Morgen maken we er weer een stomme dag van

En dan breekt mijn hart, als je van uit je bedje roept: ‘ga je dan morgen met me spelen?’.

Vier ben je intussen. Vier trotse vingertjes. Maar eerlijk gezegd, is het niet makkelijk. Je bent zo vaak zo boos, je bent zo zelden tevreden. Als je iets hebt gekregen, een snoepje, een filmpje op youtube, een uitstapje, wil je altijd meer en lijk je nooit blij. Eten gaat moeilijk, het is elke dag een strijd.

En ik snap het wel. Je hebt wat meegemaakt en dat is niet fijn. En ik wil alles doen om de schade daarvan te beperken. Maar als ik terug kijk, zie ik dat het vanaf nacht één niet makkelijk was. Als baby heb je uren gehuild per dag, uren. Er was altijd onrust, je was zelden tevreden. Je was al lang twee toen je eens een nachtje door sliep. Daarvoor werd je minstens elke twee uur wakker, daarna meestal enkele keren per nacht. In de draagdoek was het wel eens goed, en ik heb je uren gedragen. ‘Hij heeft onrust,’ hoorde ik mezelf zeggen tegen mensen. En dat had je, onrust. Dat heb je nog steeds.

Toen Babybroer op komst was, ging ik er vanuit dat de hel weer ging beginnen. Maar hij was rustig, blij, sliep veel, lachte, speelt alleen. Nachten duren van 19u30 tot 5. Of 6 als ik geluk heb. Hij vindt het fijn in de opvang. Het gaat goed.

Pas door Babybroer ben ik me gaan realiseren hoe moeilijk jij het moet hebben, met die onrust vanbinnen. Stiekem maakte me dat ook wel kwaad. Waarom kon jij ook niet zo makkelijk geweest zijn? Ik heb momenten gehad dat ik totaal aan de grond zat, naar het werk moest bellen omdat ik op was, totaal uitgeput, van maandenlang geen nacht door te slapen, van al die zorgen, van intensief zorgen voor een kind dat je nooit tevreden krijgt. Ik heb mijn ouders midden in de nacht moeten bellen omdat ik het gewoon niet meer kon verdragen, ik werd gek. Ik heb het nooit gedaan, hoop dat ik er niet toe in staat was geweest, maar bij momenten heb ik heel goed begrepen dat sommige mensen door het lint gaan en hun baby iets aan doen. Op die momenten was de raad die ik bij K&G had gelezen goud waard: leg je baby op een veilige plek en ga naar buiten. Eén keer heb ik tegen je geroepen, en toen heb ik nog harder gehuild dan jij. Maar af en toe moest ik dus even aan de achterdeur gaan staan, verscheurd van de schuld omdat ik je alleen liet, al ging het maar om minuten. Maar het moest. Even.

En toen jij vanavond riep, en vroeg of ik morgen met je ga spelen, kromp mijn hart. Ik heb het gevoel dat ik HEEL de dag met je bezig ben, HEEL de dag. Dat ik niet aan Babybroer toe kom, niet aan het huishouden, niet aan mezelf. Ik ben ’s avonds meestal door en door kapot na zo’n dag met jullie twee thuis. En leeg. Maar eigenlijk, als ik heel eerlijk ben, speel ik bijna nooit met je. En dat realiseerde ik me net. Ik probeer heel de dag alles in de hand te houden, de boze buien te pareren, richtlijnen te geven, grenzen te stellen. Soms verzin ik een activiteit die we samen doen, zoals cakejes bakken of naar toneel gaan, of winkelen of fietsen. Maar dat zijn altijd dingen die ik kies, en niet jij.

Broer, Grote Broer. Morgen gaan we spelen samen. Ik beloof het. Ik hoop dat het me lukt er elke dag even tijd voor te maken, al is het maar een kwartiertje. Het spijt me dat ik het nu pas zie.

Slaap zacht, ventje. Morgen maken we er weer een stomme dag van. (En nu moet jij roepen: nee, een leuke!)

plan (h)ART, linguine & een kwartier op de bank

 

Koffie

Terugblikken op een week waarin…

… ik een Italiaans koffieding heb gekocht van een formaat iets groter dan een babysok. Gedaan met meer koffie (zijn kopje) weg te gieten dan te drinken. Besparing van koffie en water, maar misschien vooral een symbool van aanvaarding van mijn nieuwe staat ;).

… ik plots tranen met tuiten zat te huilen bij meneer pastoor. Ik wil Babyzoon laten dopen. Het gebeurt volgende week. Het eerste voorbeeldboekje had een tekst van een geëngageerde papa op bladzijde één. En daar zat ik, te snikken. Gênant. Ik hik er zo tegen op dat ik ongeveer nog ALLES moet doen, zijnde: tekst, boekje, doopkaars, uitnodigingen, huis opruimen, eten plannen, boodschappen, poetsen, mooie kleding voor zonen, … Het enige dat er al is: een nieuwe jurk voor mijzelf :). Gekregen van mijn moeder, als oppepper. Als ik volgende zondag tranen met tuiten huil, zal het tenminste in een nieuwe, fuchsia jurk zijn:

http://www.houseofdots.nl/index1.php/summerdresses/sophia-raspberry.html?SID=ea5dfb635b329dc1d3b025919189ff1a

… ik het aanbod van de cultuurcentra in de buurt eindelijk eens heb bekeken, bedacht dat het niet voor alleenstaande moeders verzonnen is allemaal (14 euro voor een ticket, beseffen die dat daar minstens 12 euro babysit bij komt!?). En ik heb een soortement plan bedacht om een man te zoeken om mee naar het toneel/een tentoonstelling/de film/… te gaan, plan (H)ART. 🙂 Nu nog twijfelen of ik het ga uitvoeren, want het plan heeft wat Amélie Poulain-allures en ik weet niet of dat in het echte leven werkt :).

… waarin Babyzoon plots alleen stond. Alleen. Verdorie, jongen, je moet nog tien maanden worden.

… waarin Kleuterzoon gevorderde kleuterkuren tentoon spreidde, maar ook een heel mooie krab gemaakt had van plasticine.

… waarin ik de linguine van de site van Dille & Kamille eindelijk getest heb, compleet met olijvencrème en al. Geweldig. Met zus. Ook geweldig.

… waarin ik een kwartier op de bank heb gezeten met een youtubefilmpje van LuckyTV wat ik heerlijk vond. En toen heb ik me afgevraagd waarom ik een bank heb, aangezien ik er maar een kwartier per drie maanden in zit, en de bank verder lijkt te dienen voor mijn kinderen om er hun neus aan af te vegen. Eén van mijn principes is trouwens: ga NOOIT op een bank zitten bij een jong gezin. Je weet zo dat daar in gekotst wordt, melk gemorst, in tijden van potjestraining geplast of erger, dat je op de koekjeskruimels zit en op het zand dat uit haren van kleuters is gevallen. En als de ouders van het gezin in kwestie nog één van hun kinderen bij zich op de kamer hebben, is de bank ook de seksplek. Gegarandeerd(tenzij ze een heel slecht slapertje hebben of de knip niet goed geneest ;)) . Dus: een stoel is prima, beter voor de rug. Geloof me, zo’n smoesje moet je achter de hand houden.

… waarin ik me veel vragen stel over ijkpunten in het leven, over wat nog absoluut is behalve de liefde voor de kinderen. Bijvoorbeeld samen zijn met iemand, een man hebben lijkt zo’n ideaal, maar ik ken eigenlijk geen enkel koppel waarmee ik zou willen ruilen, dus misschien valt dat ideaal al bij al nog mee en moet ik maar eens maar wat gaan maken van mijn single status dan een beetje verlangend naar de overkant te kijken.

… waarin ik me afvroeg of ik deze blog moet blijven schrijven. Ik vind het fijn en ben zo dankbaar om de reacties, maar soms denk ik ook dat ik maar wat zit te zeuren en dat het geen meerwaarde heeft, behalve dat ik eens een ei kwijt kan.

Heb een mooi weekend, jullie daar. Vind iets om dankbaar om te zijn, daar, in jullie ‘hier & nu’.

 

 

 

 

 

 

Blessing in disguise

In een tijdschrift, kwam ik het begrip ‘blessing in disguise‘ tegen. Dat sluit wel aan bij lieve reacties en verhalen van mensen, bij wat ik de afgelopen posts heb gedeeld. En ook bij hoe ik mijn situatie soms al ervaar. Als ik heel rustig ben en kalm naar de situatie kijk, weet ik dat het beter is zoals het nu is. (Maar euh, goede disguise, hoor…)

Een mooie bijwerking van heel de situatie, is dat ik na jarenlange energieproblemen, waarvoor ik ongeveer heel de biowinkel heb leeg gekocht (van koninginnebrij tot spirulina en alles daartussen), allerlei therapeuten en dokters over heb geraadpleegd, plots merk dat ik energiek en krachtig ben. Niet altijd, maar wel als ‘basisgevoel’. Blijkbaar was mijn partner een soort parasiet. Een vampier die mijn energie gulzig op zoog. En nu hij weg is, kan ik mijn energie investeren in wat voor mij belangrijk is, in mijn kindjes, in mijn huishouden (o, leve dat opgeruimd gevoel), in mijn werk (o, leve het perfect voorbereid zijn op vergaderingen en besprekingen!).

En uiteraard leer ik. Daarom: een lijstje van de dingen die ik heb mogen leren de afgelopen maanden :).

Ik heb geleerd dat:

  1. Dat ik sterker ben dan ik dacht. Veel sterker.
  2. Dat er mensen zijn die voor me zorgen en op wie ik kan rekenen. Veel meer dan ik dacht.
  3. Dat ik twee kinderen op 25 minuten in bed kan stoppen, met avondritueel.
  4. Dat ik vijf keer per dag met mijn moeder kan bellen en altijd veel te vertellen heb.
  5. Dat de band tussen mij en de kinderen ijzersterk is en dat ik een goede moeder ben (aantal dagen dat ik ze niet in bad heb kunnen doen en geen warm eten heb kunnen maken de afgelopen twee maanden: 1)
  6. Dat ik niet veel ben, heb en doe, maar wel genoeg.
  7. Dat je een week kan doorkomen met 5,27 euro op je rekening. Echt. 1,5 week ook als het echt moet.
  8. Dat de babysit blijkbaar in staat is al haar vriendinnen op te bellen (blijkt uit het geheugen van de telefoon) tijdens het oppassen op twee kinderen, terwijl ik met mijn twee kinderen en het zorgen dat ze niet verongelukken in huis, mijn handen dubbel en dik vol heb. Wat heeft die zestienjarige dat ik niet heb?
  9. Dat ik eigenlijk heel goed weet wat ik wil en wie ik ben.
  10. Dat, als ik ooit nog eens een relatie heb, ik mijn grenzen zal bewaken als een leeuwin en dat ik nooit meer begrip toon voor dingen die me schade berokkenen. Ik zeg: nooit.

30

Ik was jarig en je schreef me dat je hoopte dat alles beter zou worden. Na de zeven magere jaren, de zeven vette. Anderhalve week later ging je weg, definitief.

Ik loop door het huis. Af en toe stroomt er dan een geluksgevoel door me heen. Dat het leven nu van mij is, dat ik nu doe wat ik wil en zoals ik het wil. Zo’n gevoel. Vandaag niet, het is gewoon een opgeruimd huis met slapende kindjes in bedjes, een bos rozen die ik voor mezelf gekocht heb op tafel, een mand gestreken kleine kleedjes in de gang, boeken in elke kamer, enkele rode jurken drogend aan kapstokjes aan de grote kleerkast, een computer die zoemt, schemer dat groeit.

Ik ben kwaad en verdrietig. Het leven deelt klappen uit. Soms voel ik me murw geslagen. Soms vecht ik terug. Meestal probeer ik te aanvaarden en er het beste van te maken. Voor die kleine slapende zieltjes in de bedjes in dit huis. Voor mezelf. Als ik het niet doe, wie dan wel?

Ik probeer het verdriet te doorgronden. Er was zo veel dat niet goed was. Vaak had ik het gevoel dat ik niets van je mocht verwachten, helemaal niets. Op een avond tijdens de vorige zomer, hoogzwanger, plakte ik een vlinder in mijn werkkamer op de muur. Het was weer allemaal zo moeilijk, je sliep in de logeerkamer, ik voelde me zo ontzettend eenzaam. De vlinder werd mijn symbool voor mijn ziel, die vrij en sterk was en die altijd van mij zou blijven. Dat beloofde ik mezelf. Daarover zou ik waken.

Dingen werden erger. En nu kijk ik terug en begrijp niet waarom ik het zo ver heb laten komen. Waarschijnlijk omdat ik geleerd heb thuis dat je altijd je best moet doen. Dat je anderen moet helpen. Dat er goede dagen en kwade dagen zijn, en dat je ook in die kwade dagen trouw en liefdevol moet zijn. Omdat ik geloofde dat liefde ons erdoor zou helpen. Om de kinderen.

En nu ben je weg. Ik heb verdragen wat ik niet had willen verdragen, ik heb je liever gezien dan goed voor me was. Ik ben alleen met twee kindjes. Ik ben boos en verdrietig. En ik vraag me af waarom.

Ik denk dat onze relatie destructiever voor me was dan het einde ervan. Ik ben verdrietig om wat er nooit was, omdat het er nooit was. En soms wil ik dat helemaal niet snappen. Dan kijk ik naar de ogen van Babybroer of naar het spelen van Grote Broer, dan kijk ik naar mezelf in de spiegel en weet dat ik mijn best gedaan heb. Dan denk ik: alles was er om het mooi te maken, het goed te hebben, waarom wou je dan niet, waarom kon je dan niet?

Alle gevoelens zijn intens. Dankbaarheid om veel. Verbondenheid met de kinderen. Kracht in mezelf.

Maar net zo goed is er dat moment dat ik echt niet zie aankomen. Neerzakken op een stoel, benen die trillen, ergens ver een hoog gehuil horen dat blijkbaar van mezelf komt, en mezelf horen zeggen dat ik dit niet alleen wil doen, dat ik niet alleen wil zijn.

Ik wil niet alleen zijn.

Vragen. Over waaraan ik dit verdiend heb. Waarvoor ik gestraft word. En daar dan bijna gek van worden.

Ik merk dat ik meestal niet meer geloof in dingen die goed komen. In nieuwe kansen. In dat ik ooit heel erg blij zal zijn dat ik dit heb meegemaakt omdat het een transitie was naar een beter bestaan. En tegelijk hoop ik er op, als gek. Hoop op een partner van wie ik wel iets mag verwachten, hoop op niet alleen zijn, hoop op beter, hoop op nog een kindje in dit leven.

En pijn als ik de kindjes zie. En ons ini-mini-familietje. Ik vind het te weinig, ik wil ze zo graag een compleet gezin geven. En dan zie ik ons drietjes van op een afstandje en het voelt zo kwetsbaar en ik wil dat mijn kindjes meer hebben, ik wil dat ze meer hebben en ik besef dat veel van wat ze hebben en zijn door mij zal moeten gegeven worden en ik weet dat ik zal geven wat ik kan, maar ik wou dat er meer was.

Ergens diep vanbinnen weet ik dat je een gekwetste ziel bent, met een slechte basis, en dat dit een verhaal is van misschien wel gewild hebben, maar niet gekund, en lang de schijn ophouden, maar dan toch maar afhaken. Ergens weet ik dat jij de grootste verliezer bent, want er is zo veel moois dat je niet hebt, ziet, voelt, vooral in de leventjes van de kleintjes (wist je dat Babybroer vandaag voor het eerst geschommeld heeft? Hij vond het zo fijn, hij glunderde helemaal, de kleine lieverd). Maar ook dat maakt me bang, voor de cyclus van pijn die eindeloos lijkt, en die doorgegeven wordt over generaties heen, en hoe, in Godsnaam, hoe kan ik mijn kinderen behoeden? Hen de wereld insturen als jonge mannen die hun verantwoordelijkheid kunnen nemen, geen bitterheid hebben in hun hart, en zullen kunnen liefhebben, iets te geven zullen hebben aan hun partners en hun eventuele kinderen?

En de vlinder. De vlinder. Ik probeer hem te vrijwaren van het kooitje van de boosheid en het verdriet, waarin hij verzeild is geraakt, maar waarvan de deur gelukkig open staat. Ik denk dat het vermogen om dankbaar te kunnen zijn de sleutel is om het kooitje ten allen tijde open te kunnen maken, moest het deurtje dicht vallen. En die sleutel probeer ik in handen te houden. Het fijne is dat ik daarvoor alleen maar even naast de bedjes van Grote Broer en Babybroer moet gaan zitten, hun gloeiende handpalmpjes strelen, even naar hun adem luisteren en dan stilletjes wegsluipen.

Structopathie voor gevorderden

Jarenlang worstelde ik met to do-lijstjes. Verschillende keren dacht ik dat ik ‘het’ gevonden had: ik liet bijvoorbeeld de losse lijstjes voor wat ze waren, en voerde schriftjes in, werkte in outlook in plaats van op papier, … Maar die nieuwigheden verdwenen altijd weer, mij achterlatend met het gevoel dat controle over alles wat ik moest doen, uitgesloten was.

Ik heb me jarenlang gevoeld alsof alles me maar overspoelde en ik tegen die stroom van ‘alles’ in maar wat probeerde doen, en eigenlijk ook best veel, maar blijkbaar vaak de foute dingen op het foute moment, en altijd te weinig en die lijstjes groeiden maar en groeiden maar en ik schreef ze over en structureerde ze. Soms integreerde ik privé en werk, soms scheidde ik ze strikt, alles naargelang wat ik las of bedacht, maar het mocht allemaal niet baten.

Tot op een zeker wanhopig moment het volgende boek op mijn pad kwam: Getting things done, van David Allen. De ondertitel is: ‘Prettig en efficiënt werken zonder stress’ en ik zal niet zeggen dat ik dat helemaal bereikt heb, maar ik heb nu wel de touwtjes in handen, en dat is meer dan wat we voordien ooit konden zeggen.

Eerst en vooral een kleine waarschuwing: zoals ik de Flyladytechnieken toepas op mijn huishouden (zie: https://prinsesopdekikkererwt.wordpress.com/2014/06/13/controle-freakt/), pas ik ook ‘Getting things done‘ toe op mijn werk, namelijk: zoals het mij uitkomt en zoals het voor mij werkt.

Het kan allemaal digitaal, maar ik zweer zelf bij papier en het hart van mijn controlecentrum is mijn ‘vervaldagen’-systeem: een ordner met een hoop mapjes in, en daarbij een veelheid aan kleine kaartenfiches.

Blader even met me mee.

Ik open mijn ordner. Daar zit eerst een planning in voor elk groot project dat ik voor mijn werk moet doen, met zo’n schoon tabelleke met de onderdelen verspreid over de maanden en alles in kleur.

Vervolgens één pochetje met alle belangrijke papieren samen, zoals de info van de school en de opvang, belangrijke telefoonnummers, de regelingen voor de kinderen voor deze maand, …

Next: een pochetje met kopies van mijn diploma. Die heb ik om één of andere reden vaak nodig en wil ik niet altijd zoeken.

Volgende: een pochetje met ‘belastingen’. Daarin verzamel ik doorheen het jaar alles wat nodig is om mijn belastingsaangifte te doen, zodat ik niet panikerend moet gaan zoeken eind juni, zoals vroeger wel eens het geval was. (Euh, zeg maar: altijd.)

Daarna zit een mapje met mijn loonbriefjes. Waarom weet ik niet goed, maar het heeft me al diensten bewezen, want laatst wou de meneer van de belastingen wat dingen nakijken en daarvoor had hij al mijn loonbriefjes van 2013 nodig, die ik dus gewoon kon nemen en geven, zonder gezoek, gescharrel en stress.

En dan begint het: in mijn ordner zit een pochetje voor elke maand (waar de maanden dus op geschreven staan) en 31 pochetjes voor de dagen (genummerd). Op dit moment zitten vooraan de pochetjes 22 tot en met 31 (ok, ik weet dat juni maar 30 dagen telt). Daarna zit het pochetje juli met de dagen 1 tot en met 21 daarop volgend (en vanavond wordt dat dus aangevuld met pochetje nummer 22), en daarna zitten de maanden augustus tot en met juni.

Dit betekent dus dat ik voor de komende 30 of 31 dagen een mapje heb, en ook voor de komende maanden. Het mapje van vandaag zit vooraan, het mapje van morgen daarna enzovoort, en telkens er een dag voorbij is komt het nummertje er bij de volgende maand bij en als er een maand voorbij is stop ik die gewoon achteraan de maandenreeks.

Vervolgens heb ik nog mapjes met ‘opvolgen’, ‘financieel’, ‘ooit/misschien’, ‘kopen’, en ‘ideeën’.

Hoe helpt dit wonderlijke systeem mijn leven te beheersen? Ik leg het uit aan de hand van twee voorbeeldjes.

Vorige week moest ik maandag en dinsdag in Rotterdam zijn. Op de dagen dat ik dat te horen kreeg, heb ik mijn kleine fiches er bij genomen en voor elke nodige actie een fiche geschreven. Ik geef er drie als voorbeeld (het waren er uiteraard meer): 1. gesprekken voorbereiden, 2. B&B regelen en 3. treinticket aankopen. Die fiches gaan dan op de juiste plaatsen in de map. De gesprekken voorbereiden heb ik op een werkdag de week tevoren gedaan, het treinticket koop ik een dag voor vertrek en de B&B heb ik onmiddellijk geregeld. De info van de B&B (reservering, betaling, adres, …) heb ik geprint op het moment dat ik het binnen kreeg (dan vraagt het toch even aandacht, dus kan je het maar beter meteen klaar stoppen voor de dag dat je het nodig hebt, in plaats van de avond van tevoren weer eens op zoek te moeten) en in het mapje van 16 juni gestopt, want dat was de dag waarop ik daar zou zijn en die info dus nodig zou hebben.

Let bij dit voorbeeld op: ik heb niet ‘Rotterdam voorbereiden‘ opgeschreven (zoals het in mijn to do lijstje van vroeger zou staan), maar ik heb concrete acties opgeschreven op verschillende kaartjes en nagedacht op welke dag ik ze wou doen, en de kaartjes in de mapjes van de betreffende dagen gestopt.

Een ander voorbeeld: ik lees mijn mails, met een stapel lege kaartjes naast me en schrijf voor alles wat ik moet doen een kaartje met de eerste concrete actie die ik moet ondernemen (dus niet: vergadering voorbereiden, maar wel: tekst A lezen/verslag vorige vergadering nalezen/…), en die stop ik dan onmiddellijk in het mapje van de juiste dag (als het binnen de maand gaat plaats vinden) of de juiste maand (als het iets is dat later ooit eens moet).

Wat maakt dat het werkt voor me?

+ Bij alles wat ‘binnen komt’ (op vergaderingen, via mail, via de kindjes) maak ik een keuze. Is het iets dat ik binnen de 2 minuten kan doen? Dan doe ik het meteen. Is het iets dat ik moet delegeren? Dan delegeer ik het en schrijf ik eventueel een kaartje dat ik het moet opvolgen. Is het iets dat ik zelf moet doen? Dan gaat het op een kaartje in de vorm van een eerstvolgende actie, en stop ik het in mijn map op de dag dat ik het moet doen. Kan ik alle nodige acties al voorzien? Dan schrijf ik die ook op en stop ik die in mijn map.

+ Op die manier is mijn ordner een soort feilloos extern geheugen. De dag begint, ik neem het mapje van de dag erbij, schud er de kaartjes van de dag uit en kan beginnen. Een actie klaar? Kaartje verscheuren. En dat voelt lekker. (Nog lekkerder dan iets van een lijstje afstrepen ;)).

+ Hoeraa, mijn hoofd is vrij! Ik moet niet meer heel de tijd denken aan alles dat ik niet mag vergeten en ooit nog moet doen. Ik weet dat ik op het juiste moment aan de juiste dingen herinnerd wordt, dat er indien nodig ook de nodige documenten of info bij zit om het te kunnen uitvoeren, en dat geeft rust.

+ Nooit meer stressen om nog snel een verjaardagskadootje te halen, of een vergeten vergadering voor te bereiden, … Het ontgaat me niet meer, ik plan terug (zijnde: ik weet wanneer iets klaar moet zijn en reken dan terug vanaf dat moment wanneer ik dan ten laatste iets gedaan wil hebben ter voorbereiding) en dat werkt.

+ Het is eerlijk gezegd ook kicken als je niets meer vergeet en op alles wat je doet voorbereid bent. Ik heb de dingen op orde, en dat maakt dat ik veel meer rust heb en veel professioneler kan werken. Vroeger ging zo veel tijd en energie naar stress of dingen niet proberen vergeten of plannen, of zitten worstelen met die to do lijstjes of snel ad hoc iets doen of heel erg last minute. Ik was toen ook heel sorry-achtig. Nu is alles geregeld, en gaat de energie naar het uitvoeren van werk. Daarmee kan ik nu ook veel meer nieuwe ideeën uitwerken of de dingen die ik doe veel zorgvuldiger aanpakken. En ik denk dat ik professioneler overkom :).

+ Dit systeem én het Flylady-systeem voor het huishouden hebben ervoor gezorgd dat ik gewoon ben blijven functioneren ondanks het vertrek van de ex. Ik moest me niet wanhopig organiseren om dan de mist in te gaan omdat mijn hoofd minder goed werkte door de klap, ik kon gewoon op die automatische piloot van mijn systemen verder doen en ik kan oprecht zeggen dat noch mijn huishouden, noch mijn werk geleden hebben onder de situatie.

 

Dus. Hoera voor het vrije hoofd.

Het enige nadeel dat ik kan verzinnen, is dat ik soms geïrriteerd geraak van mensen die niet efficiënt werken en veel vergeten. Want ik weet nu dat het wel kan.

Fijne werkweek!

 

 

 

up & down

Vanochtend kwamen Babybroer en ik op straat voorbij een oude mevrouw en meneer. De mevrouw had een ongelukje gehad, bloedde hevig en de ambulance was op komst. Meneer zat er bevend en huilend naast, toen mensen hem wilden helpen zei hij: ‘nee, nee, help mijn vrouwke, help mijn vrouwke‘.

Mijn benen trilden. Ik moest echt heel erg hard aan andere dingen denken.

Babybroer en ik hadden vrij én geld, dus we gingen naar de stad en kochten een Manduca-drager. Ik hoop dat daarmee de avonden wat rustiger worden. Tijdens het ergste spitsuur valt Babybroer nu voortdurend om van vermoeidheid (letterlijk), terwijl ik Grote Broer eten geef, in zijn pyama help en zijn tandjes help poetsen, met alle gekrijs van beide broers dat daarop volgt. Ik hoor vaak zelf mijn verhaaltje van Jip en Janneke niet eens, laat staan dat Grote Broer het hoort. Vanaf nu kan Babybroer mijn rug op, en wordt het hopelijk wat rustiger in huis.
Als op een wolkje namen we de bus terug naar huis, blije ik en blije Babybroer duttend in onze nieuwste aanwinst op mijn rug.
Up!

Vanmiddag kwam de onwillende vader langs. En plots hoor ik mezelf huilend schreeuwen dat ik niet alleen wil zijn, dat ik niet alles alleen wil doen. Dat als ik later ergens val en heel hard bloed, dat ik dan wil dat er iemand naast me zit te beven van ontzetting en zegt ‘help mijn vrouw’.
Down.

Het voelt weer eens als terug naar af, al vond ik mezelf rustig en sterk de laatste tijd en had ik bedacht dat alleen zijn een pak beter meevalt dan samen zijn met iemand waarop je niet kan rekenen. En ik had me ook de vraag gesteld of ik überhaupt dus ooit nog eens een partner moest overwegen, want zo met mezelf en de jongens is het wel goed, los van het feit dat de nieuwe partners niet bepaald voor het oprapen liggen voor een alleenstaande moeder met twee kinderen.

Nou. Waar had ik die doos chocolade gelaten?

 

 

Soep!

Soep

Ik ben de troostende eigenschappen van chocola een beetje ‘passé’. Het is lekker, maar het duurt ook maar heel even, en daarna voel je je zo schuldig dat je weer een stukje moet nemen om je mentaal beter te voelen, maar fysiek voel je je nooit beter, alleen wat suffiger na al die shots suiker.

Door in Rotterdam te zijn en te eten bij ‘Spirit’ (lees: https://prinsesopdekikkererwt.wordpress.com/2014/06/16/prinses-voelt-zich-koningin/), alsook door een gezondheidsdag georganiseerd door een vriendin van me (waar de kinderen gelukkig mee welkom waren, want waar vind je een babysit in juni?), ging ik weer beseffen dat ‘goed eten’, en dan bedoel ik eten vol vitaminen, eten dat goed is voor je lijf (en voor de wereld, maar dat is een ander verhaal), de beste ‘troost’ is omdat het je in een betere conditie brengt, je gaat je er fysiek beter door voelen en zelfs bij mij heeft dat een mentale weerslag ;).

Mijn liefde voor soep is ontstaan bij mijn grootmoeder, die altijd een heerlijke soep in de koelkast of op het fornuis had staan. Ik wou bijna schrijven dat ik soep altijd op het gevoel maak en er nog nooit een kookboek/recept voor heb geraadpleegd, maar dat is niet waar. De uitzonderingen zijn een soort aardappelen-pasta-pesto-soep, die volgens Italiaans gerecht gemaakt werd in een combinatie van melk en room. Zelfs in sojatermen was de soep nogal machtig, maar wel goddelijk lekker en heel Italiaans, vooral met wat echte parmezan er op. Een andere recept-soep was een soortement kikkererwtensoep die ik tijdens mijn zwangerschap gemaakt heb, en die ik ontvlucht ben omdat ik moest overgeven van de geur alleen al, doch jammer genoeg hing de geur in het hele huis (en was het winter en steenkoud buiten). Vreemde toestand was dat, ik smachtte tegelijk naar de soep en naar een emmer. Een derde receptsoep is een blijver, een heerlijk recept van de Groene Prinses (dank, o dank, groene prinses!) wat ik op heel regelmatige basis opnieuw maak. Het is een fantastische maaltijdsoep en een feel good-soep voor mij:

http://www.groeneprinses.be/2011/11/verwarmende-maaltijdsoep-met-linzen-pasta/

De bovenstaande soep (foto) is gewoon een soep die ontstond door een blik te werpen in de koelkast. Een ui, acht grote voedselteamwortelen in stukjes, twee tomaatjes, een piepklein blikje tomatenpuree, bouillon, water. Laten koken (kwartiertje?), en vervolgens een eetlepel kaneel, een eetlepel kurkuma en een eetlepel curry toevoegen. Zoals je ziet ben ik bezweken voor de toevoeging van parmezaanse kaas.

Zelfs Grote Broer van vier lustte het, nadat hij natuurlijk geverifieerd had dat er geen groenten in zaten.

Smakelijk!

 

een lijstje

Terugkijkend na twee maanden leven als alleenstaande moeder, maak ik een lijstje van tien elf dertien dingen waar ik naar verlang:

Ik verlang naar:

  1. Thuiskomen in een niet-leeg huis
  2. Dat er eens iemand voor me gekookt heeft en dat het eten op tafel staat als ik thuis kom (okee, ik kan vals spelen met een ovenschotel en dan met mezelf doen alsof)
  3. Dat eens iemand de kinderen in bad doet (inclusief: de badkamer dweilen achteraf), terwijl ik de krant lees
  4. De krant lezen, tout court (ik koop ze zelfs niet meer, *slik*)
  5. Dat iemand het gras afrijdt, dat zou ik nu echt enorm appreciëren
  6. Dat ik ’s nachts niet moet schrikken van vreemde geluiden en mijzelf telkens weer vermannen (nee, er kan niemand binnen en er is niets aan de hand)
  7. Een warm lijf om tegen aan te slapen en misschien ook wel meer dan dat
  8. Nog een kindje om te dragen, te baren en te koesteren, of gewoon de wetenschap dat het ooit nog eens mogelijk is, dat het me ooit nog eens gegund wordt
  9. Uitslapen, dat iemand opstaat met de kindjes en ik mag blijven liggen (en dat ik terwijl ik nog wat slaap dan natuurlijk niet moet horen dat het huis afgebroken wordt)
  10. Koffie op bed
  11. Een keer douchen zonder dat er iemand begint te huilen naast de douche, of in een gevaarlijke situatie terecht komt (bijvoorbeeld: bengelen met één handje aan de wc-pot) en ik druipend tot troosten of zelfs redden moet overgaan
  12. Een keer naar toilet zonder dat ik bang moet zijn dat er iets ergs gebeurt ondanks het feit dat ik Babybroer dan vast zet in zijn stoeltje en Grote Broer zeer strikte instructies geef. En dat ik dan niet bang moet zijn dat ik tegen de ambulancier moet zeggen dat er iets ergs gebeurd is omdat ik er even niet was omdat ik op toilet zat (en o jee, ik bedenk me net dat je in een ziekenhuis als je met een kind langs gaat dat van de trap is gevallen of iets heeft, altijd weer ondervraagd wordt en dat ze dan checken of je wel hetzelfde verhaal aanhoudt, dus dat zou wel übergênant zijn)
  13. Eens iets kunnen kopen voor mezelf zonder me twintig keer af te vragen of dat eigenlijk wel kan (en we hebben het jammer genoeg over onnozelheden zoals een tijdschrift van 5 euro, een boek van 20 euro en luxe-luxe, een jurk). Het helpt alleszins wel om te stoppen met verlangen naar nieuwe dingen, want dat mentale geharrewar, dat gereken en afwegen, heb ik er vaak al niet meer voor over

 

 

Een stervend dier (P. Roth)

Met kippevel lees ik de laatste bladzijden. Klap het boek toe, kijk naar buiten en zie de Antwerpse ring. De reis is snel gegaan, omdat ik helemaal verdiept was in ‘Een stervend dier’ van Philip Roth.

Ik bewaar voor mezelf briefjes met namen van auteurs en/of titels op, die ik graag wil lezen. Via internet, in de krant, in de boekenkast van anderen, vind ik namen en titels, die ik dan zoek in de bibliotheek. Ik heb een periode gehad dat ik veel boeken kocht, maar ik merkte dat ik slechts een handje vol boeken opnieuw lees. Niet één keer, maar keer op keer. Daarom haal ik mijn boeken nu in de bibliotheek, en koop ik pas als er een kans is dat een boek bij dat handjevol blijvers gaat horen.

Het was voor het eerst dat ik een boek van Philip Roth heb gelezen. In het begin deed het me qua thematiek heel erg denken aan twee andere boeken die ik recent heb gelezen, met name ‘Stoner’ van John Williams waar ik totaal ondersteboven van was, en ‘Een mooie jonge vrouw’ van Tommy Wieringa, het boekenweekgeschenk van dit jaar. ‘Een stervend dier’ gaat over een docent die een relatie krijgt met een jonge studente, en hoe dat zijn ‘zijn’ en leven verwoest. In Stoner komt ook even de relatie van de docent, Stoner, met een jonge doctoraalstudente aan bod, maar het is niet het hoofdthema van het boek en die relatie is ook niet destructief voor zijn persoonlijkheid, het is eerder een periode van geluk en nabijheid in zijn leven. In ‘Een stervend dier’ is de relatie destructief, net zoals in ‘Een mooie jonge vrouw’ van Tommy Wieringa, waarin dezelfde heftige emoties van verlangen, bewondering en groeiende onzekerheid en ‘verwoesting’ centraal staan. De mannen die omwille van hun sociale status en wat ze bereikt hebben, aantrekkelijk zijn geworden voor een veel jongere (en uiteraard mooie) vrouw, gaan net aan alles en aan zichzelf twijfelen, waardoor ze de zekere en wereldwijze uitstraling van diegene die ‘het gemaakt heeft’ verliezen, minder aantrekkelijk worden voor de jongere vrouw en in een neerwaartse spiraal terecht komen. De slotscène bij Tommy Wieringa verwoordt dat trouwens heel magistraal.

Beschouwingen over de seksuele moraal in Amerika doorheen de laatste decennia (al dan niet gekoppeld aan passages uit het levensverhaal van de ik-persoon en de relatie met zijn zoon), ‘vullen’ ‘Een stervend dier’ verder, en waren erg welkom op momenten dat ik het gevoel had dat het beschreven verlangen naar het melodramatische toe ging (er staat ergens iets in de trant van: ze knuffelde me met haar borsten – du’uh!), of dat ik dacht ‘seks is fijn en belangrijk, maar je moet niet overdrijven‘. De stukken over de stervende vriend van de ‘ik’-persoon waren ongelooflijk raak in de details van de beschrijving, en het hele vertelperspectief, alsof je bij de ‘ik’-persoon op de bank zit en luistert, sprak me enorm aan. De kanteling in het verhaal van de ene soort essentie naar de andere toe, één die over angst, leven of dood en eenzaamheid gaat, maakt dat ik het boek moeilijk kon/kan loslaten.

De drie boeken die ik genoemd heb, zijn alle drie aanraders. Als ik een top drie zou maken, zou ik vooral ‘Stoner’ aanraden, op de tweede plaats ‘Een stervend dier’ en ten slotte ‘Een mooie jonge vrouw’.

Ik wil graag eindigen met een citaat uit het boek. Een tijdje terug zei iemand me dat je pas ‘heel’ wordt in relatie met anderen (een partner, maar ook vrienden, familie, collega’s, kinderen). Mijn aanvoelen was net dat ik in de twee lange partnerrelaties die ik gehad heb in mijn leven, mijzelf een stukje kwijt ben geraakt. En dat ik mijn kracht hervind in het alleen zijn nu, al is het een verdrietig alleen zijn. En ook in andere relaties, met vrienden en collega’s, heb ik vaak moeite mijn grenzen te bewaken en verlies ik erg veel energie daardoor. Het onderstaande citaat trof me daarom erg, omdat ik zelf worstel met de vraag ‘to be single or not to be single‘. Haha, alsof het een keuze is eigenlijk, de mogelijke partners dienen zich niet bepaald in rijen aan. Maar soms vermoed ik dus dat ik me niet opnieuw mag laten verleiden door een relatie, omdat ik mezelf dan mogelijk weer kwijt geraak. En dat ‘bij mezelf zijn’ van de laatste weken, bevalt me eigenlijk best goed.

Denkt iedereen soms dat je door verliefd te worden een volledig mens wordt? De platonische versmelting van de zielen? Ik denk van niet. Ik denk dat je een volledig mens bent voor je er aan begint. En dat de verliefdheid je in stukken breekt. Je bent eerst heel en vervolgens barst je uit elkaar.’

P. Roth, Een stervend dier, Meulenhoff, 2001, p. 104.

 

Prinses voelt zich koningin

Met bezwaard hart laat ik de jongens achter in de deskundige handen en armen van oma en opa. Ze hebben het prima. Maar ik heb er last van dat ik niet echt contact kan hebben met het kleintje en dat die helemaal niet snapt waar ik ben en dat ik nog eens terug ga komen. Ik bel met hem, hoor hem ademen. Opa zegt dat hij lacht als ik praat, maar ik hoor het niet.

Het miezert in Rotterdam. Ik overweeg een fiets te huren, maar stap dan toch maar op de tram. Een stukje waar ik 9 minuten over zou stappen volgens het plan, kost me 40 minuten, omdat ik eindeloos verloren loop (en dat verloren lopen blijft het thema van de dag). De veertiende persoon aan wie ik de weg vraag, wijst me de goede richting, en even later kan ik aan de slag.

Er stonden vier gesprekken op de planning, maar het werden er vijf. De coachingsgesprekken voor het werk verlopen prettig. Ik ben rustig, neem mijn tijd, er is echt contact, ik word geraakt door wat me toevertrouwd wordt door deze leidinggevenden. Het zijn verhalen van persoonlijke groei en de inzet om anderen te laten groeien.

Door mijn hoofd speelt het volgende citaat van M. Williamson:

‘Our deepest fear is not that we are inadequate. Our deepest fear is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness, that most frightens us. We ask ourselves, who am I to be brilliant, gorgeous, talented, fabulous? Actually, who are you not to be? ‘

’s Avonds kom ik aan bij de B&B. Wat een prachtige plek, wat word ik lief ontvangen door de moeder des huizes met haar twee kleine kindjes. Ik krijg een rondleiding in het huis. Alles ziet er zo perfect uit. In een grote lichte keuken drinken we thee, terwijl de kinderen spelen. En dan komt een verhaal dat me doet beseffen dat ook achter wat perfect lijkt, een verhaal kan schuilen van pijn. Dat niemand gespaard wordt. Het is een verhaal over ziekte, het raakt me diep. Ik concludeer dat mensen eindeloos sterk zijn. Het verhaal maakt me alweer dankbaar om de perspectieven die ik zelf heb, ook al zit ik dan niet in een situatie die ik voor mezelf had gewenst. En plots lijkt gisteren zo ver weg en zo banaal. Gisteren, toen ik boos werd omdat Grote Broer heel de dag achter me aan liep, en Kleine Broer omviel en een keel open zette van zodra ik een seconde de andere kant opkeek. Ik was gefrustreerd, had een chronisch tekort aan ruimte en tijd voor mezelf en een acuut gebrek aan slaap, na weer eens een reeks ochtenden om 5u wakker te zijn met Kleine Broer. Ik heb spijt en hoop dat het woensdag beter zal gaan.

Vervolgens fiets ik 1 uur en 15 minuten, om ‘Spirit’ te vinden, een vegetarisch biologisch restaurantje, met een buffet van ongeveer 50 gerechtjes. Ik schep mijn bord vol vitaminen (alles is verrrrrukkelijk!), eet met een boek van Philip Roth erbij, gun mezelf een dessertje (euh, een bordje met vier dessertjes) en een kopje koffie, en fiets terug (terugweg: 20 minuten waarbij vier keer fout gefietst).

En nu zit ik in bed met een kopje brandnetelthee. Ik mis de jongens, maar weet dat ze nu met rode wangetjes liggen te slapen. Ik kijk door het raam en zie een rij typisch Nederlandse gevels. Philip Roth (Een stervend dier) ligt gezellig op me te wachten (als je een boek hebt, ben je toch nooit alleen?) en ik weet dat ik morgen niet om vijf uur op moet.

Wat wil ik nog meer?