Ze MOEST (ja, met grote letters) roze schoenen. ROZE. Van die lakschoentjes. Afgrijselijk, eerlijkgezegd. Dat dacht de moeder ook, maar ze kocht ze voor kleuterdochter en postte een verzuchting op facebook.
Ik las het en keek naar mijn kinderen. Twee stuks. Met tweedehandskleding aan, afkomstig van verschillende lieve vriendinnen die de te kleine kleedjes van hun kindjes in een tas stoppen en af en toe hier afzetten. Spelend met kringloopspeelgoed, niet nieuw, wel leuk. We lezen bibliotheekboekjes: altijd variatie! Mijn oudste zoontje vindt een bakfiets gelukkig nog ‘cooler’ dan een auto, want een auto heeft iedereen en rondom de school zoeken bijna alle ouders daar gestresseerd een plekje mee, zo rond half 9 en half 4, als onze bakfiets gewoon aan de poort zelf staat.
Ik voedde de jongste en dacht verder na.
Aan hoe ik wou dat het anders was. Dat deze kinderen twee ouders hadden die samen voor hen zouden zorgen, die samen de verantwoordelijkheid konden dragen. Dat ik nog eens in iemands armen in slaap kon vallen en zou mogen hopen op nog een keer Leven dragen en Leven geven. Dat ik me niet zo kwetsbaar zou voelen soms als ik denk dat als ik van de trap val en niemand me op tijd vindt, mijn jongste kind verhongert omdat de oudste nog geen hulp zou kunnen inroepen. Dat het handig zou zijn om geen zorgen over geld te hebben en op het einde van de maand te moeten hopen dat niemand ziek zou worden hier in huis.
Wat niet anders zou moeten zijn, is hoe we leven. Met het kringloopspeelgoed, de tweedehandskleedjes, de bibliotheekboeken, de vakantie-in-eigen-tuin. Geen tv, wel een zandbak.
Ooit was het anders. Toen waren er twee cultuurabonnementen omdat je toch echt alles gezien moet hebben (resultaat: toneel werd ‘moeten’ na een lange vermoeiende dag). Toen was er keuzestress want konden we nog een keer naar Italië of had Portugal ook wat? Toen werd er tijd verspild in winkels en kocht ik jurken die ik kon dragen als ik vijf kilo zou afvallen, wat uiteraard nooit gebeurde. Toen werd er afgekeken bij anderen (wat hebben zij dat wij niet hebben, wat doen zij dat wij niet doen?) en sloofde ik me uit in de keuken om een indrukwekkend menu op tafel te zetten voor vrienden, die ik helaas niet kon spreken omdat ik te veel werk had. En waar wij een maand later ook de deur uit liepen met de gedachte dat er lekker gekookt was maar weinig gezegd.
Laatst hoorde ik een moeder wiens dochter niet naar school wou na de vakantie. Alle andere kindjes hadden er een verre vliegreis op zitten. In de klas zouden ze aanduiden op de wereldbol waar iedereen geweest was. En dan is de Belgische kust niet zo indrukwekkend.
De moeder maakte zich zorgen. Ik dacht dat ze een kans had laten liggen om haar dochter te vertellen over de impact van de vliegreizen en dat als iedereen het normaal zou vinden er meerdere per jaar te ondernemen, de wereld nog sneller verwoest zou worden. En dat de armsten op deze wereldbol jammer genoeg de eersten zijn die met de klimaatproblemen geconfronteerd worden. Met de trein naar de Belgische kust is lang niet slecht, vanuit dat perspectief. Maar wat jammer dat we in een maatschappij leven waarin een niet-ecologische en sobere keuze zoveel hipper is dan een dure en vervuilende. En dat er schaamte is bij wie de laatste niet kan maken of wil maken.
Na het nadenken, kwam het voelen. Ik voel rust vanbinnen. De grenzen die hier zijn, financieel en praktisch, brengen zo veel rust. Ik heb weinig moeite om mijn leven te laten samenvallen met mijn principes, kom zelden in verleiding. Ik heb ontdekt dat zo veel dat mag en kan, niet moet. Ik consuminder en probeer ook mijn verlangens te verminderen, te kijken naar wat er is en daarmee te leven. En eerlijkgezegd ben ik daar heel rustig en tevreden mee. Soms vind ik het een beetje sneu voor anderen, waar ze zich allemaal zorgen over moeten maken. Italië of Portugal. Roze of paarse lakschoenen. Dit huis of dat andere. (…) Zelfs als het kon, zou ik mijn huidige zorgen niet ruilen voor dat soort zorgen. Been there, done that. Ik ben niet meer gejaagd, er is rust. Ik ben dicht bij mezelf en bij mijn kindjes. Er is nog wel wat dat ik wil, maar daar heb ik niet mijn creditcard voor nodig, maar daarvoor moet ik leren loslaten. En hopen. En misschien bidden. Wie weet.