Een dag uit het leven van Prinses en cO: april 2016

Elke maand beschrijf ik een banale dag uit ons leven. Het leven zoals het is – Prinses & cO. (Co= kleuterzoon en peuterzoon).

Een dag uit april – op het nippertje, alsjeblief! 

Over wolkjes en de lappenmand
Een dag van Prinses en cO waarin de ondeugdelijke man terug opduikt, een relaxte vrijdagavond een illusie blijkt en Prinses zich met een steen op haar borst bevindt.

08u50.
De peuter en ik zitten in de auto. Ik heb besloten dat hij mee mag naar de bandencentrale en dat ik hem vervolgens naar de opvang breng. Quality-time. We staan achter een bus die de steenweg verspert. Een kwartier lang stappen er rustig kinderen en begeleiders in en uit en in en uit op hun dooie gemak, de vier lichten knipperen. Intussen staan de auto’s aan te schuiven tot aan de ring van de stad. Dit hou je toch niet voor mogelijk? De peuter gilt: ‘Jijden ajjemaaj!’. Het helpt niet.

09u10.
Bandencentrale. De zomerbanden mogen er weer op. De peuter is doodsbang voor de geluiden en de mannen in de garage, dus we gaan naar de tegenoverliggende bioplanet. Wat een heerlijke plek. We kijken wat rond, en ik koop thee voor mijn  hart-chakra. Kan nooit kwaad. Achteraf blijkt dat we de knuffel van de peuter in de garage vergeten zijn. ‘Die kan nu nieuwe vrienden maken,’ zeg ik tegen mijn zoon. Mijn hart krimpt bij de gedachte aan dat witte popje in het borstzakje van een uit de kluiten gewassen garagist.

10u05.
Kinderopvang. Ze zijn koekjes aan het bakken. Ik wou dat ik mocht blijven.

10u30.
Klein intermezzo thuis. Kopje thee en een opruimrondje. Ik loop op wolkjes en hum een beetje. Gisterenavond de Ondeugdelijke terug gezien, van wie ik in de herfst op een minder fijne manier afscheid nam. Het was een functioneel weerzien, en het was goed en mooi en warm. We spraken over de herfst, hij heeft blijkbaar al die tijd gedacht dat ik boos was op hem, wat ik niet was, ik was verdrietig. Hij zegt dat hij blij is dat we elkaar weer zien, en hij houdt me vast en dat is onwennig en warm en lekker tegelijk. God, wat ruikt deze man lekker en wat is het fijn dat hij stevig is (wat niet hetzelfde is als dik). (Van de omhelzingen van Dirk herinner ik me vooral borstkas.) Ik was op voorhand nerveus en heb besloten dat er absoluut niets gaat gebeuren dat ik niet wil, en er gebeurt ook helemaal niets dat ik niet wil. Het is goed en ik weet plots weer heel exact wat ik zo mooi vind aan deze man.
Ik schud me los uit mijn overpeinzingen en vertrek naar Pim, de emotioneel lichaamswerk-therapeut.

11u30.
Ik lig bij Pim met een steen op mijn borst. Ik moet dingen zeggen en symbolisch afscheid nemen van iets dat op me drukt, en dan het gewicht van me afhalen. Wonderwel werkt het en ik voel me enerzijds vrijer en anderzijds een beetje verweesd want wat ik moet loslaten is de plaats in mijn gezin van herkomst. De rol van het kind dat alles beter wil maken en loeihard haar best doet en niets bereikt. Ik heb geen andere rol dan die, en met het daar afstand van nemen lijk ik nu volledig in het niets te vallen.
Pim en ik praten. Over relaties en over het verlangen naar mannen die onbetrouwbaar zijn, waar ik hard voor moet werken en niets mee bereik.
Het is een loodzware sessie. Ik was van plan nadien de stad even in te gaan – het is mijn vrije dag en ik had een aantal kortingsbonnen dus wou ik even bij de schoenwinkel langs en mijn make-up aanvullen, maar ik doe het niet. Geen zin meer.

12u45.
Ik sta aan de kassa in de Colruyt. Ik voel me even een normale moeder, die de boodschappen in huis heeft voor het weekend.

13u30.
Boodschappen uitgeladen. Ik maak een slaatje voor mezelf en een kop warme soep, en eet op de bank. Na het eten luister ik podcasts, terwijl ik met een kersenpitkussentje op de bank lig. Therapie voelt enerzijds als een luxe, maar het is tegelijkertijd heel hard werken. Pim had me aangeraden wat te rusten en sowieso wat meer te cocoonen, dus doe ik trouw wat ik moet doen en geniet ik enorm van even lekker warm in mijn nestje liggen en even niets hoeven.

17u00.
Jongens opgehaald. Ik kijk elke keer uit naar vrijdagavond en elke keer is het een soort van drama. We zijn alle drie op. De jongens maken ruzie. Ik kook, ze lusten het weer niet. De oudste heeft een irritante tic waar ik bijna van tegen het plafond ga, en de jongste voelt zich niet helemaal lekker (alweer). Het is alsof we alle drie op ons sensitiefst zijn en niets van elkaar kunnen hebben, elkaar de gordijnen injagen. Ik voel me de beroerdste moeder van de wereld omdat ik er niet in slaag het einde van de week fijn ontspannen te vieren met de mannen. Tussendoor lees ik dit stukje van Inke en ik ben enerzijds hyperblij voor haar dat er iemand bezig is met haar naderen, en anderzijds knettert het van jaloezie omdat de Ondeugdelijke weer alles behalve naderen doet en zoals gebruikelijk niet antwoordt op sms, en tegelijk herken ik zo veel en vooral dat verlangen om er gewoon eens vol voor te gaan en vooral al dat innerlijk geneuzel en gepeins overboord te gooien.

20u05.
De jongens slapen. Ik zit op de bank – helemaal in de lappenmand – en schrijf dit stukje. Ik ben helemaal gesloopt door de week, door de therapie, door het verlangen, door de jongens.

Naast me staat een kopje hart-Chakra-thee. De spreuk die aan mijn kopje bungelt is: ‘Turtles can tell you more about the path than rabbits‘. Fuck off, denk ik. Fuck off, ik wil geen turtle meer zijn. Kut-turtles. De spreuk staat er ook in het Duits op. Schildkröten, nog erger. Kut-schildkröten.

Ik overweeg de Ondeugdelijke te sms-en en gewoon open te zijn. Ik vind jou leuk, ik verlang naar je, doen we er nog eens iets serieus mee of zit dat er niet in? … Zoiets. Zo simpel is het. Daar komt het op neer. Is het gek om dit te sturen aan een man die me gisteren innig omhelsde, een zoen op m’n mond drukte en me vertelde dat ik me maar eens moest verzoenen met mijn lijf want dat ik een heel fijn lijf heb? (Wie zegt daar dan ook op dat ie er eens over zal nadenken, stom kalf, ik.)

Het is vrijdagavond. Ik zit op de bank. En ik probeer mezelf moed of wijsheid in te drinken met een kop hart-Chakra-thee. Turtle dat ik ben.

 

 

 

 

 

 

 

 

Tips voor hulpverleners

Intussen zijn er wat radartjes in elkaar geklikt en heb ik er goede hoop in dat het de goede kant op gaat hier. Maar dat heeft me een behoorlijke tijd van zoeken gekost, aankloppen aan allerlei deuren en van het kastje naar de muur gestuurd worden. Vanuit die ervaring wil ik een aantal tips formuleren voor hulpverleners.

  1. Wees betrouwbaar. Ik heb het zelf vaak genoeg gedaan in de periode dat het werk me totaal over het hoofd groeide. Iemand zijn hand geschud, en beloofd dat er binnen een week een voorstel op zijn bureau zou liggen. Echt. Ik geloofde dat dan zelf, reed naar huis. Vervolgens werd ik doodmoe, moest ik naar tien andere afspraken waar ik hetzelfde beloofde, zag ik door het bos de bomen niet meer en werd de Kleuter ziek en belde de babysit af en kwam er onverwacht een vriendin langs en had ik soms ook gewoon geen zin om aan dat voorstel te werken of wist ik begot niet wat ik moest voorstellen. Ik veroordeel dus niemand. Ik geloof dat elke hulpverlener die iets belooft ook echt de intentie heeft dat op te nemen, alleen is het in die positie (net als in de mijne trouwens) belangrijk jezelf realistisch in te schatten en niets te beloven wat je niet kan doen. Voor mij is namelijk zo een voorstel één van de tien die ik moet versturen. Voor de persoon die er op wacht is het een potentieel antwoord op een probleem waar hij/zij mee worstelt. Idem voor de hulpverleners. Ik weet dat ik één van de vele gezichten ben die die week langs komt, maar omgekeerd wacht ik met hoop op iets (een telefoontje, een mail, een next step) dat een antwoord is op een probleem dat voor mij erg urgent is. Dus: beloof niets, of doe wat je belooft.
  2. Realiseer je dat hulp vragen vermoeiend is. Op een gegeven moment was ik zo moe van alle intakes, elke keer het verhaal doen dat je liever niet zou vertellen, en alle stagiaires voor wie je een interessante casus bent. Ik weet dat die stagiaires ook moeten leren en dat je niet zonder intakes kan werken, maar het vraagt zo veel. Beperk het tot wat je echt nodig hebt en laat dus geen stagiaire het gesprek nog eens over doen omdat hij/zij  moet oefenen. Ook grappen als na vier gesprekken zeggen dat je een keer met het team hebt vergaderd en dat jullie samen hebben besloten niets te kunnen doen… Aarghl.
  3. Ga er maar vanuit dat het voor-de-hand-liggende al onderzocht is. Nee, iemand belt niet naar crisishulp zonder eerst gesproken te hebben met CAW, OCMW en nog vijf andere instanties. Echt niet.
  4. Keep it simple. Meestal zijn hulpvragen erg complex, anders zou er geen hulpvraag zijn  want dingen die makkelijk op te lossen zijn, eindigen niet in een hulpvraag. Meestal dus te complex om opgelost te worden as such. Maar iets eenvoudigs als een sociaal werker die besluit je elke week een uur te zien en dan wat praktische dingen met je op te nemen, en tweewekelijks vier uur familiehulp, maakt echt al een wereld van verschil. Het verschil tussen er alleen voor staan of niet.
  5. Er zit een mens voor je. Echt. Leve de hulpverleners die je als een mens benaderen en niet als een casus. Die even vertellen hoe vermoeiend ze hun eigen  kinderen vinden. Die vragen of je een kopje koffie wil. Dit is het ultieme recept tegen de schaamte die je ervaart, bijvoorbeeld bij iemand van het OCMW met wie je je financiële situatie moet bekijken om een aanvraag te doen voor een verminderde prijs voor de kinderopvang. Ik ging daar echt met lood in mijn schoenen naar toe, met schaamte- en schuldgevoelens, maar de man in kwestie oordeelde nergens over en behandelde me zo ‘gewoon’ en respectvol, dat het ok was.
  6. Ken je grenzen. Als je iemand niet (voldoende) kan helpen, zeg dat dan. Ook als het ‘op’ is, als er bijvoorbeeld een stagnering is in een therapieproces. Ik merk dat vele hulpverleners met beste bedoelingen blijven proberen, maar ik pleit voor het tijdig doorverwijzen/afronden als het niet (meer) kan.

Verder heb ik mogen merken dat niet de diensten het verschil maken, maar de mensen. Zoals bijvoorbeeld vorige week toen ik twee keer een oppas voor zieke kinderen in huis kreeg terwijl ik boven zat te werken. De eerste was ongelooflijk begaan met mijn zieke Peuter, had een band met hem opgebouwd en zei bij het weg gaan dat ze hem ging missen want dat hij zo lief was. Ik hoorde haar zingen en verhaaltjes lezen, waardoor ik me goed kon afsluiten en veel werk heb verzet. De tweede zat heel de tijd te telefoneren en was de naam van Peutermans vergeten gaf ze op het einde van de dag toe. Dezelfde dienst, dezelfde prijs, dezelfde regelingen en afspraken. …

 

 

Twee jaar

Het is twee jaar geleden dat Dirk weg ging. Twee jaar. Vierentwintig maanden.

Met een wee gevoel in mijn maag denk ik terug aan hoe ik de week voordien met de baby op de buik koffie dronk met hem in een koffiebar en daarna meeliep naar het station. Hij ging nadenken bij zijn broer. Ik had verlof genomen omdat ik het anders alleen niet redde met de kinderen. Aan de mogelijkheid dat hij niet terug kwam, dacht ik niet. In de late avondzon nam ik de bus terug naar huis met de baby. Het was zo onwezenlijk. De dagen nadien voelde ik me alsof ik wachtte op een examenuitslag. Op woensdag kwam het bericht dat hij niet meer terug kwam. De dagen voordien had ik mijn best gedaan. Met af en toe een begripvol mailtje. Een leuke foto van de baby die iets nieuws kon. Het mocht niet baten. Ik voelde aan dat ik niet alleen moest zijn met een baby en een kleuter op zo een moment. Ik belde mijn moeder, huilend. Ze had geen tijd, ze ging net met de hond van de buren wandelen. Sommige dingen vergeet je nooit.

Twee jaar. De intensiteit was enorm. Bepaald door verdriet en verzet, door het leven met twee jonge kinderen, door onzekerheid over een nieuwe baan en later de start in een nieuwe baan. Door de aard van mijn werk, door starten met een bijberoep, door mijn eigen karakter.

Ik heb lang gedacht dat er een les verstopt zat in wat ik meemaakte. Nu denk ik dat niet meer, wat niet weg neemt dat ik geleerd heb.

Ik dacht dat de les was dat ik op eigen benen moest kunnen staan. Vervolgens dacht ik dat de les was dat ik hulp moest durven vragen en anderen toelaten.

De laatste weken ben ik twee keer in een soort conflict gekomen omdat ik te onafhankelijk ben. Ik snap dat vanuit een buitenperspectief, maar hé, wat moet ik anders? Hoe kan ik niet onafhankelijk geworden zijn in deze situatie?

Maar goed. Het voelt op dit moment niet als een soort fase in een of ander mij overstijgend masterplan dat naar iets beters gaat leiden, ooit, ergens. Iets waar ik door moet om bij iets geweldigs uit te komen. Het voelt gewoon als iets dat ik liever niet had meegemaakt, en veel geploeter.

Waar ik nu wel helder zie, is dat niet ik het grootste verlies heb geleden. Maar hij. Hij heeft dingen gemist die hij nooit meer kan inhalen.

Het is repetitief en mogelijk wat saai, de kinderen in bed stoppen. En toch, toch is dat ritueel me zo lief geworden. Omkleden, tanden poetsen, potje, toilet. Daarna boekjes lezen en de oudste die nog een youtube-filmpje mag. Elke avond een selectie uit pakweg dezelfde tien favoriete boekjes. Voor de honderdste keer lezen van de kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft. Voor de honderdste keer de kinderen horen schateren. Telkens die vijftig seconden voor de microgolf staan wachten tot het flesje warm is, terwijl ze boven met twee op mij liggen te roepen en ik zoals altijd terug roep dat ik ko-hoom. Het rondje kusjes voor slapende wangetjes. Dingen in slapende oren fluisteren, zoals ‘ik ben zo blij dat je mijn kindje bent!’ en ‘ik ben zo trots dat je al kan schrijven!‘. Het is saai, het is repetitief, en zo zijn er veel dingen. Het badmoment. De maaltijden. Het ophalen, het wegbrengen. En toch, toch is het onbetaalbaar en heeft Dirk in deze een gruwelijk verlies geleden.

Laatst sprak ik met een collega, met drie dochters en een vrouw die thuis blijft. Dat zijn vrouw ze ’s avonds moet weg houden van hem, als hij moe van het werk komt. Hij heeft dan rust aan zijn kop nodig. Mijn ogen werden schoteltjes. Misschien is dat het cadeau dat ik gekregen heb van Dirk. De kans is me ontnomen dat ik ‘ze’ van me laat weghouden omdat ik te moe ben. En geloof me, te moe ben ik elke dag. En toch, toch doe ik wat er moet gedaan worden, want ik kan het op niemand afschuiven. En dat creëert zo veel intense intimiteit met die twee kleintjes… Als ik niet zo kwaad was op hem, was ik Dirk daar vast eeuwig dankbaar om.

 

Nog meer leven zoals het is: single mom

 

Het is 17u53. Binnen zeven minuten gaat de opvang dicht. Ik schuif aan voor een rood licht. Nog 4 km. Een peulschil, tegenover de 146 die ik net gereden heb. Ik voel me opgejaagd, maar blijf alert en voorzichtig.
Om 18u01 ren ik de opvang binnen. Op de weg naar binnen kruis ik een andere mama die begripvol kijkt. Ook zij is hier waarschijnlijk net in zeven haasten binnen gestormd. Peuterzoon staat daar. Als laatste. Hij lijkt het niet erg te vinden. Ik til hem op, kijk hem in zijn oogjes, zeg dat ik blij ben dat ik er ben. Zijn opvoedster vertelt me dat hij ziek is. Hij had voor de middag al veel koorts maar ze hebben me niet gebeld omdat ze wisten dat ik toch niet kon komen. Ze hebben me willen sparen. Het kind heeft een medicament gekregen en ik heb de kans gekregen rustig mijn werk te doen.

Om 20u is het stil in huis. Ik ben nog altijd wat beduusd door een mix van schuldgevoel en ergernis, en die ergernis is op zijn beurt weer een mix van verschillende ergernissen door elkaar heen. En dat schuldgevoel gaat in het kwadraat, want ik voel me ook nog schuldig omdat ik me schuldig voel. Don’t even ask.
Ik haal de vergeten bos bloemen uit de auto die ik vanmiddag gekregen heb. Vanmiddag stond ik op een podium en sprak ik tegen 70 mensen. Ik had vanalles voorbereid, zelfs een enkel grapje waar ze smakelijk mee lachten. Plots hoorde ik mezelf van mijn eigen script afwijken en vertelde ik daar, onvoorbereid, een verhaal uit het begin van mijn loopbaan. Ik gaf met knikkende knieën les op een lerarenopleiding. Ik had een student die lag te slapen de klas uit gezet om mijn gezag te etaleren. De hele klas dreigde mee te vertrekken. Met moeite hield ik ze binnen, maar het werd nooit meer wat. Later in de lerarenkamer hoorde ik dat de jongen die ik buiten had gezet, de zoon was van een alleenstaande werkloze moeder. Hij werkte ’s avonds en ’s nachts om de kost te verdienen voor hun twee. Dat hij in de les zat – zij het dan slapend – was al een prestatie. Ik wil het moment graag vergeten, maar kan dat niet. Nooit. Het is een moment dat me getekend heeft. Dat me geleerd heeft dat er altijd een verhaal is. En dat je daar altijd naar moet luisteren. En dat sta ik plots te vertellen op een podium en ze zijn allemaal stil en ik zie alle gezichten op mij gericht. Daar denk ik aan als ik de bloemen in een vaas zet. Over mijn script en voorbereiding waarmee ik mogelijk onhandig of oninteressant was. Over het vertelmoment wat duidelijk goed ‘werkte’, terwijl het helemaal geen truukje was. Het kwam gewoon uit mezelf. Ik weet niet goed hoe het ging vandaag, ik probeer het los te laten. Het is gewoon zo dat de aandacht van tijdens het verhaal zo anders was dan de energie die er tijdens de andere momenten hing, dat ik het gevoel heb dat het een slechte middag was. Ofzo.

Morgen zou mijn eerste thuiswerkdag in weken zijn. De eerste dag zonder lange rit, zonder gehaast, zonder vroeg de deur uit. De dag om de losse eindjes af te binden en rustig wat telefoontjes te doen en me voor te bereiden op de week die komt. Ik ben geërgerd omdat die dag wegvalt (door de zorg voor een ziek kind) waardoor ik alles wat ik die dag rustig wou aanpakken, weer eens tussen de soep en de patatten en na kinder- en moederbedtijd moet doen. Ik ben te moe. Fijn  dat de opvang me niet gebeld had om me niet te storen, maar de kans om een oppas voor zieke kinderen te regelen was er meteen ook mee verkeken. En dan zit ik op het bed en kijk ik naar het zieke kind en weet ik dat hij ook alleen maar wil dat ik voor hem zorg en hij mijn lappenpopje mag zijn tot hij zich beter voelt. En dat recht heeft hij. Ik ben zijn moeder, hij is mijn kind.

Ik voel de wallen onder mijn ogen letterlijk trekken na een drukke periode. Ik lig bijna drie uur op de bank, humeurig. Dan besluit ik me te herpakken en de pc weer op te starten en alvast het dringendste te doen om die stress voor morgen te beperken.

Dit is vloeken. En waarschijnlijk herkenbaar voor vele ouders. Maar mij geeft het heel even het gevoel dat ik eindeloos op de proef wordt gesteld. Alsof iets of iemand in dit universum wil weten hoe ver ik kan gaan en hoeveel wilskracht ik heb – want fysiek is er niets meer te halen-, door er elke keer weer een schepje bij te doen.

We’ll manage. Uiteraard.

 

 

Aladdin

Aladdin kwam midden in mijn jaren van verwondering uit. Een buurvrouw nam ons mee naar een oud bioscoopje waar we meestal alleen zaten. Het zal toen al bijna failliet geweest zijn. Met open mond heb ik daar enkele Disney-klassiekers gezien, waaronder Aladdin.

De geest ben ik nooit vergeten. Een beetje een dramaqueen en ik herinner me dat de dingen anders uitpakten dan de bedoeling was (en uiteindelijk kwam alles ook nog goed), maar het idee een wens te kunnen doen… Een wens…

In mijn hoofd popt minstens een keer per maand de onzinnige vraag op of ik voor onbeperkt geld of onbeperkt energie zou kiezen, als ik ooit een magische lamp zou vinden en maar liefst één wens zou mogen doen.

Onbeperkt geld lijkt aanlokkelijk. Ik zou nog steeds blijven werken, maar heel dit leven anders vorm geven. In een huis dat beter om mijn vel past. Met een soort moeder in huis die mijn kinderen opvangt als ik er niet ben, en macrobiotische maaltijden kookt met bio-ingrediënten. Ik zou dingen uitbesteden en bewust kiezen voor wat ik nog zelf zou doen. (Als ik er aan denk dat ik door het alleenstaand-moeder-zijn ongeveer alles alleen/zelf doe, vind ik het soms nog steeds absurd.)

Met onbeperkt geld zou ik energie kopen, want door hulp in te kopen en niet te vergeten, een macrobiotische kok-in-huis, zou ik uiteraard ongeveer 300% levenslustiger zijn dan nu.

Maar. Maar. Geen gevoel zou ellendig als te weinig energie. En dat gevoel ken ik helaas door en door.

Zoals vrijdagavond. Nog twee relatief makkelijke dingen op de to do-lijst. Dingen die echt nu moeten gebeuren. Maar ik kan niet meer. Ik kan echt niet meer. Ik zit in de zetel en voer een innerlijke strijd. Dat beginnen het ergste is, dat het daarna wel zal lukken. Een uurtje nog, kom op, meid. Een half uurtje dan? Slechts één van de twee taken? Misschien de helft dan? Ik heb een blikje nalu op, een koffie gedronken, mijn ijzerpilletje en Sint-Janskruid op. Een glas water. Een pijnstiller. Een warme trui. Niets helpt. Als het op is, kan je het nergens meer halen. Ik kan het niet. Tranen als ik dat aan mezelf moet toegeven. Me naar bed slepen lukt nog net. Het is 20u35 als ik in bed lig. (Om vijf uur de volgende ochtend staat de Kleuter aan mijn bed omdat hij in zijn bed heeft geplast. Ik verzorg hem, hij kruipt bij mij en de Peuter. Peuter wakker. We blijven nog tot acht in bed, maar veel slapen doen we niet meer.)

De volgende dag is extreem vermoeiend omdat ik ’s avonds de voorbereidingen voor de dag niet getroffen heb. Veel stress, veel gedoe met de kinderen daardoor, de kortste route naar doodmoe.

Als ik die lamp vind, denk ik dat ik dus zou vragen nooit meer dat gevoel van uitputting te hebben dat mij nu twee tot drie keer per week letterlijk lam legt. Als ik energie genoeg zou hebben, kookte ik zelf wel verantwoord macrobiotisch en kon ik mijn bijberoep zo vorm geven dat ik niet onbeperkt geld zou verdienen maar alleszins wat meer dan nu het geval is.

Dat is meteen ook de stok in het wiel van mijn nieuwe systeem met weekplannen. Ik word er efficiënter van en veel van mijn onhandigheden zijn ermee opgelost. Als dingen in je agenda staan op een bepaald moment is de kans inderdaad groter dat je ze ook echt gaat doen. De avonden waarop ik niets heb ingepland (vrij) doe ik inderdaad zonder schuldgevoel ‘niets’ (lees: ik ga gewoon slapen om acht uur zonder innerlijke strijd). En in plaats van elke avond naar de stapel oneindige to do’tjes te kijken, kijk ik gewoon in mijn planning en doe ik wat er op mijn planning staat. Tot de vermoeidheid toeslaat. Waardoor ik sommige dates met mezelf niet kan nakomen, achterop geraak, en teleurgesteld. Het systeem is dus prima, alleen heb je er een constante/onbeperkte energie voor nodig, of energie die je ook kan plannen in een weekschema.

Er is nog werk aan de winkel. Iemand ergens een oude lamp?

 

 

 

Pimp your life

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.
Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

Pimp your life

Door de minimumbezetting aan ouders in dit gezin (één) is het leven hier willens nillens een beetje ge-simplified. Niet dat we voordien grote sier maakten. We probeerden altijd al ecologisch te leven, bewust te consumeren (dus te consuminderen), en zorg te dragen voor wat we hadden. We leefden niet uitbundig, maar we fietsten op een mooie dag wel naar het park met een picknick, aten wel eens een hapje in een vegan restaurantje, fêteerden onszelf af en toe op pizza die we recht van het brommertje van de bezorger mee naar bed namen, en lieten de kleine mannetjes soms met een klein hartje achter bij een babysit om een goede voorstelling bij te wonen.

Door het vertrek van mijn partner werd het allemaal iets minder. Denk: kerst zonder kerstboom. Zondagochtend zonder croissants. Een verjaardag zonder vlaggetjes. Dat gaat verder dan een ge-simplified leven. Soms werd het ronduit ‘kaal’.

In de begindagen van het alleenstaande ouderschap las ik ergens een stukje van een moeder die schreef hoe ze haar kind prinsessenschoentjes cadeau had moeten doen, tegen al haar eigen principes in. Drama! Een gevoel van vrijheid overviel me. Het was toen al duidelijk dat we terug moesten naar de essentie omdat met het inkomen en de energie van slechts één ouder niet heel veel extraatjes mogelijk waren. Het werd toen duidelijk voor me dat het ons zou bevrijden uit de klauwen van het consumentisme en het steeds maar verlangen naar meer.

Op een gegeven moment werd het moeilijk voor me geld uit te geven. Het plezier van drie paar nieuwe vrolijke sokken werd dan bijvoorbeeld verziekt door het schuldgevoel dat gepaard ging met het uitgeven van geld aan iets voor mezelf.

En toen kwam de dag dat ik vermoeid naast het bad van de jongens zat. De oudste was boos en overstuur. Ik was jarig, maar had niet de energie om er wat van te maken en voor mij hoefde het ook niet zo nodig. De oudste zoon brieste en riep dat hij niet op mijn stom feest wou zijn. Ik probeerde uit te leggen dat ik het graag wat rustig aan doe en dat het voor mij een feest is om gewoon een dag met mijn kindjes door te brengen. Hij begreep het niet of wou het niet begrijpen. Hij was boos en teleurgesteld en hij had gelijk.

Dus wij gaan even dwars tegen de trend ‘simplify your life’ in. Het leven pimpen, dat is wat we nu doen.

Op maandag keken we samen in het geweldige leuke-mama-boek van Lobke Gielkens om drie toekomstige uitstapjes uit te kiezen.

Op dinsdag  fietsten we naar de stad en kregen de jongens een ijsje. Met spikkeltjes.

Op woensdag bestelde ik een boekje over op reis gaan met kinderen in Amsterdam. In bed fantaseerde ik over overnachten op woonboten en kuieren door Artis.

Op donderdag deden we filmavond en zaten we gezellig samen voor een heerlijke animatiefilm, met een kom vol heerlijke knapperige en hoogst verantwoorde druifjes.

Op vrijdag nam ik de jongens mee uit eten naar een nieuw vegetarisch restaurantje met kinderhoekje waar je het eten van een buffet kan scheppen. Ze kozen enkel wat ze lekker vonden en kregen elk een mini-portie die ze met gemak aankonden. Geen ruzie aan tafel, en er kon nog een dessertje bij.

Op zaterdag haalde ik croissants. Na het ontbijt mochten de jongens met laarzen onder hun pyjama de tuin in en maakte ik van de gelegenheid gebruik om de krant van voor tot achter te lezen. En terug.

Op zondag fietsten we naar de markt en kochten we ranonkels die we in kleine vaasjes doorheen heel het huis verspreidden.

Geen beter idee dan eerst even stevig terug naar de essentie, om het leven vervolgens te pimpen en te genieten van al het leuks en al het moois dat je samen kan beleven.

 

Prinses luistert Serial & denkt na over Adnan

Ik volg de hype waarschijnlijk zeer laat, maar uiteindelijk ben ik verknocht geraakt aan podcasts luisteren. Daar kan ik nog wel eens een blogje over vullen, maar nu even inzoomen op het verslavende Serial, over Adnan Syed die al dan niet zijn ex-vriendinnetje vermoord heeft, vijftien jaar geleden, ergens in Amerika.

Het is verrukkelijk. Lange autoritten, gespannen luisteren. Om één of andere reden streamt mijn auto soms met de iPhone, en dan weer niet, waardoor ik afwisselend met een oortje in luister of via de speakers. (Iemand een idee hoe ik deze technische onvoorspelbaarheid kan beslechten?) Maar ik luister even goed op toilet, of tijdens het nachtelijke koken, afwassen, was vouwen.

Ik weet niet of Adnan Hae heeft vermoord. Dat kan ik niet weten. Maar op een gegeven moment gaat er een aflevering over de vraag of Adnan een ‘sociopath’ is. Mijn aandacht is gewekt, aangezien ik vrees samen geleefd te hebben met een ‘sociopath’, die naar mijn weten geen meisjes wurgde en begroef. Maar toch.

De vertelster lijkt niet echt gewonnen voor het idee dat Adnan een ‘sociopath’ is. Ze doet er een beetje lacherig over. Als hij dat zou zijn, zou hij toch niet zo aardig zijn? En ze kent hem intussen al zo goed door drie keer per week met hem te bellen, ze zou toch wat aan hem gemerkt hebben? En als hij het was, zouden vrienden en familie toch ook wat gemerkt hebben en zou iedereen zijn mond niet vol hebben over de aardige en voorbeeldige jongen? En dat hij geld gestolen heeft uit de moskee van zijn gemeenschap, en soms wel eens kleding vervreemdde van vrienden, heeft er toch helemaal niets mee te maken?

Op internet kan je googelen hoe je aan iemand merkt dat ie een ‘sociopath’ is. Die kenmerken ga ik hier niet opsommen.

Maar tijdens het luisteren moest ik aan Dirk denken. Je zou een serie kunnen maken met getuigen die vertellen over de charmante, aardige Dirk. Over hoe hij die man met een handicap op straat toesnelde om te helpen, die keer. Over de tijd en aandacht die hij opbracht voor mensen. Over hoe leuk hij was met de kinderen. (…)

Was het maar zo dat mensen in de omgeving van een ‘sociopath’ altijd wat zouden merken. Dat je het zou weten door drie keer per week met iemand te bellen. Dat je de vinger er op kan leggen.

De realiteit is dat mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis een masker dragen. Of maskers, meervoud. Af en toe voel je iets, merk je dingen die niet kloppen. Dat geeft een heel onrustig gevoel, maar het is heel moeilijk aan te duiden wat er dan aan de hand is. Het gaat zo ver dat je denkt zelf gek te zijn.

Ik had altijd een soort instinctieve angst ten opzichte van Dirk. Alsof mijn intuïtie wist dat er iets niet klopte. Zo heb ik bv altijd geweten dat hij de kip die hij had vermoord heeft, ook al heeft hij dat nooit toegegeven. Als kind deed hij dieren pijn, heeft hij me ooit verteld. Toen hier in de buurt een meisje dood was gevonden in het bos, in de periode dat we aan het daten waren en ik tot over mijn oren verliefd was op hem, heb ik opgezocht waar Dirk de avond van haar verdwijning was. Absurd, dat je die onrust voelt ten opzichte van iemand waar je gek op bent. Dat je niet exact weet wat er niet klopt, maar wel dat er iets niets klopt.

Luchtig doen over diefstal, zoals in Serial, vind ik dom. Dirk deed illegale dingen. Zoals rondrijden met valse nummerplaten en een onverzekerd voertuig. Wat ik overigens niet wist op dat moment. Zijn advocaat deed alsof ik een hysterische trut was toen ik dat ter sprake bracht als voorbeeld van zijn gestoord gedrag in de zaak rond het ouderlijk gezag, en het werd een beetje onder tafel geveegd als niet-terzake-doend. Maar zo’n dingen doen er toe. Het zijn tekens. Barstjes in dat beeld van Mr. Charming.

Of Adnan een gestoorde Mr. Charming is of gewoon een jongen met heel veel pech, weet ik niet. Maar dat een antisociale persoonlijkheidsstoornis niet iets is om weg te lachen of te onderschatten, dat dan weer wel.

 

 

Even wennen aan the new me

Het is avond. Ik rijd 100 km tot de plek waar ik ga slapen vannacht, omdat ik morgenvroeg hier een eerste afspraak heb. Ik rijd rustig in het donker. Adem diep. Doe aan vermoeidheids- en angstmanagement. Als ik erg moe ben kan ik wel weer eens een drukkend paniekerig gevoel krijgen (meestal getriggerd door overprikkeld geraken door de gewaarwordingen bij het rijden in het donker). Ik luister naar de mooie podcasts van Toendra. Allerlei verhalen van mensen, zoals het dagboekfragment van een prostituee. Eenmaal op mijn kamer heb ik de neiging om mijn pc open te klappen en mijn papieren bij elkaar te scharrelen. Maar dan herinner ik het me weer. Het is af, het is echt af. Het rapport zit in een mapje in mijn tas. In drievoud. Netjes. En vooral af.

Ik had me dit weekend voorgesteld dat ik tot diep in de nacht en tot twee minuten voor de beoogde presentatie aan het rapport zou moeten werken, zoals ik vroeger vaak deed (vroeger is twee weken geleden, fyi). Om dan in alle staten te vertrekken en te beseffen dat ik nog een kopie was vergeten maken ofzo. Maar nu kom ik toe en weet ik niet eens wat te doen, want het rapport is af. Ik moet het niet met een driedubbele espresso en wat wilskracht die ik ergens van mijn bodem probeer te schrapen, afwerken.

Ik moet nog wennen aan ‘the new me’. Het is alsof ik plots minder stokken in mijn eigen wielen steek. Alsof ik eindelijk wat meer van mijn potentieel vrij kan gebruiken. Vroeger werkte ik even veel, maar het was zo vaak vechten met mezelf, ploeteren en weinig bereiken. Nu pak ik dingen op, werk ik ze af, en geniet ik er van.

Hoe het komt? Enerzijds door Pim, en het emotioneel lichaamswerk. Ik kan het nog steeds niet uitleggen, maar ik ga met sprongen vooruit. Ik ben rustiger en vrijer.

Anderzijds heb ik een ‘clinic’ gevolgd bij Heidi Does.

Ik ga uiteraard Heidi haar ‘methode’ niet prijs geven, maar ze bracht me goede inzichten bij over multitasken (daar zijn we niet voor gemaakt) en over capaciteit en doorstroom van werk. Ik had te weinig doorstroom en de hele capaciteit slipte dicht, waardoor ik tilt sloeg. Via een betrekkelijk eenvoudig systeem heb ik overzicht over mijn taken en besteed ik mijn aandacht aan één taakje tegelijk. Ik heb weer doorstroom gecreëerd en zowel in mijn huis als in mijn werk begint de hopeloze niet-te-overziene stapel werk rustig te stromen.

Daarbij kwam dat ik in weken ging plannen. Dat werkt meestal goed en ik ben zelden nog onderweg zonder lunch en zonder twee doosjes rauwe groenten om te snacken in plaats van een kitkat te kopen in een tankstation. Het gebeurt nog wel eens natuurlijk, dat ik ergens te laat kom of dat ik het niet goed aanpak of wat gedesorganiseerd ben, maar dan denk ik gewoon ‘morgen beter’. Ik vergeef mezelf veel meer. Dat eeuwige mezelf op mijn kop zitten was toch ook niet zo lekker.

Intussen is er ook een nieuwe opdracht als zelfstandige in bijberoep op mijn pad gekomen. Ik kreeg de mail toen ik in Rotterdam in de auto stapte en heb heel de weg meegezongen met de auto van contentement, ook al is het een spannende opdracht die op korte termijn af moet. Ik ben gewoon niet zo bang meer dat ik niets kan.

Ik had besloten om niet op reis te gaan deze zomer met de kinderen, om financiële redenen. Maar nu denk ik dat ik ook een beetje moet leven met die mannekes en dat het wel heel cool zou zijn een paar dagen met de jongens naar Amsterdam te gaan. We kunnen Artis bezoeken, honderd keer met de tram rijden, het pontje nemen over het/de Ij (schappen wat niet past), een park zoeken en ijsjes eten. Waarom zou ik dat niet kunnen, alleen met twee mannekes? En waar een wil is, kan je een financiële weg vinden, Toch? (Ik ga er nog eens diep over nadenken en uiteraard zijn tips van Amsterdamse moeders welkom. Waar we de beste ijsjes kunnen eten bijvoorbeeld. In welke speeltuin Amsterdamse kleuters zich uitleven. En welk museum kidsproof is.)

En nee, ik ben niet meteen superwoman geworden. Ik kan me niet herinneren wanneer ik het laatst gestreken heb, mijn recent gewassen auto ligt alweer vol kruimels omdat ik een keer een croissant gegeten heb tijdens het rijden (strak plan, echt), mijn toegenomen gewicht baart me zorgen/mijn lijf zit me wat in de weg. Mijn doctoraat ligt nog steeds op de plank en mijn takenlijst staat nog steeds vol dingen die ik al veel eerder had moeten doen, en ik heb een milky way gegeten gisteren en ik geef mijn kinderen sojayoghurt als ze weer eens zitten te kokhalzen boven hun warme maaltijd, in plaats van hen op te voeden en hen alles te leren eten.

Het gaat beter. Echt. En stiekem, stiekem hoop ik dat het nog leuker kan worden. Wie weet.

 

Verpletter(en)d

Ze staan onder de douche met twee. Wat hebben ze rare lijfjes, met die schouderblaadjes die uit hun rug steken, de grote buikjes, kleine piemels, dikke knietjes ten opzichte van de sprieterige beentjes, vierkante voetjes, ballonhoofdjes. Especially the little one.

Ik kijk en mijn hart krimpt. Ik denk dat de Peuter zich niet zo goed voelt. Hij is bleek, wit. Hij had koude voetjes. Hij at slecht, was hangerig. Heeft hij keelpijn? Is hij misselijk? Ik weet het niet, maar mijn hart doet letterlijk pijn als ik er aan denk dat hij ziek zou kunnen zijn. Niet alleen omdat dat voor de week die komt onoplosbare zooi geeft (ik heb namelijk geen baan waarin ik zo kan thuis blijven – wie wel?), maar ook en vooral omdat ik daar blijkbaar heel sterk op reageer, doodsbang en ellendig van word. Als ze ziek zijn, zijn ze nog kleiner en zo zielig en dan moet ik voor hen zorgen en slim zijn en verantwoordelijk en vooral heel kalm blijven terwijl mijn hart in duizend stukken breekt en ik me plaatsvervangend doodziek voel.

Hoewel ik het niet doe, begrijp ik plots waarom ik op zo’n momenten Dirk wel eens belde. Het is zo beangstigend voor me. Als ik iemand anders bel dan Dirk blijf ik nog steeds de ouder die het moet oplossen. Dirk is immers diegene op wie ik die rol kan afschuiven. Maar ik doe het niet. Zo ver zijn we al.

Ik zit voor de douche op de grond en kijk naar die kleine mannetjes met hun rare lijfjes onder de warme douche. In mijn hoofd tel ik de jaren. Hoe lang nog, dit verpletterende gevoel van verantwoordelijkheid?

Zorgarbeid Light

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Ik ben vereerd dat ik voor Femma tweewekelijks een blokstukje mag schrijven. Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.

Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

Zorgarbeid Light

In het weekblad bij De Standaard (5 maart 2016) las ik een essay van Filip Rogiers over ‘de woekerende illusie van de totale controle’. Dit essay beschrijft de toenemende ‘controledrang’ van de huidige generaties. ‘Als je het goed doet, is het je eigen verdienste. Als je faalt, is het je eigen schuld,’ staat er in de inleiding. Deze onderliggende opvatting zou resulteren in een gebrek aan solidariteit en empathie in onze huidige samenleving. Mensen leggen de focus bij zichzelf. In het artikel wordt Ignaas Devisch professor ethiek, geciteerd die uitlegt dat er na de Franse Revolutie een omslag is gekomen: ‘Vanaf dan gaan we ervan uit dat het leven iets is wat we zelf in handen kunnen en moeten nemen. De individuele vrijheid staat voorop. We moeten ons leven zelf vorm geven, we krijgen het niet van of worden niet langer gestuurd door de goden. En hoe meer controle je aan je leven kunt geven, hoe beter geslaagd je maatschappelijke situatie.’ In het essay wordt vervolgens ook de relatie gelegd met het onvermogen om te gaan met het ongeplande.

Een beweging van empathie, betrokkenheid en begrip

De ervaring dat er in onze maatschappij solidariteit en empathie ontbreekt, heb ik zelf niet als dusdanig dus daar kan ik niets over zeggen. Integendeel: ik zie een beweging van (jonge) vrouwen die veelal in de ‘blogwereld’ opereren, en die – in het spoor van Brené Brown – in de kracht van kwetsbaarheid geloven. Door daar over te schrijven of door te reageren op stukjes waarin anderen hun kwetsbaarheid durven tonen, ontstaat er een beweging van empathie, betrokkenheid en begrip. Met mijn eigen blog mag ik ervaren dat dat ook verder gaat dan het virtuele. Sommigen van mijn lezers hebben meer voor me betekend en gedaan dan mijn eigen familie.

Zorgarbeid XL en zorgarbeid light

Wat ik wel zie, is dat er door de hierboven beschreven opvatting (dat we het leven zelf in de hand moeten hebben) heel hard gewerkt wordt. Bijna iedereen die ik ken werkt bijna onnoemelijk hard. Thuis en op het werk, in wat voor verhouding dan ook. En vooral voor vrouwen komt daar zorgarbeid bij. Gechargeerd kan je zeggen  dat de eerste fase zich kenmerkt door wallen onder de ogen en altijd-haast (jonge kinderen). Dat er dan een korte periode is van relatieve ‘rust’. Vervolgens zijn die wallen er weer, en gaan die gepaard met zorgen/stress (pubers in huis). Als dat goed en wel voorbij is, zijn er weer slapeloze nachten omdat er keuzes moeten gemaakt worden met betrekking tot de zorg voor de ouder wordende ouders/familieleden. (Een heel leuk boek hierover is trouwens ‘Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor’, van Renate Dorrestein.)

Dit alles leidt er toe dat er nog maar weinig ruimte is voor zorgarbeid light, wat voor mij een deel is van gemeenschap vormen. Velen vouwen zich (noodgedwongen) terug op zichzelf om de onmogelijke race te lopen.

Over het kastje en de muur

Als alleenstaande moeder heb ik een heel rondje gedaan om ‘hulp’ te vinden. Bij allerlei diensten ben ik langs geweest. Mijn vraag was complex, maar heel kort samengevat ging het er over dat ik moe was, geen draagkracht, netwerk of reserves van enige soort had om te doen wat me te doen stond (kinderen opvoeden en werken en mijn huishouden doen). Ik klopte aan bij CAW, CGG, OCMW, K&G, CKG, crisishulp, … en werd van het kastje naar de muur gestuurd. Intussen is er een bepaalde doorbraak. Een sociaal werker van het OCMW heeft er bewust voor gekozen me te ondersteunen, en samen hebben we geregeld dat ik wat Familiehulp kan krijgen.

Bij het lezen van het artikel in De Standaard kwam ik tot het trieste besef dat ik van het kastje naar de muur ben gestuurd, omdat mijn vraag eigenlijk een vraag om gemeenschap is. En dat ik nu ga inkopen wat eigenlijk zorgarbeid Light zou kunnen zijn binnen een gemeenschap waar mensen ademruimte hebben om naast werk en gezin ook gemeenschap te kunnen vormen met elkaar.

Het belang van Femma

En dat markeert voor mij ook het belang van bewegingen zoals Femma. Een organisatie die vrouwen in gesprek brengt en aan het woord laat, en hun stem vertegenwoordigt. In de thema’s die op de agenda van Femma staan, zie ik dan ook als rode draden ademruimte, solidariteit, en vooral het plaatsen van vraagtekens bij de samenleving waar de gemeenschap uit dreigt te verdwijnen, als we geen beter evenwicht vinden met z’n allen – tussen man en vrouw, tussen alleen en samen, tussen jong en oud, tussen werk en zorg, tussen arbeid en leven.