze studente geneeskunde was – op haar telefoon te tikken, terwijl de kinderen al twee uur sliepen. Op het aanrecht stond ook alles wat ze uit de kasten had gehaald, liefst met deksel er af of dopje er af. Aaaaarghl!
De heldinnen ruimen op. Vullen de ene box weer en zetten die weg, alvorens er een andere open mag. Je ziet dat er gespeeld is, maar de chaos is binnen de perken. Hoera voor de heldinnen!

+ De heldinnen zijn frisse, montere, lieve dametjes. Ik weet via de buurvrouw dat er wel eens sprake is van puberstreken thuis, maar hier zijn ze netjes, voorkomend, lief. En zien ze alles zitten. Een kind dat alles overgegeven heeft vannacht met risico op recidive? Geen probleem. Een Baby én een Kleuter tegelijk entertainen? Een makkie. (Euh, waarom kan ik het soms niet aan als een veertienjarige er haar hand niet voor omdraait!?)

+ De heldinnen houden zich met de kinderen bezig. Voor zover ik kan inschatten. Ik ben ook wel eens thuis gekomen bij een babysit die Kleuterzoon gewoon de straat op liet rennen terwijl ik mijn draai nam om op de oprit te gaan staan, terwijl ze zelf stond te bellen met haar vriendje met een huilende Babyzoon op haar arm. Het zal vast een momentopname zijn, maar zo iemand komt geen twee keer.

+ De heldinnen geven wisselgeld. Ik wil best naar boven afronden, maar als ik 12 euro moet betalen, een briefje van 20 geef omdat ik niets anders heb en de babysit in kwestie stopt dat weg zonder te vragen of ik acht euro terug wil en zonder te bedanken… (Echt voorgehad!) Tja, dan sta ik minstens versteld. Zo iemand komt ook geen twee keer.

+ De heldinnen eten gezond. Ik zorg dat er wat lekkers in huis is. Vroeger betekende babysitten voor mij ook: chips! cola! Alles wat we thuis niet hadden of mochten! De heldinnen hebben er waarschijnlijk vrije toegang toe thuis, want hier kiezen ze voor een appel, een kopje thee en een glaasje water.

+ De heldinnen zijn flexibel. Een kwartiertje te laat? Afzeggen? Inspringen? Meestal geen probleem. Ik probeer uiteraard wel heel goed te communiceren en alles netjes af te spreken, maar dat ze het ok vinden om wat langer te blijven, wat vroeger te komen, de datum te veranderen of toch te schrappen… Zo fijn.

Wat zou het leven van een (alleenstaande) mama zijn zonder heldinnen?
… En wat zou het leven van de zonen zijn zonder die lieve dames die met veel energie allerlei leuke spelletjes komen doen?

Wat vind jij belangrijk in een babysit? Wat vind jij probleempunten? Heb je ooit iets geks meegemaakt met een babysit? Heb je vaste babysits, of wissel je af? Hebben jullie ervaring met jongens die komen babysitten? Erg benieuwd naar jullie verhalen!

Schuldig, ook al is het tegendeel bewezen

’s Avonds had ik alles klaar gezet. Rugzak. Tas met computer en papieren. Gezonde lunch. Ik had mezelf een espresso gemaakt en me uitgedaagd om na kinderbedtijd nog drie keer 50 minuten te schrijven aan een rapport. Vervolgens had ik nog een machine was uitgehaald en de afwas opgeruimd. Zo, bedtijd. Het zou een nachtje worden, want om 5u30 stond de wekker geprogrammeerd.

Eerst dacht ik dat het door de koffie kwam. Ik bleef woelen, had het ondanks dekens, donzen, kersenpitkussens en later ook Babyzoon, ijskoud. Na een tijdje kon ik niet meer slikken van de keelpijn en niet meer blijven liggen van de oorpijn.

Ziek. Alarm. Wat doen? Me ziek melden? Dafalgan nemen en toch gaan werken? In mijn hoofd vochten verschillende opties. Het vurigste stemmetje vanbinnen was echter dat van het schuldgevoel.

Op een cursus had ik recent geleerd dat mensen zich schuldig voelen om de gekste dingen. Om hun konijn dat alleen thuis blijft als ze gaan werken. Omdat ze hun moeder niet elke dag bellen. Omdat ze niet mee lunchen met de collega’s. Omdat ze de krant niet helemaal uitlezen. (Zie: cursus)

Het hielp om mijn eigen schuldgevoel wat te relativeren. Schuldig omdat de kinderen een keer pannenkoeken als avondeten hadden gehad. Schuldig omdat ik nog niet op een smsje had geantwoord. Schuldig omdat ik de was niet meer heb aangezet. Schuldig omdat ik een gerecht in de oven maak en dat veel energie gebruikt. Schuldig omdat ik de verwarming in de badkamer ’s avonds een beetje laat aanstaan tussen kinderbedtijd en mijn eigen bedtijd. Schuldig omdat ik een rapport nog niet af heb. Schuldig omdat ik te weinig met de kinderen speel. Schuldig omdat ik vaak een babysit moet nemen. Schuldig omdat ik nog niet kan rijden, waardoor we niet veel uitstapjes kunnen doen. Schuldig, omdat we niet zo veel geld hebben waardoor ik niet vaak iets extra voor de kinderen kan kopen. Schuldig als ik iets extra voor mezelf koop. Schuldig omdat ik in het weekend enkel ’s avonds de mails van mijn werk lees. Schuldig omdat mijn werk vast niet voldoet aan de wensen van mijn werkgever.
Nou ja, het moge duidelijk zijn.

En dus ook: schuldig, omdat ik ziek ben. Schuldig omdat het vast mijn eigen schuld was omdat ik gisterenavond te veel had willen (moeten?) doen. Zolang ik lig, gaat het goed. Ik luister naar een luisterboek (Het diner, Koch). Ik slaap. Ik voel me schuldig. Ik denk aan de vergadering die nu begint. En aan de vergadering die uitgesteld moet worden omdat ik er bij moest zijn. En het gesprek met een collega dat ik vanavond zou hebben, met een etentje. Ik denk aan de was en de afwas en het speelgoed op de mat. Ik probeer mijn hoofd op te tillen en merk dat dat toch niet goed gaat dus blijf ik liggen. Ik voel me schuldig omdat dat niet goed gaat. Ik voel me schuldig omdat ik die douche maar blijf uitstellen. Ik voel me schuldig omdat ik niet eens geprobeerd heb te gaan werken met een dosis dafalgan. Ik voel me schuldig dat ik hier lig en niet eens iets nuttigs gedaan krijg.

En ik denk terug aan vroeger. Dat ik thuis vaak probeerde verbergen dat ik ziek was. Ik weet niet waarom. Maar ik herinner me wel dat mijn moeder geërgerd reageerde als ik ziek was. Ze verpleegde me dan wel, maar koeltjes. Toen ik puber was, had ze me een keer gezegd dat ik een aansteller was. Wat ze terug nam toen bleek dat ik een angina had. Ik weet niet goed wat er aan de hand was, destijds. Misschien was ik een kind dat veel aandacht vroeg? Zich erg aanstelde? Misschien hield ze niet zo van toestanden die het normale leventje doorkruisten? Misschien herinner ik me alleen de negatieve dingen en ben ik de keren vergeten dat ze gezellig naast me op bed kwam zitten? Ik vraag me af of daar de kiem ligt voor dat ziekteschuldgevoel. Maar dat maakt verder ook niet zo uit.

Ik neem mijn temperatuur. 34,2°. Heb ik wel vaker gehad, en was telkens een teken van erge uitputting. Ik leg mijn hoofd terug neer. Het schuldgevoel blijft.

Hoe gaat dat bij jullie als jullie ziek zijn? Voelen jullie zich schuldig omdat je dan niet kan werken? Probeer je soms ziek te gaan werken?

En ook: wat is het gekste waar jij je schuldig over voelt?

Nest versus shelter

Uiteraard is ouderschap geen wedstrijd.

Maar vergelijken doen we toch. Een beetje.

Laatst was ik bij Dirk, in zijn shelter-kamertje. Ik zag zijn dagboek liggen, waarin hij beschouwingen over het vaderschap had neergepend. Dat deed hij altijd al. Gedachtes opschrijven, observaties, dingen die hij wou meegeven. En ze dan overschrijven en in een doos stoppen, voor later. (Voor de post over het bezoek, en die over de reflectie daarop, zie bezoek en
gedachten)
Daarnaast is het zo dat hij me recent in een discussie pedagogisch incompetent heeft genoemd. Omdat ik de kinderen soms eens een boterham met choco geef. Omdat ik niet altijd tijd en zin heb om met hen te spelen. Omdat ik soms erg moe ben. Omdat ik soms veel zorgen heb. Omdat ik Babybroer wel eens huilend in bad deed. Omdat ik wel eens tegen Kleuterzoon zeg dat hij me even gerust moet laten.

Dit weekend dacht ik aan die grote woorden over het vaderschap in zijn dagboek, en aan mijn pedagogische incompetentie. Die grote woorden schreef hij trouwens ook over onze relatie. Destijds had ik vaak een gevoel van vervreemding als ik het las. Hij was dan erg lyrisch over mij of over ons, terwijl hij net weer eens dagen van de radar verdwenen was of zich erg ongeïnteresseerd gedroeg naar mij toe. Dat kon ik nooit zo goed rijmen.

Maar goed. Dit weekend dus, en de gedachten. Op verschillende momenten op vrijdagavond en zaterdag stelde ik me voor wat Dirk aan het doen zou zijn, in zijn shelter. En plaatste dat tegenover mijn bezigheden. Uiteraard zijn mijn gedachten over zijn bezigheden louter hypothetisch. Maar ik schrijf ze toch op. Bij deze.

[Vrijdagavond – 20u00 – nest]

Ik ben compleet kapot van de week. Het is erg druk geweest: lange dagen gemaakt, geschipperd tussen kindjes, huishouden en werk. Ik probeer nog wat te doen, maar besluit dan te gaan slapen. Achteraf gezien een goed besluit, aangezien Babybroer tussen 3 en 5 wakker en in feestmodus is. Voor ik naar bed ga, kijk ik bij de jongens en zoen ze zo zacht mogelijk.

[Vrijdagavond – 20u00 – shelter]

Dirk praat wat met zijn mede-sheltergenoten. Hij zoekt echter gauw zijn eigen ruimte op. Daar heeft hij namelijk zeer veel nood aan. Hij steekt kaarsen aan, rolt een sigaret die hij rustig oprookt. Gaat dan op zijn bed liggen om een serie te kijken.

[Zaterdagochtend – 10uOO – nest]

Ik voel me hieperuitgeslapen, doordat ik vroeg naar bed gegaan ben en Babybroer en Kleuterzoon me tot half acht hebben laten slapen. Het feestje van 3 tot 5 was dus maar een klein nachtelijk intermezzo.
De jongens hadden nog even bij mij in bed gespeeld. Plots hoorde ik Kleuterzoon tegen Babybroer zeggen dat er een meisje aan het stuur van het vliegtuig zat, waarna Babybroer onbedaarlijk begon te lachen. Nou, rond gender moet ik de opvoeding nog wat bijsturen. Ik glimlach met mijn ogen dicht. Ik open ze pas als Babybroer een diarree-explosie blijkt te hebben, die dwars door pamper én pyama gaat. Indrukwekkende start van de dag. Kleuterzoon is gelukkig lief en niet ongeduldig, Babybroer gaat rechtstreeks het bad in. Even later draait de wasmachine, is alles opgekuisd, is de zoon schoon en aangekleed.
O-ow, ik ben vergeten brood bakken! Pannenkoeken als ontbijt dan maar. Gelukkig vinden de jongens me helemaal geweldig, ondanks mijn vergetelheid. En geloven ze me als ik zeg dat ik alles kan, ook al hangt de keuken vol rook door de combinatie bakken, serveren, snijden, en lijken de vlinders van siroop die ik moet tekenen op de pannenkoeken eerder op vleermuizen.
Verder verloopt de voormiddag relax. Ik lees de krant in pyama, bij elke zin onderbroken door Babybroer die een boekje komt brengen om te lezen, of Kleuterzoon die een intelligente vraag stelt, genre: ‘hoe doet een schildpad kaka?‘. Als ik zeg dat hij dat maar aan de babysit moet vragen, antwoordt hij dat dat niet kan, omdat de babysit een meisje is. Euh…. *frons*

[Zaterdagochtend – 10uOO – shelter]

Dirk slaapt.

[Zaterdagmiddag – nest]

Omdat ik mijn voorlopig rijbewijs heb en de jongens niet mag meenemen in de auto, komt er een babysit. De jongens zijn dol op haar, en ik trek een sprintje. Door de Colruyt. Door mijn relatief goede nacht ben ik erg besluitvaardig. Vermoeidheid veroorzaakt bij mij telkens een soort twijfelzucht, waardoor ik hopeloos kan staan kniezen en nergens toe kom. Maar daar heb ik geen last van nu, ik mik allerlei dingen in de kar, ben op een mum van tijd bij de kassa alwaar ik dan toch nog een kwartier mag aanschuiven, en achteraf gezien ben ik enkel de tomaten vergeten. Ik race nog langs Aveve, moet met mezelf lachen als ik op de terugweg een houseplaat op studio Brussel loeihard zet om even van het operagekweel bij Klara af te zijn. Ik voel me vrij relax in de auto intussen. Wie had dat ooit gedacht?
Ik kom thuis, betaal en bedank de babysit, knuffel de zonen en haal de boodschappen uit de auto met Babyzoon die zich aan me vastklampt.

[Zaterdagmiddag – shelter]

Dirk rookt twee sigaretten. Hij schrijft wat over zijn vaderschap en is behoorlijk blij met zijn lyrische gedachten. Vervolgens besluit hij een wandelingetje te maken. Wat zou hij eens gaan eten vanavond?

[Zaterdagavond – nest]

Ik ben een soort mens dat geen moeite moet doen om het goed te doen, maar net moeite moet doen om het wat minder dan goed te doen. Uiteraard is goed in deze situatie een zeer begrensd ‘goed’. Andere mama’s zouden hier waarschijnlijk fronsend kijken naar hoe ik bepaalde dingen aanpak, de onopgeruimte hoekjes van het huis en de doeken die nog steeds voor het raam hangen omdat ik er niet toe kom gordijnen te regelen.
Maar een aspect van goed, voor mij, is dat de jongens elke dag vers gemaakt eten krijgen met biogroentjes. Daar heb ik sinds het vertrek van Dirk twee keer tegen gezondigd. Eén keer heb ik ze pannenkoeken als avondeten gegeven, omdat ik de fut noch de tijd had om te koken. En vandaag krijgen ze diepvriespizza. OMG!!! Als ik mijn schuldgevoelens parkeer, merk ik dat het eigenlijk reuze gezellig is. Na het eten ontdek ik wat stukjes pizza onder de stoel van Kleuterzoon. ‘Dat heeft de pizza gedaan,’ zegt hij serieus. Euh, ja, vast wel, joh. Om half zeven begin ik het avondritueel, en ik doe er tot half acht over de jongens in bed te krijgen, maar daarbij ben ik wel twintig minuten gezellig bij Kleuterzoon in bed gaan liggen om samen verhaaltjes te lezen.
Daarna gaat de timer op en zorg ik dat het huis schoon is en de was gedaan. Na dat sprintje, val ik bijna om. Ik ga in bed liggen. Babybroer wordt wakker en kijkt me aan. Ik vertel hem dat ik van hem hou, en dat we reuzegoed gaan slapen vannacht! Hij kijkt met lachende ogen, reikt me zijn knuffel aan, die ik een zoen geef en bij mij pak. Hij grinnikt en steekt zijn handje uit. Knuffel weer bij rechtmatige eigenaar, die een dikke zoen krijgt en aaitjes langs zijn wang tot hij slaapt. Ik loop over van dankbaarheid, sluip toch nog even naar Kleuterzoon, en val dan in een diepe slaap.

[Zaterdagavond – shelter]

Dirk kookt. Misschien wel in een gezamenlijke maaltijd met zijn sheltergenoten. Koken kan hij goed. Het wordt pasta, iedereen geniet. Op tijd gaat hij terug naar zijn kamer. Sigaretje erbij, biertje. Serie.

———

Het is maar een hypothese, dat sheltergedeelte. Maar zoals ik Dirk ken van in het begin van onze relatie toen hij nog alleen woonde, en van tijdens onze relatie, en ook van het bezoek aan zijn shelterkamertje, lijkt het me niet zo’n gek scenario.

Wat wil ik er mee bewijzen?
Dat ik beter ben en hij slechter?

Nee, dat denk ik niet. Ik wil alleen wat perspectief krijgen, voor mezelf.
Als de mooie woorden later uit de doos komen, hoop ik dat de mannekes zich de ochtend nog herinneren waarop we pannenkoeken met vleermuizen aten, in een van rook bedompte keuken.

Misschientjes

Ik heb er een paar drukke dagen opzitten. Lange dagen. Van huis van 6u ’s ochtends tot de volgende dag 22u en de dag er op nog eens van 9 tot 21u. Werk.

Mijn efficiëntie implodeert vandaag. De kindjes zijn op school/op opvang, ik sluip door het huis, zoek alle truien die ik kan vinden, ben zo kouwelijk, heb honger, ik zou wel tien taarten willen eten en vijftien kopjes soep en hete thee en spaghetti met een romige saus. En zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Ik overweeg om tijdens mijn middagpauze naar de chocolatier te rijden en om pizza te bestellen*.

* Die dingen doe ik nooit, echt. Ik heb één keer pizza besteld sinds Dirk het huis uit is, en voel me nog steeds behoorlijke schuldig over het feit dat ik toen 10 euro (oftewel een derde van het weekbudget**) heb besteed aan iets dat vet en ongezond was.

** Over dat weekbudget, zie weekbudget en over die pizza, duidelijk een geval van emo-eten, zie: pizza.

De signalen zijn duidelijk. Energie te kort, ik ben te moe, de laatste dagen hebben te veel van me gevraagd. En hoewel ik nu gewoon flink aan de slag wil, lukt het me niet, waardoor de frustratie groeit, evenredig met de zin in niets doen, pizza en taart eten en me onder een dekentje verstoppen.

Enkele maanden terug was dit de ideale voedingsbodem geweest voor een dip van jewelste, een crisis zonder weerga. Intussen werkt het anders in mijn hoofd. Ik denk meer in perspectief, met dank aan Veerle.
Op een dag, namelijk, zijn Babybroer en Kleuterzoon groot genoeg om een hele nacht door te slapen en zichzelf aan te kleden.
Op een dag, namelijk, zijn de schulden die ik voor Dirk afbetaal, op. En dan is het feest.
Op een dag, namelijk, is het terug lente, en is de wereld wat warmer.

En dan zijn er nog de misschientjes.
Op een dag, misschien, brengen de jongens mij ontbijt op bed. 🙂
Op een dag, misschien, kan ik rustig even de krant lezen terwijl ze spelen.
Op een dag, misschien, moet ik mijn warmte in bed niet meer halen bij drie kersenpitkussens, strategisch verspreid, maar is er misschien wel iemand met armen om in te kruipen.

En tot die dagen komen, is het vandaag ook wel even goed genoeg zoals het is. Zeker als ik dadelijk toch even naar de chocolatier rijd, voor de belachelijke luxe van een klein taartje met bittere chocolade.

Lieveheersbeestje

We liggen in bed, met z’n drietjes. Babyzoon drinkt zijn flesje. Ik probeer mijn ogen open te krijgen.

Moeke,’ vraagt Kleuterzoon. ‘Ik ben een lieveheersbeestje in de klas*, wat ben jij op je werk?

* Zoon refereert aan de stempel die zijn kapstokje en zijn tekeningen sieren, zodat hij zelf zijn spulletjes kan herkennen.

Ik glimlach. Op dit moment voel ik me vooral even iets dat mentaal in een soort winterslaap is :), maar dat heeft met mijn vermoeidheid te maken die weer sterk toeneemt de laatste dagen. In normale omstandigheden ben ik iets dat graag alleen is en alleen werkt, veel rust nodig heeft om te kunnen concentreren, altijd haar uiterste best doet, wat faalangstig en perfectionistisch is. Welk stempeltje zou daar bij kunnen passen?

Ik ben er nog over aan het nadenken, als hij vraagt of we op het werk ook een leeuw hebben. En een haan. En een muis. En een kat.
Ja, hoor, jongen. Dat hebben we allemaal.
En het is nog zo ook.

Hoe gaat dat bij jullie? In wat voor dierentuin bevinden jullie zich? En welk stempeltje zou je jezelf geven?

To have or not to have

desire less

Materialisme

Ik ben absoluut niet materialistisch, denk ik. Ik zorg heel graag goed voor de spullen die ik heb. Het verwerven van nieuwe spullen is voor mij nooit een doel op zich. Het woord ‘shoppen’ alleen al geeft me een beetje een vieze smaak in de mond. En in onze poging zo ecologisch mogelijk te leven, is het consuminderen een centraal begrip, waarbij het hergebruiken van spullen van andere mensen (gekregen of via kringloop) voor ons ‘normaal’ is.

Hard twijfelen en dan maar niets kopen

Door de financiële beperkingen van het leven als alleenstaande moeder, is het soms zelfs moeilijk om geld uit te geven als ik het wel heb en als het mag. Ik kreeg bijvoorbeeld laatst een bon van 30 euro uit de Hema, waarmee ik dan loop te piekeren in de winkel waar ik het best aan uit geef, en dan zo hard twijfel dat ik maar niets koop.

1 t-shirt = 48 wafels

Vroeger op school konden we tijdens de pauze wafeltjes kopen van € 0,25. Mijn zus en ik hadden dan een tijd als grapje dat we alles uitdrukten in aantal wafels. Een t-shirt van H&M kon dan bijvoorbeeld maar liefst 48 wafels waard zijn. Toen was het een grapje, maar nu rekent mijn hoofd spontaan telkens om naar ons weekbudget van ongeveer 30 euro. En het is erg moeilijk een babysit te betalen voor een bedrag waarmee je de koelkast een halve week vult. Of een filmticket voor een derde van het weekbudget. Of een paar tweedehandslaarzen voor bijna het dubbele ervan.

En toch sluipen ze binnen, de spullen

Laatst realiseerde ik me dat een aantal spullen zich bijna ongemerkt in ons huis genesteld hebben, de laatste maanden.
Een overzichtje:

1. Radio! Een tijdje terug heb ik bij de Kringloop een Radio gekocht (lees: verwendag). Het is een prachtig ding, waar ook cd’tjes in kunnen. Hier staat altijd radio Klara op en ik merk nu hoe fijn het is regelmatig nieuws te horen, een goed interview, weersvoorspellingen, culturele weetjes en tips en natuurlijk muziek. Een werkman had de radio eens afgestemd op radio 2, waar ik instant knettergek van werd, en in de auto ben ik een keer naar studio Brussel overgeschakeld, waar ik in volle verbazing naar de enigszins puberale taal luisterde en de beat die het nieuws vergezelde. (Waarom, in godsnaam?) De radio is een echte aanwinst in dit huis. Een gezelschapsdier, een blik op de wereld. Lekkere luxe.

2. Een bed met een glijbaan. Het heeft wat energie en geregel gekost, maar via tweedehands.be heb ik een bed gekocht voor Kleuterzoon. Dat gaf aanleiding tot het updaten van zijn kamertje, wat meubels herschikken, wat opruimen. Een muursticker zou het geheel helemaal afmaken – dat is voor ooit, maar op dit moment is het een leuk kinderkamertje geworden waar Babybroer binnenkort ook naar doorschuift. Geslaagde verandering dus!

3. Het kastje van de huisbaas. Is het jaren 70? I guess so. Het is een kasje met drie lades en een deurtje. Ik heb het op mijn werkkamer gezet, en de stapels papieren die op een andere kast lagen gesorteerd en er een onderkomen in gegeven. Toen was mijn werkkamer zo veel gezelliger geworden, dat ik meteen alles maar even opgeruimd heb en plantjes heb gekocht, voor op het ‘nieuwe’ (gekregen) kastje en op mijn bureau. Een extra lampje maakte het af, en mijn thuiswerkkamer is nu een prinsessenrijkje waar ik ongelooflijk content mee ben. Mijn nest binnen het nest!

4. Tv en DVD. Ik had geen tv. Omdat ik niet wil dat mijn kinderen naar vanalles en nog wat kijken. En ik ook niet. En toen kwam de huisbaas aanzetten met een enorm toestel, nog zo’n grote ‘bak’, omdat hij het zielig vindt dat mijn kinderen opgroeien zonder tv (hij denkt vast dat ik er geen geld voor heb). Ik ben niet erg assertief, dus heb ik het onding aangenomen. Uiteindelijk heb ik het boven gezet, en er een dvd-speler aan gekoppeld van vrienden. Ik heb besloten geen aansluiting te nemen, maar in de bib hebben ze een goede collectie dvd’s. Dus kijk ik af en toe een film, mag Kleuterzoon af en toe naar opa Pettson kijken, en Babybroer soms naar Tik Tak. Soms zet ik het ding in om Kleuterzoon even rust te gunnen tijdens het spitsuur hier in huis, en eigenlijk kan het precies geen kwaad. Hij heeft er alleszins nog geen vierkante ogen van gekregen.
(Vraag: hebben jullie tips voor ‘betere’ films die toch niet ongelooflijk dramatisch of intriest zijn? Of leuke slimme grappige films? Laat het me horen!)

5. Kleedjes, lakens, … Via lezers van dit blog, hebben we het geluk gehad kleedjes te krijgen voor de jongens, dvd’tjes van TikTak en Bumba, leuke boekjes, donsovertrekken, een dons, leuk kinderservies, … Allemaal dingen die het leven een pak makkelijker en leuker maken, en waar wij innig tevreden mee zijn. Zo veel dank!

6. Een krantenabonnement en een tablet. *slik, dit is een moeilijke* Ik weet niet hoe het komt, ik heb gezondigd tegen al mijn eigen regels. Ik heb een abonnement op De Standaard gekocht MET tablet. Het leek me zo fijn elke vrijdag en zaterdag gewoon maar naar de brievenbus te moeten lopen, in plaats van iedereen aan te kleden en naar de krantenwinkel te fietsen, vijf kilometer verder op, met de bakfiets, door weer en wind. Dus nam ik een abonnement en liet ik me verleiden door de versie met tablet, nadat ik uitgerekend had dat ik nog steeds 200 euro goedkoper uitkwam na 2 jaar dan als ik afzonderlijk een tablet en elke vrijdag en zaterdag de krant had gekocht. Maar – en dat is het schaamrood punt – ik heb helemaal geen tablet nodig. Het ding kwam toe, in een prachtig doosje. Het voelde als luxe, ik configureerde het, en dacht toen: euh, wat ga ik er eens mee doen? Dus daar ligt het, op de kast. Werkloos. Ongeveer. Ik heb ontdekt dat Kleuterzoon er mee kan werken, dat doen ze blijkbaar op school. En ik heb op mijn to do lijstje geschreven dat ik leuke leerrijke apps moet zoeken voor hem, maar pfoe, dat is weer een to do-tje erbij.
(Vraag: welke leerrijke apps hebben jullie voor kinderen? En welke apps maken jullie leven makkelijker en zou je niet meer kunnen missen?)

Luxe!

Wat ik bij al deze verworven spullen heb ontdekt, is dat dingen soms gewoon naar je toe komen. Ongevraagd, maar heel welkom. Het is vast heel zweverig van me, maar soms krijg ik zelfs een beetje het gevoel dat ik er op mag vertrouwen dat wat ik nodig heb, op mijn pad komt.

Een gekregen tv, een Kringloop-radio, een stapel tweedehandskleedjes, een oud kastje. Verschillenden van mijn vroegere vrienden zouden er een beetje schamper naar gekeken hebben. Ik voel me de koningin te rijk, alsof we met ons drietjes baden in de luxe. En zelfs al ben ik wat van mijn eigen regels afgeweken, ik ga er nog steeds heel bewust en zorgzaam mee om. Dat is ook wat, toch?

Niet lullen, maar poetsen

Met de glimlach! Haha.

Met de glimlach! Haha.

Een tijdje terug was ik op bezoek bij lieve vrienden van me, waarvan de twee kinderen op ’t unief zitten. Ik had hen al een poosje niet meer gezien, en moest dus helaas updaten over de relatiebreuk en mijn nieuwe status als alleenstaande moeder. Marianne, de vrouw van het koppel, zei: ‘Maar het valt toch best mee, als ze naar school en naar de opvang gaan, heel de week?‘.

Nee,’ dacht ik. Maar ik had er geen argumenten voor. De opmerking bleef hangen. Ik voelde me een beetje een mislukkeling, en dacht dat ik – mits wat moed en goede organisatie – wel ‘beter’ zou kunnen. Zoals ze in Nederland zeggen: ‘Niet lullen maar poetsen‘. Stoppen met miepen, inzien dat het allemaal wel meevalt, en doorgaan dus. Kom op zeg, de kinderen zitten op school en in de opvang, dus ik kan werken en moet enkel ’s ochtends en ’s avonds wat energie in ze steken. Toch?

Net viste ik Babyzoon vanuit een plas braaksel die jammer genoeg niet enkel zijn bed, de grond, maar ook mijn bed had besmeurd. Ik keek even terug naar de week, en besloot: ‘Het valt gewoon niet mee. Punt.’

Kijk even mee.

Maandag
Ik moet vandaag werken bij onze Noorderburen, en ga om iets na zes de deur uit met zoals telkens pijn in mijn hart. De dag zit vol, met vergaderingen, afspraken, collega’s die even langslopen want het is de eerste dag sinds Kerst dat ik daar ben. Om 18u30 neem ik een kleine pauze om iets te eten. Het zakje fruit dat ik mee had genomen om gezonde pauzes te nemen, staat dan nog onaangeroerd naast mijn computer. Na het eten ga ik door. Om 21u45 schrik ik als omgeroepen wordt dat het gebouw gaat sluiten. Verdorie toch. Ik pak mijn spullen bij elkaar, en kom om 23u bij mijn logeeradres aan. Ik lees nog een verhaaltje uit ‘Broere’ van Bart Moeyaert, en val dan in slaap.

Dinsdag
Om kwart voor acht ben ik aan het gebouw waar ik moet werken. Het is officieel pas om 8 uur open, maar ik weet dat je meestal ook vroeger binnen kan. Ik heb pas ’s middags overleg, dus kan ik in de voormiddag goed doorwerken. Na het overleg van ’s middags heb ik een waslijst nieuwe taken die ik verwerk en inplan door middel van mijn Getting Things Done-systeem. Ik probeer de dingen die me niet veel tijd kosten, zoals informatie opvragen of iets opzoeken, meteen te doen in plaats van in te plannen. Op de trein naar huis werk ik door. Het laatste stukje van de reis doe ik met de auto, en om 21u stap ik het huis binnen. Waar Dirk en en fikse discussie op me wachten. Ik merk tijdens het gesprek dat ik strijdvaardig ben, ik sta recht voor hem, stevig op beide benen, kijk hem recht aan en verpink niet als hij me een slechte moeder noemt. Mijn argumentaties zijn helder en ik drijf hem een paar keer in het nauw met vragen die ik stel, opmerkingen die ik maak, of argumenten van hem die ik doorprik. Om 22u30 gaat hij, godzijdank. Ik merk plots dat ik honger heb. Hm, vergeten eten vanavond. Ik warm iets op, eet, en kruip in bed.

Woensdag
De nacht was vrij goed. Babyzoon was maar twee keer kort wakker, en ’s ochtends haalden we zes uur. Als de jongens op school en in de opvang zijn, begin ik te werken. Om 12u sta ik weer aan de schoolpoort. Ik bak pannenkoeken met Kleuterzoon, we eten, en ik werk nog even verder. Om 14u komt de babysit, die bij Kleuterzoon blijft terwijl ik Babyzoon ophaal en boodschappen doe. Dan kan ik met de gewone fiets in plaats van de bakfiets, ben ik sneller en moet Kleuterzoon niet mee de koude in. Bovendien heeft hij dan even privé-aandacht! Babyzoon huilt op de fiets van de kou, ondanks sjaal, muts, warm jasje en handschoenen. Als we thuis komen met de boodschappen, zitten de babysit en Kleuterzoon onder een dekentje boekjes te lezen. Mooi! Ik eet fruit met de jongens, en daar komt Staf. Hij komt het bed van Kleuterzoon maken. Babyzoon is heel huilerig, dus ik maak (zelfgemaakte) pizza en een slaatje met hem op mijn arm. Na het eten moet er nog wat aan het bed getimmerd worden, dus Kleuterzoon ligt er later in dan anders. Op het moment dat hij moet gaan slapen, barst hij in tranen uit. Hij wil niet in het nieuwe bed, hij wil zijn oude bedje. Ik geef toe, wil er geen druk op zetten. Even later plof ik naast Staf op de bank, we drinken koffie en hij vertrekt. Ik check de e-mails voor het werk nog eens, regel nog wat dringende zaken, ruim het huis op, zet de rugzakjes klaar, leg de kleedjes op de verwarming, haal de wasmachine leeg en vul een nieuwe. Om 23u30 lig ik in bed, wat opgedraaid van de dag.
Om 4u huilt Kleuterzoon, hysterisch. De emoties rond het nieuwe bed waren hem wat te veel. Hij wil bij mij slapen. Ik maan hem aan om stil te zijn voor Babyzoon. Kleuterzoon valt na een half uurtje terug in slaap, en hij snurkt. Ik probeer hem een paar keer te draaien in de hoop dat het beter wordt, en geef uiteindelijk mijn ambitie om nog te slapen op. Om 6u is Babyzoon wakker. Dan is het donderdag.

Donderdag
We komen te laat op school, omdat ik te moe ben om efficiënt te zijn, ondanks de goede voorbereidingen van de dag tevoren. Morgen beter, neem ik me voor. De werkdag gaat voorspoedig, al kom ik door allerlei regelwerk wat altijd erg banaal lijkt maar dringend is, niet aan mijn meer belangrijke taken toe. De mailtjes vliegen over en weer, maar op het einde van de dag heb ik o.a. de eerste voorbereidingen voor een studiedag getroffen. Ik haal Babyzoon op, en dan Kleuterzoon. Om 17u zijn we thuis, wat betekent dat ik vanavond nog wat werkuren moet presteren. De jongens zijn beiden in een rothumeur. We eten fruit, ik zet ze in bad, vervolgens kook ik, we eten en ze gaan slapen. Als ik om 18u15 kan beginnen met de avondritueeltjes, liggen ze er om 19u in. Maar vandaag lukt het niet, we geraken achter op schema. Ik lees het verhaaltje voor Kleuterzoon met hem in zijn nieuw bed, waarop hij besluit daar te slapen. Oef, een overwinning geboekt! Na bedtijd, zet ik mijn timer op drie kwartier: een kwartier voor het opruimen, een kwartier voor de was, een kwartier voor een extra taakje. Vervolgens vul ik de broodmachine, zet ik de rugzakjes klaar, leg ik de kleding klaar voor vrijdag, bereid ik het ontbijt voor. Het is 21u30 als ik aan mijn bureau ga zitten en de pc terug start. Als ik om 23u30 in bed wil kruipen, smst een vriend met de vraag of we even kunnen bellen, hij heeft slecht nieuws gekregen. Ik praat nog twintig minuten met hem, en ga naar bed. De nacht is woelig. Babyzoon heeft was hoestbuien.

Vrijdag
We zijn op tijd op school. Jihaa! Verder gaat de dag snel: werken, over de middag soep en de krant, met de timer strikt op 20 minuten. Dan verder… Ik haal de jongens op en zorg dat we om 16u30 thuis zijn, omdat Piet o.a. lakentjes komt brengen voor het nieuwe bed van Kleuterzoon. De zonen zijn in vrijdagavondhumeur (ze zijn moe!), dus het kopje koffie met Piet is gezellig, doch enigszins verstoord door kinderstreken. Ik ben erg dankbaar om de mooie dingen die we mogen gebruiken: kinderservies, donsovertrekken, een dons, een matrasbeschermer, hoeslakens, en heerlijke zelfgemaakte confituur! Wow, lucky us!
We eten spaghetti, en om kwart over zeven heb ik de mannekes in bed. Vanavond is het huishoudinhaalavond, want ik heb wat achterstand met strijken en stofzuigen. Ik zet er flink de pas in, want om 21u komt er een vriendin thee drinken. Tijdens ons gesprek, wordt Babyzoon een aantal keer wakker. Dat belooft voor de nacht. En inderdaad, door hoestbuien die heel de nacht doorgaan, doen hij noch ik een oog dicht. Ik voel me geradbraakt, ben erg geïrriteerd ten opzichte van hem rond 3u ’s nachts, en moet me inhouden om niet boos te worden. Om 5u heb ik weer mijn negatieve spiraal-gedachten, die meestal gaan over de onmogelijkheid van functioneren zoals ik het wil, in de gegeven omstandigheden. Ik slaag er in niet in die gedachten te blijven hangen.

Zaterdag
De dag schiet niet erg op. Ik zou in de late namiddag naar een vriendin gaan om mee te vergaderen over haar trouw, aangezien ik getuige ben, maar ik twijfel omdat ik geen minuut heb geslapen vannacht. Na mijn derde kop koffie kom ik wat boven water. Het duurt tot de middag vooraleer ik het georganiseerd krijg dat iedereen aangekleed is en het ontbijt afgeruimd wordt. Ik voel me erg misselijk door de vermoeidheid, en ben kouwelijk. Babyzoon slaapt slecht een half uurtje, omdat hij weer hoestbuien heeft. Streep door mijn rekening! Ik besluit toch naar de vriendin te gaan, en rijd voor het eerste over de Brusselse en Antwerpse ring. Het is een gezellig weerzien. Op de terugweg geraak ik in paniek op de Antwerpse ring, verdorie. Het is een heftige ervaring, waar ik fysiek en mentaal even van onder de indruk ben.
Om 23 kruip ik in bed, en smeek Babyzoon in gedachten om vannacht gewoon goed te slapen.

Zondag
6u30. Ik word wakker van Babyzoon die vrolijk tatert. Ik voel me herboren na een goede nacht. Vandaag ontbijten we samen met een vriendin met kindje, en gaan we met een andere vriendin naar het museum. Babyzoon eet heel de dag amper, hij weigert ook zijn flesje en heeft enkele keren diarree. Het had een teken aan de wand moeten zijn.
Na kinderbedtijd, heb ik weer een huishoudinhaalslag te maken. Ik zet mijn timer op 60 minuten, begin met de afwas, doe daarna het afval, sorteer het speelgoed, en stofzuig. Als ik de strijkmand aan het vullen ben en het strijkijzer klaar neem, hoor ik Babyzoon huilen. Ik vis hem uit een plas braaksel. Het half uur daarna gaat op aan kind kalmeren, lakens afhalen, kind omkleden en wassen, kind te drinken geven, bedje terug opmaken, vloer poetsen, wasmachine vullen, kind te slapen leggen. Ik bel naar Dirk om te checken of ik voor morgen hulp kan verwachten, want ik moet werken en weet niet of Babyzoon naar de opvang kan. Nee, geen hulp te verwachten. Ik kan er niet aan doen dat ik wat bijtend zeg dat ik vast erg pedagogisch incompetent ben, maar dat ik er wel ben voor mijn kind als het mij nodig heeft. Ik leg zelf de telefoon in, woest. Mijn hoofd maalt. Hopen dat hij morgen beter is en hem wel wegbrengen? Hoe ga ik dat toetsen? Als hij eten kan binnen houden? … Ik ben zelf plots ook erg misselijk, waardoor ik bang word dat ik ook ziek ben. Ik denk aan Marianne en haar opmerking, tik dit stukje. Het valt gewoon niet mee. Of het is alleszins toch meer dan een kwestie van moed en organisatie. En dan denk ik: ‘Niet lullen, maar poetsen‘. Strijken in dit geval. En dan bedtijd. Het wordt vast een nacht vol verrassingen.

Prinses heeft een paniekaanval

De processie van Echternach
… Maar dan met een bolide

Het leren autorijden is een verhaal van lange adem bij mij. Mijn laatste rijles een maand geleden, is geëindigd in een discussie van een uur met de rij-instructeur, of het dus al dan niet verantwoord was om mij met een voorlopig rijbewijs (18 maanden) de weg op te sturen. De Frits, want zo heet de rij-instructeur, heeft het me uiteindelijk gegeven, mompelend dat hij daar zijn licentie voor kon kwijt geraken. En bij het afscheid keek hij me smekend aan, en zei: ‘Gebruik het niet, gebruik het alsjeblieft niet.’

Nu, ik ben niet bepaald onbezonnen, ik ben een moeder van twee. Ik heb hem ook niet proberen overtuigen, maar ik heb hem wel om argumenten gevraagd waarom ik geen rijbewijs zou krijgen. En die had hij niet. Daar kon ik niet goed tegen. Het leek op een subjectieve beslissing, op willekeur. Hij kon me niet vertellen wat ik anders moest doen om het voorlopig rijbewijs wel te krijgen. Dus kreeg ik het, after all.

Grenzen verleggen
aan 95 per uur op de rechterrijstrook

Sindsdien tuf ik rond in mijn oude, gekregen bolide. In het dorp hier en de omgeving. Naar de Colruyt en terug (o, wat geweldig dat dat geen bakfietsaangelegenheid meer is!). Op secundaire wegen. Bij dat laatste viel me al meteen op dat ik makkelijk een uur doe over een ritje van pakweg 30 kilometer. En dat triggerde het verlangen om de autostrade te leren gebruiken, wat me lukte, en bij uitbreiding: de Brusselse en Antwerpse ring.

En dat heb ik vandaag gedaan. Na een slapeloze nacht doordat Babybroer gehoest heeft van 21u ’s avonds tot 6u ’s ochtends. Met braken van het hoesten en al.

De heenweg ging goed. Het was namiddag, de zon scheen. Ik kon alles vrij goed overzien. Ik was ‘die irritante’ die 95 bleef rijden op de rechterrijstrook, maar hee, dat is perfect reglementair. Euh, toch?

Rauwe paniek
Over een olifant die zich nestelt op je borst

Tegen de terugweg had ik opgekeken. Het zou donker zijn, en daar maakte ik me zorgen over. Ik reed richting Antwerpse ring, en toen ik de laatste afrit voor de ring gepasseerd was, en wist dat de enige optie nu was er overheen te rijden, kreeg ik een kanjer van een paniekaanval. Ik ben niet iemand die paniekaanvallen heeft, ik heb geen angststoornis ofzo. Maar het is met een paniekaanval als met een wee: het is je onbekend, je kan je niet voorstellen wat het is, maar je weet dat je er één hebt als je er één hebt. Man, man. Heel mijn lichaam verstijfde, het was alsof er een olifant op mijn borst zat, ik kon niet meer ademen en het leek alsof ik ging braken. Mijn waarneming werd een soort ‘tunnel’-zicht, wat het gevoel in paniek te zijn terug voedde. En toen ik het gevoel had uit elkaar te zullen spatten van angst, werd ik zo slap als een doek. Maar: ik reed gewoon door. Omdat er geen andere optie was.

Wat vreemd was, is dat ik niet aan mijn kinderen dacht op dat moment. Er was gewoon alleen maar angst, van het rauwe soort.

Thuiskomen op de noordpool
en beseffen dat je zelf je olifanten de baas moet worden

En net kwam ik thuis. De verhouding tussen mij en Dirk heeft op dit moment een noordpool-karakter, omdat ik hem uitgelachen heb toen hij mij pedagogisch incapabel noemde als moeder en hem verteld heb wat ik op dit moment echt van hem denk. Maar ik kwam dus thuis. En ik dacht: ‘ik ben nu al zo veel sterk geweest. Nu wil ik even in elkaar zakken en dat iemand me dan gewoon even vast houdt.’. Maar ik zakte niet in elkaar, en niemand hield me even vast. Ik liet Dirk uit, en deed verder. Met sterk zijn. Al zie ik in de spiegel dat elke tint kleur uit mijn gezicht verdwenen is. En naast de gewaarwording van een paniekaanval vandaag, heb ik dus ook de gewaarwording van het missen van een partner. Niet Dirk, maar iemand waar wat warmte te halen valt. Iemand om even tegen aan te schurken. Iemand waar je niet sterk bij moet zijn. Iemand die vertrouwd voelt. Een drama is het allemaal niet, en ik ben niet triest ofzo. Ik neem het waar, de paniek en de behoefte aan twee armen. En beiden verrassen me.
Op een gegeven moment in de auto vroeg ik me wat klagerig af waarom ik alleen door die paniekervaring moest. En toen bedacht ik dat dat vast volwassen zijn is. En dat de inzet is van heel de levenscrisis die ik nu doormaak: dat mijn eigen neiging op anderen te steunen vervangen wordt door de ervaring dat ik het zelf doe en zelf kan, er sowieso zelf doorheen moet. De kinderen opvoeden. Werken. Het huishouden. De Antwerpse ring. Een belangrijke vergadering. Er is geen partner meer om naar te bellen en te vertellen hoe bang ik ben. Ik moet mijn rug rechten, die olifant wegjagen, en het gewoon doen. En blijkbaar lukt dat. Aan 95 per uur, en voor de zekerheid toch maar op de rechterrijstrook.

Nou, Babyzoon. Ik heb een volledige nacht slaap verdiend. Wat denk jij ervan?

Visite aan Dirk: gedachten

stress

Twee dagen geleden postte ik een brief aan Dirk. De ex. Daarin beschreef ik een bezoekje dat ik bracht, aan zijn shelter-kamertje.

Op het moment dat ik dat schreef, was het puur een beschrijving. Het was bevreemdend geweest daar te zijn, ik had mijn indrukken en herinneringen neergeschreven, maar er verder niet op gereflecteerd.

Intussen heb ik er wat meer gedachten over.

Zoals: wat een innerlijke puinhoop moet er bestaan in Dirk, dat hij dat leven verkiest, boven zijn plek als vader en man hier. Het leek een beetje alsof ik op bezoek was op een studentenkamer, maar dan bij een man van veertig. Een man van veertig, omringd door zijn schamele bezittingen. Wat boeken, een babysok, achterstallige rekeningen.

Een dier, teruggetrokken in zijn hol. Een hol van vier op drie. Een plek waar niemand iets van je verwacht.

Man, vrouw, kamer met bed. Ik verkoos instinctief niet op het bed of op de enige stoel te gaan zitten, en nam de vensterbank. Tijdens het bezoek was er geen enkel moment waarop ik een verlangen voelde.

Wat zou er gebeurd zijn als ik had gezegd: ‘kom, Dirk, ophouden met deze onzin. Pak je spulletjes in, we gaan naar huis‘? Maar dat heb ik niet gezegd. Dat zal ik ook niet meer zeggen, want het is klaar tussen ons.

Ik realiseerde me hoeveel lege tijd hij daar doorbrengt, aangezien hij zelden werkt.
Wat doet hij dan heel de dag? Roken? Lezen? Schrijven? Wat een contrast met mijn tijd die zo vol zit, dat ik er soms alleen maar bij ga zitten om er naar te kijken. Ik ben zo vaak zo overweldigd door alles wat ik moet, dat ik maar niets meer doe.

En de kern van mijn probleem werd me erg duidelijk in dat kamertje. Hij slaagt er niet in zijn leven op orde te hebben. Zijnde: verantwoordelijkheid op te nemen, te doen wat van hem verwacht wordt, rekeningen te betalen, te werken, voor zichzelf te zorgen op een iets hoger niveau dan het doorkomen van lege dagen. Hij slaagt er wel in een tijdje lang de schijn op te houden dat hij dat wil en kan, maar wezenlijk kan hij het niet.
Toen hij bij ons was, heeft hij met dat onvermogen mijn vermogen om het leven op orde te hebben, voor mezelf, voor de kinderen, behoorlijk op de proef gesteld. Met destructieve gevolgen, financieel, emotioneel, praktisch. Ik voel mezelf vaak een zwakkeling. Dat ik hem geloofd heb, dat hij zo veel kansen heeft gekregen, dat ik hem niet op de rails kreeg, dat ik noch ons gezin, noch onze relatie in stand heb kunnen houden. Na het bezoek aan het kamertje, begint het me te dagen dat ik misschien wel behoorlijk lang stand heb gehouden en dat het veel erger had kunnen zijn, als ik me niet ongelooflijk schrap had gezet en als ik geen oplossingen had gezocht voor al onze problemen.

Nu zit hij daar, in dat kamertje. En hij denkt dat hij binnenkort een baantje heeft, en een eigen plek, en dat hij dan vader kan zijn op die eigen plek.

De schrik slaat me om het hart. Want ik zie een man die geen thuis kan bouwen, geen rekeningen kan betalen, geen druk aan kan, geen verwachtingen kan inlossen. En die man ziet niet in dat hij zo geen vader kan zijn. Integendeel: hij schat zijn ouderschap hoger in dan het mijne. Hij vindt zichzelf een leuke vader, en mij een moeder die de kinderen te vaak choco geeft om van hun gezeur af te zijn.

En wat kan ik doen? Naar de rechter? Hij is alleen maar ongeregeld, hij heeft alleen maar schulden. Als je het mooi zou verwoorden is het enkel maar een soort bohémien. Hij is noch drugsverslaafd, noch pedofiel. Ik geloof niet dat een rechter een reden ziet om vaderschap aan banden te leggen. Integendeel: één van de advocaten waarmee ik sprak zei dat het feit dat ik wel voltijds werk en dus minder tijd heb, en hij weigert te werken en meer tijd heeft, in mijn nadeel zou kunnen werken bij een juridisch treffen. Ik kreeg een bittere smaak in mijn mond.

Naar de bemiddelaar? Hoe ga ik afdwingen dat hij een echte thuis creëert? Hij is er immers niet toe in staat.

Wachten, niets doen?

Ik weet het niet. En ik voel op deze schouders het gewicht drukken. Het gewicht van het draaiend houden van ons eigen circus hier – met werk, kindjes, rekeningen, huishouden, … – en het gewicht van het begeleiden van hem in zijn vaderrol op dit moment, waarbij mijn huis, mijn auto enzovoort gebruikt worden, en waarbij ik de hele context schep (kleedjes, eten, opvang, …) zodat hij twee daagjes per week kan ‘vaderen’ in mijn huis. En er is het gewicht van het kijken op langere termijn, en het zoeken naar bescherming. Voor alle partijen. Kunnen schouders breken?

En dat maakt dat deze situatie anders is dan bepaalde andere echtscheidingen, waarbij twee volwaardige ouders in het gedrang zijn, die strijden om tijd met hun kinderen, of in het beste geval samen een goede regeling uitwerken, uiteraard zelden zonder intense hartenpijn. Ik heb het gevoel ouder te zijn van twee kinderen en verantwoordelijk voor twee volwassenen, mezelf en Dirk. Waarbij Dirk een soort probleemkind is waar ik geen vat op krijg.

En onder het gewicht van die zorgen, kreun ik. En héél even heb ik begrip voor mezelf, dat het allemaal niet helemaal gaat zoals ik het wil. Dat er veel werk blijft liggen. Dat ik me moeilijk kan concentreren. Dat ik moe ben.

Tussendoortje: artikel in psychologies magazine

Een tijdje terug kreeg ik de vraag van een journaliste of ik wou meewerken aan een stuk voor psychologies magazine, over persoonlijke blogs. Want eigenlijk is het toch best eigenaardig: je zielenroerselen op het internet gooien en toelaten dat onbekenden het lezen…!

Ik beantwoordde netjes haar vragen, en vandaag kreeg ik dit linkje toegestuurd: http://www.psychologies.be/nl/_/samenleven/maatschappij/ik-blog-jij-blogt-iedereen-blogt-r2070?category=85.
Dat ik naast mijn grote idool uit de blogwereld word geciteerd (Kelly van talesfromthecrib!) was leuk om te zien ;).

Naar aanleiding van de vragen die de journaliste had gestuurd, tikte ik zelf eens een stukje over waarom ik blog. Dat kan je hier terug vinden: waarom ik blog.