Een dag zonder vlaggetjes

Vanochtend zat Kleuterbroer me met grote ogen aan tafel aan te kijken. Waarom we Babybroer zijn stoel niet versierd hadden? Waarom we geen vlaggetjes hadden opgehangen?
Mijn hart brak.
Eerlijk? Ik kon het niet meer opbrengen, net zoals ik het niet kan opbrengen de was uit de machine te halen en de afwas te doen.

De verdere evolutie van de dag was van die aard dat ik ’s middags vrienden heb opgebeld omdat ik het echt nodig had dat er mensen kwamen. (Dat klinkt heel kalm, maar ik was totaal over de rooie zeg maar.) Omdat ik niet alleen wou/kon zijn met de kinderen. Omdat ik te wanhopig was en al een tijdje ben. Omdat ik bang ben dat er erge dingen gaan gebeuren, dat ik mijn geduld ga verliezen, dat ik in wanhoop stomme dingen ga doen.

Net voorafgaand aan dat noodtelefoontje, was er een conflict met Dirk. Dirk die kwaad was omdat ik mijn verdriet uit, die het manipuleren noemt, die het feit dat ik verdriet heb tegen mij gebruikt, die zegt dat ik na vier maand en half er maar eens over moet zijn, die vindt dat ik er voor kies om er in te blijven hangen.

En toen dreigde hij met een advocaat. Waar ik erg gevoelig voor ben, want ik denk dat hij niet de stabiliteit kan genereren in zijn leven die kinderen nodig hebben. Toen we net uit elkaar waren, heb ik het boek ‘Destructieve relaties op de schop – Psychopathie herkennen en hanteren’ van Jan Storms meerdere keren gelezen. Op elke bladzijde kon ik dingen aankruisen die ik herkende uit onze relatie. Het manipuleren, mijn zielspijn, het onbetrouwbare, het feit dat hij niets plande, afwerkte, volhield, het financiële en emotionele parasiteren, het weglopen als bepaalde dingen aan het licht kwamen, het feit dat hij geen contact meer had met familie, weinig vrienden had, een hele rits vriendinnetjes achter de kiezen, maar nooit iets stabiels. Het übercharmante en zorgende, dat hij als het hem uitkwam tegen mij gebruikte. Het voortdurende omdraaien van dingen. Als bijvoorbeeld net uitgekomen was dat hij veel schulden had gemaakt en er over had gelogen en ik emotioneel reageerde, wou hij niet bij mij slapen omdat ik hem had gekwetst door mijn reactie. Zo’n dingen. Geen soort persoonlijkheid waar je kinderen aan wil toevertrouwen. Dus als hij op dat vlak gaat eisen, doe ik letterlijk bijna in mijn broek.

Ik realiseerde me weer, o.a. door in gesprek te gaan met de vrienden die vanmiddag kwamen, dat ik me moet wapenen tegen Dirk. Ik ben de laatste weken een soort open wonde geweest, heb mijn pijn en mijn verdriet getoond en geuit, in de overtuiging dat dat mij zou helpen het een plek te geven. Door de situatie met mijn ouders ben ik te afhankelijk van hem geworden, heb ik hem toegelaten de redder te komen spelen en dat is vandaag weer eens in mijn gezicht ontploft.

Alweer een verdieping onder een verdieping onder een verdieping onder een verdieping onder een verdieping onder de bodem.
Maar ergens is het me wel plots heel duidelijk dat ik dit niet meer wil. Ik wil niet op de ochtend van de verjaardag van Babybroer geen vlaggetjes hebben omdat ik het niet kon opbrengen ze te gaan kopen en op te hangen. Ik wil niet meer van dat soort crisissen dat ik jankend sta te schreeuwen tegen Dirk dat hij niet weg mag gaan (ik was totaal in paniek omdat zijn vertrek meteen betekende dat mijn oplossing om te kunnen gaan werken weer eens weg is, moet dus weer op zoek) met een kind op mijn heup. Ik wil geen huis waarin een berg afwas staat en drie bergen strijk liggen en ik wil niet dat ik me niet meer kan herinneren wanneer ik voor het laatst iets gegeten of gedronken heb.

Dus is het klaar. Ik moet besluiten dat ik afstand neem van Dirk, niet meer mee ga in zijn manipulaties en dat ik stop met terug verlangen naar onze relatie.
Ik moet ophouden met hem te bellen. Ik mag hem niet meer die ruimte geven me verdriet te doen. Ik moet mijn innerlijk afschermen. De open wonde moet toe.

En dat betekent dat ik goed voor mezelf en mijn kinderen moet leren zorgen, dat ik moet helen. En dat er eindelijk oplossingen moeten komen. Zodat op de tweede verjaardag van Babybroer het huis vol vlaggetjes zal hangen!

Een eerste element: ik ben bij de buurvrouw langs geweest om te kijken of zij iemand kent die één nacht per week hier wil oppassen. Dat zal me geld kosten dat ik nu niet heb. Heeft iemand van jullie een idee voor een bijverdienste? Iets dat ik liefst ’s avonds hier thuis kan doen als de kindjes slapen?

Raak

IMG_2471

Een rake kaart (waarvoor zo veel dank).

Een dag. Een dag met twee jongens, waarvan ik denk dat ze beter verdienen.
Een dag waarop ik denk dat ik plannen moet maken om terug grip te krijgen op de dingen.
Een dag waarop ik denk dat Dirk een nieuwe vriendin heeft en ik bijna knettergek word. En dat ik me realiseer dat als het nu niet zo is, de dag dat het zo is alleszins wel eens komt. Dirk is geen man die lang alleen is.
Een dag waarop ik besef dat iedereen een vierkante centimeter van zichzelf zou moeten hebben. Liefst meer, maar zeker die vierkante centimeter. En dat die er niet meer is, dat alles vol zit met wat moet en die jongens die zo weinig zelf kunnen en onderaan de trap staan te huilen als ik langer dan 30 seconden op toilet ben en die zelfs niet kunnen zwijgen als ik smeek om vijf minuutjes even niets zeggen want moeke wil iets schrijven.
En dan denk ik dat ik mijn vierkante centimeter opgegeven heb toen ik gestopt ben met werken en dat het misschien daarom sindsdien zo afschuwelijk slecht gaat dat ik ’s nachts naar teleonthaal moet bellen omdat ik mijn kinderen weer eens wakker gehuild heb.
Of ben ik net op tijd gestopt voor het zo erg werd?

En ik wil graag dat het beter gaat. Ik wil niet zo boos zijn en zo verdrietig en zo moe en zo moedeloos. Ik wil niet de uren aftellen tot mijn kinderen gaan slapen en tot ikzelf naar bed mag. Ik wil geen tien keer naar Dirk bellen ’s avonds omdat hij na de eerste keer niet meer opneemt en ik hem écht wil vertellen hoe boos en verdrietig ik ben. Ik wil niet al een week geleden mijn benen geëpileerd moeten hebben en mijn haar gekleurd. …
Maar soms heb je blijkbaar niet te kiezen.

Dwarrelen

Vroeger had ik vaak weinig begrip voor mensen met psychische problemen, zoals depressies. Een paar maanden geleden heb ik nog over een vriendin die al geruime tijd thuis is met allerlei vage klachten, maar wel nog haar hobby’s beoefent, gedacht dat ze zich aanstelde. En dat ik, als ik haar baas was en zou ontdekken dat de danscursus wel kan en het werk niet, dat ik het dan wel zou weten.

Niet erg aardig van mij.

[Vooral niet dat ik dat haar ook gezegd heb, toen ze me erg gekwetst had in de periode rond de doop van Babyzoon. En dat ze altijd met zichzelf bezig is, dat heb ik ook gezegd. Deze week heb ik haar een kaart gestuurd, om me te excuseren.]

Vandaag gingen Kleuterzoon en ik Babybroer ophalen. We hadden een tas in de bakfiets met ons vieruurtje. En luiers. En doekjes. En wat je nog meer nodig hebt als je met kinderen op stap gaat. We gingen namelijk op bezoek bij een vriend. Voor we vertrokken maakte ik al snel wat voorbereidingen voor het avondeten. En toen stapte ik op de bakfiets, en ergens onderweg dacht ik weer eens dat ik echt niet meer kon. Mentaal en fysiek niet. We haalden Babybroer op, die bij het aandoen van zijn sokken op zijn achterhoofd viel en in een luid huilen uitbarstte. Ik gaf Kleuterzoon bijna een tik omdat hij er doorheen ging schreeuwen. Ik zette ze beiden in de bakfiets, reed het bos in, en daar ergens strandden we. Het ging niet meer.
Dus kwamen we naar huis, liet ik de te bezoeken vriend weten dat we niet kwamen omdat het niet meer ging. Hij stapte gelukkig op zijn fiets en kwam onze richting uit. Hij heeft me de rest van de dag geholpen. Door er gewoon te zijn.

Wat is het moeilijk om iemand uit te leggen dat iets eenvoudigs, zoals met je kinderen op bezoek komen, gewoon niet gaat. Dat er een kortsluiting in je hoofd is, waardoor je het niet voor elkaar krijgt.

En wat is het moeilijk te aanvaarden dat je wanhopig bent als je denkt aan al die dagen met de kinderen die volgen, aan al die uren die je moet vullen, moet doorkomen. Dat je een goede moeder moet zijn, je geduld niet mag verliezen. Niet mag weglopen, niet in bed mag kruipen, moet proberen er iets van te maken.

Wat is het moeilijk een vriend die op bezoek zou komen, af te zeggen, omdat je alleen maar wil slapen. En als hij dan smst dat hij er wil zijn voor je, toch nog steeds te zeggen dat het niet gaat, dat je het gewoon niet kan. Terwijl je tegelijk denkt: wat is daar nu moeilijk aan, iemand die op bezoek komt?

Wat is het moeilijk om voor jezelf te snappen dat kleine dingen, die normaal altijd wel gaan, niet meer lukken. Zoals mails beantwoorden. Naar het ziekenhuis bellen om een afspraak te maken. Rekeningen betalen. Melk halen voor Babyzoon.

En allerlei dingen die je van jezelf, en misschien ook van anderen, moet, dwarrelen door je hoofd. Plannen maken. Moed bij elkaar schrapen. Drastische besluiten nemen. Afstand doen van wat niet goed voor je is. Veranderen. Therapie. Analyse. Onder de mensen komen. Flink zijn. Er allemaal niet zo zwaar aan tillen. Wachten tot het beter gaat. Het dag per dag bekijken. Een tijd vrij nemen en thuis blijven. Niet te lang vrij nemen en niet thuis blijven. Terug aanhaken bij de structuren van het leven. Je huishouden blijven doen. De was uithalen. Je niet laten gaan. Je wel laten gaan. Even alles loslaten. Aanvaarden. Accepteren. Vechten. Mediteren. Iets leuks doen. Slapen. Niet overdag slapen. Bidden. Kaarsjes branden. Je gedachten verzetten. Nadenken. Je huis herinrichten. Een nieuwe start maken. Een hobby zoeken. Praten. Zwijgen. Rusten. Doen. Een eigen bedrijf opstarten. Een nieuwe baan zoeken. Je oude baan niet opgeven. Open kaart spelen. Strategisch denken. Niet smeken dat Dirk terug komt. Eerlijk zeggen tegen Dirk dat je nog van hem houdt. Dirk buiten houden. Dirk betrekken. Het huis opruimen. Rust nemen en alles laten liggen waar het ligt. Een paar uur voor jezelf nemen door een babysit te vragen. Tijd met je kinderen doorbrengen. Strak budgetteren. Jezelf verwennen. Daten. Alleen blijven en helen. Zelfhulpboeken lezen. Zelfhulpboeken weggooien. Focussen op wat niet gaat en er aan werken. Doen alsof het allemaal wel gaat. Verder gaan. Stilstaan. […]

En intussen dwarrelen er jammer genoeg ook wat namen van aandoeningen door mijn hoofd, die de spier- en gewrichtspijnen, de haaruitval, vermoeidheid, bekkenpijn, … kunnen verklaren. Zoals de ziekte van Bechterew. Of lupus. Ik dacht al dat het niet psychosomatisch was. Maar nu is er een soort medische mallemolen met scans en onderzoeken, en ook dat kost me te veel energie.

Als ik de afwas gedaan krijg, mag ik de was in de machine laten zitten. Zullen we dat afspreken?

Vierkant

Enkele jaren terug kwam ik voor het eerst in contact met de ideeën van de transactionele analyse. Tijdens een therapie om een relatie te redden die niet gered kon worden. Ik vond de ideeën helder en het geheel kernachtig, eenvoudig, maar veel verklarend. Op dat moment was vooral de leer van de egoposities voor mij relevant: het aannemen van een ouderpositie, kindpositie of volwassenepositie in de relaties die je hebt, en hoe de ‘gekozen’ positie de interactie beïnvloedt. Ik schrijf ‘gekozen’ met enig voorbehoud, omdat het je het onbewust doet. Vanuit je verleden bijvoorbeeld, vanuit patronen waarmee je vertrouwd bent geraakt in je leven. En ook in reactie op de ander(e).

Zowel de ouderpositie als de kindpositie hebben verschillende mogelijke uitingsvormen. In de ouderpositie kan je je voedende/zorgende ouder opstellen, waarbij je de ander betuttelt, beschermt, vertroetelt, maar ook klein houdt. Je kan je ook opstellen als kritische ouder, waarbij je normerend en eisend zal worden. In de kindpositie is er de positie van het aangepaste kind, wat gehoorzaam en volgzaam, maar ook heel afhankelijk zal zijn. En daar tegenover staat de positie van het opstandige of vrije kind: spontaan, vrij, geen of weinig rekening houdend met anderen, storend gedrag vertonend, weinig verantwoordelijk.

Daar tussenin zit de positie van de volwassenen: gezond denken, logisch denkend, realistisch, een stukje rationeel misschien.

(Even wel vermelden dat ik geen specialist ben op dit gebied, ik schrijf maar wat ik me nog herinner!)

Destijds bleek dat in de relatie die ik toen had, een evenwicht was binnengeslopen dat wel heel goed werkte, maar geen goed evenwicht was voor een partnerrelatie. Mijn toenmalige partner zat namelijk in de egopositie van het aangepaste kind, terwijl ik de zorgende ouder was in de relatie. Het werkte perfect als patroon, maar het was geen volwaardige partnerrelatie.

In de therapie uit die tijd ben ik op zoek gegaan naar waarom ik de neiging had om me in die positie te begeven. Opgegroeid zijn met broers met een handicap, waardoor ik al vrij snel het gevoel had thuis veel te moeten opnemen en vooral zo weinig mogelijk last te mogen veroorzaken, bleek een verklaring. Eén waar ik nog steeds in geloof.

Aan de kant van mijn toenmalige partner bleek een zeer sterk aanwezige en zeer bepalende moeder de reden waarom de rol van aanhankelijk kind zo prettig en vertrouwd voelde.

Er werd besloten de relatie stop te zetten. Er was verdriet. Ook de therapie eindigde. Ik had het gevoel dat het veel van me gevraagd had zo naar mezelf te kijken en aan mezelf te werken.

Toen kwam Dirk. Dirk bood weerwerk, wat ik niet bepaald gewend was. Ik had het gevoel dat we in onze relatie van rollen konden wisselen, niet vast geraakten in één bepaald patroon. Dat we als volwassenen tegenover elkaar konden staan. Maar dat hij ook de zorgende ouder kon zijn als ik doodziek van het zwanger zijn even het aanhankelijke kind was. Of dat ik de zorgende ouder was, toen hij in de problemen kwam en zich even verslagen opstelde als aanhankelijk kind. Wat omsloeg, toen hij opstandig kind werd en ik kritische normerende ouder.

Het voorbije weekend kwam door omstandigheden de dramadriehoek in mijn vizier, blijkbaar ook een model uit de transactionele analyse of ermee verwant. Een patroon waarin een redder, slachtoffer en een aanklager onderscheiden zijn. De redder die geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen leven en niet naar zichzelf kijkt, maar wel het leven van een ander zonder overleg wil gaan regelen. Het slachtoffer dat zich hulpeloos gedraagt en uiteraard geen verantwoordelijkheid voor het eigen leven neemt. En de aanklager die zijn eigenwaarde put uit het wijzen van de andere op zijn zwakke plekken.

Ik zucht, en kan het modelletje moeiteloos toepassen op het conflict dat ik met mijn ouders had. En ook op de laatste maanden met Dirk. Hoe hij slachtoffer was (van zijn eigen onverantwoordelijke gedrag), en ik van redder naar aanklager ging. En hoe hij vervolgens weg ging, en ik slachtoffer werd en hij nu weer redder lijkt te worden en vast op een dag ook weer aanklager, tenzij we uit deze driehoek ontsnappen.

Soms draait het even vierkant in mijn hoofd. Ik zie patronen, ik zie oorzaken in mijn leven en verleden, waardoor ik geneigd ben bepaalde rollen op te nemen in bepaalde relaties. Maar blijkbaar kan ik er niet aan ontsnappen – tot nu toe – en geraak ik telkens terug verstrikt in een ongezond patroon tussen egoposities of ergens in de dramadriehoek. Ik begin ook te twijfelen aan mijn verlangen naar een terugkeer van Dirk. Is het – zoals ik mezelf voorhield – omdat ik nu eenmaal veel van hem houd? Of is het het slachtoffer in mij dat een redder wil? (Terwijl ik het even opnieuw lees, denk ik dat beide verklaringen gelden. Enerzijds wil ik liefst dat ik in bed mag blijven en hij me tien jaar vertroetelt en alles voor me doet om het goed te maken en me te redden van het verdriet en de gekwetstheid die ik voel. Anderzijds stond ik gisteren in de gang, waar hij me een zoen gaf ergens bij mijn oor ter afscheid. Ik bevroor. Hij vroeg of hij geen zoen kreeg, en toen sloegen we onze armen om elkaar heen, en rook ik zijn krullen en voelde ik zijn warmte en was het gevoel dat hij me zo lief is, even heel puur.)
Hoe dan ook – hoe ontkom ik aan die patronen? Soms denk ik beter geen relaties meer aan te gaan.

Ik denk dat het antwoord zit in zelfzorg en je eigen verantwoordelijkheid nemen. Dicht bij jezelf blijven, en tijdig bijsturen als je dreigt weg te zakken in een slachtofferstatus, je verliest in het gedrag van een aanklager, of de heldhaftige neigingen van een redder vertoont. Aan de alarmbel trekken als je met de andere telkens in een ouder-kind-interactie zit.

In die zin is alleen zijn voor mij misschien een uitgelezen kans om me te oefenen in dicht bij mezelf zijn. Zo heel mogelijk te worden. En op een dag zal ik misschien in staat zijn een gewone, gezonde partnerrelatie te hebben. En dat is vast niet met Dirk. (Verdomme toch.)

Zo’n dingen overpeins ik. De kinderen zijn het huis uit. Ik koester me in het nest, probeer mezelf wat op de rails te krijgen en het huishouden weer in goede banen te leiden. Niets zo rustig als opruimen met Graindelavoix op de achtergrond. De volgende stap is een soort plan maken voor de komende maanden, waarin ik werk-huishouden-zorg-budget-… opneem, maar dat is me nog heel even te veel. Soms zet ik koffie en mag ik van mezelf een uurtje lezen op de bank, waarbij er – o jee – vanmiddag maar liefst twee kinderbueno’s aan moesten geloven. Straks is het voedselteamtijd, en vanavond zal het huis naar preisoep ruiken. Niet slecht, zo even thuis op je plooi komen.

Nest

Nest

Wat ik ga doen nu ik thuis ben?

Ik had het er over met de huisdokter, en las de gedachte van Hannelore (dank). Recupereren, oplossingen zoeken, plannen maken, zorgen dat ik er binnen een tijdje weer tegenaan kan.

Ik merk dat alles me moeite kost. De gewone dingen, kleine dingen. Al een tijdje trouwens, maar nu valt het extra op. De was uithalen lijkt onoverkomelijk. Mailtjes beantwoorden. Plannen maken. Dus doe ik maar even niets.

Het is er ook weer voor. Weer om op de bank te zitten met een boek en een kop thee. Weer voor dekentjes. Weer om om 21u te gaan slapen. Weer voor een nest.

Had vandaag een gesprek met Dirk. Over samenwerken in het zorgen, zodat ik zonder al die extra stress mijn werk kan doen. Ik werk graag, ik werk dolgraag. Maar de zorgen voor de opvang hier thuis en alle rare constructies met ouders en vrienden die insprongen, maakten dat het stressmeter in me tilt sloeg en dat ik zo moe werd van het regelen, nog voor ik wat werk had verzet. Er lijkt een samenwerking besproken te zijn waar we ons beiden in kunnen vinden. Ergens in het gesprek hoor ik mezelf zeggen dat ik zo graag een gezin wou zijn, terwijl ik strak naar de boompjes voor het huis staar. Ik hoor hem antwoorden dat hij dat niet kan, een gezin zijn. Dat er iets in hem geamputeerd is, dat hij het niet kan waarmaken. Maar dat hij het ook graag wou. … En dat is troostrijk en hard tegelijk.

En verder. Verder heb ik vandaag een jas besteld bij King Louie. Cadeautje voor mezelf (ik had ook gewoon een nieuwe winterjas nodig). Kwestie van mezelf van wat warmte te voorzien.

… Ik zit en peins een beetje.
Misschien betekent het gesprek van vandaag dat mijn werk niet meer zo onmogelijk is. Dat ik daar een tijdje niet meer over moet twijfelen. Dat ik dat gewoon kan blijven doen, voluit. Wie weet is dit wel een sprongetje vooruit. Wie weet.

Fluistertypen

Is er iets intiemers dan een koortsig, slapend kind op je buik dragen en zachtjes schommelend zo stil mogelijk typen om hem niet wakker te maken?

Ik zou kunnen vertellen over Dirk. Die hulp bood. En toen ik besloten had op het aanbod in te gaan zodat ik een paar uur slaap kon nemen vooraleer ik weer een nacht met een ziek kind tegemoet zou gaan, bleek dat hij niet kon en typte hij ‘jammer’. *Frons* Is het plagen? Had hij gewoon niet gedacht dat ik op zijn aanbod in zou gaan? Of hebben we elkaar weer eens fout begrepen? Ik weet het niet. En ik hoor mezelf mompelen tegen Babyzoon: ‘Jij had honger en ik heb je te eten gegeven. Jij had dorst en ik heb je te drinken gegeven. Jij was naakt en ik heb je gekleed. Jij was ziek en ik heb je verzorgd.’ En dan hoop ik, ergens heel stiekem diep vanbinnen, dat hij dat beseft. Dat hij dat weet. Dat je een heel ruige, stoere, coole vader kan hebben, maar dat je iets meer bent met een moeder die om 1 uur ’s nachts haar bed uit komt om de thermometer te halen, je medicamentjes te geven, en je recht te houden zodat je niet zo hard moet hoesten doordat je ligt.

Ik zou kunnen vertellen over het besluit thuis te blijven. En dat ik me lichter voelde, en daardoor al meteen dacht: ‘ik overdrijf, ik kan best werken, ik voel me al beter’. En dat ik het niet zo goed weet. Ik ben nu thuis. Kuch. Ja. Wat doe ik nu? Moet ik nu huilen? Het allemaal verwerken? Mijn keukenkasten rangschikken? Plannen smeden om de zaken terug op de rails te krijgen? … Wat doe je eigenlijk als je ‘thuis’ bent? Voor nu is het gelukkig even duidelijk: ik wieg een ziek kind, en straks schraap ik cake van de keukenvloer.

Maar ik wil vertellen over het weekend. Dat we naar de markt zijn gegaan. Groenten hebben gekocht. Dat ik met de kindjes naar de koffiebar ben gegaan waar Dirk en ik altijd koffie dronken. Dat het raar was, maar dat het meteen ook weer voelde als de draad terug oppikken. Dat de Gingerino nog steeds heerlijk was, en dat een krant lezen en tegelijk twee kindjes in toom houden niet meevalt, zeker niet als Kleuterzoon net een kommetje smarties op heeft (waarvan ik er maar liefst TWEE kreeg). Dat er een smsje kwam van vrienden, die vroegen of we naar het bos wilden gaan. Dat Kleuterzoon en ik cakejes hebben gebakken, en dat we na koffie en cake het bos in gingen en verstoppertje speelden, met drie volwassenen en vier kindjes. En dat ik gevonden ben. Dat er een etentje was, ’s avonds, nadat ik de kindjes in bed gemikt had. Dat de boontjes niet helemaal à point waren en de prei te veel peper had gekregen, door het praten tijdens het koken. Dat het dessert heerlijk was, en dat het zo goed was om eens met een ‘normaal’ volwassen iemand te praten. Over allerlei dingen, over echte dingen. Over leven. Over kinderen. En ik wil vertellen over vandaag. Dat ik mijn draagdoeken heb weg gegeven en er geen krop in mijn keel te bekennen was. Ik hoop ze ooit nog terug nodig te hebben, maar ik hoop eerst dat de vriendin in kwestie haar kindje er fijn in mag koesteren. En over de getuigen van Jehova die aanbelden en me antwoorden op mijn levensvragen beloofden. Eindelijk, hoop!

En dan sluit ik de deur achter het bezoek. En dan denk ik aan de mooie echte gesprekken met fijne mensen die ik gevoerd hebt. En dan denk ik: ‘shit man, ik heb mezelf heel erg gereduceerd tot mijn problemen de laatste tijd’. En ook: ‘God zij dank, er is zo veel meer’. En ook: ‘de wereld is gewoon heel de tijd blijven bestaan!’.

Een doorgehakte knoop

Deze blog begint een ander verhaal te worden dan ik dacht. Of hoopte.

Ik hoopte dat het een verhaal van veerkracht zou worden. Eén van een nieuwe weg vinden in een nieuwe situatie. Toen Dirk net weg gegaan was bij me/ons, stond er dan ook een enorme kracht in me op. Het was bevrijdend om alleen te zijn en verlost te zijn van de relationele en andere zorgen. Ik hervond het contact met mezelf, was dichter bij de kindjes dan ooit en dacht dat alles ten goede zou evolueren.

Gisteren las ik de reactie van Hanne op mijn voorlaatste post. En dat bleef in mijn hoofd spoken. Vandaag had ik een lang gesprek met mijn huisarts. En daarna zat ik op de bank. Ik had besloten om 15u30 te vertrekken om de kinderen op te halen. Het werd 15u45. 15u5O. 16u00. 16u15. 16u35. En ik zat daar nog steeds. Alsof ik verlamd was, alsof ik niet meer wist hoe ik daar aan moest beginnen, aan de kinderen ophalen.

Vriendin gebeld (die kinderen ophaalde), baas gemaild en later ook gesproken. De permanente gewrichts- en bottenpijnen die ik voel en waarvoor ik nu doorverwezen ben naar het ziekenhuis heb ik de druppel genoemd die de emmer deed overlopen. Blijkbaar lijken fysieke klachten toch altijd net iets legitiemer. Hij maakte de beslissing in mijn plaats, en dat was goed, want als er één ellendig symptoom mijn huidige staat typeert, is het besluiteloosheid. En ook een soort passiviteit die ik niet van mezelf ken. Vandaag maakte ik een lijstje met vijf dingen die ik wou doen, en ik heb er geen enkel doorstreept.

En nu. En nu?
Wat ga ik nu doen? Alleszins in behandeling voor die fysieke klachten, want het is alsof er voortdurend iets door mij heen sluipt dat metalen pinnen in mijn botten en gewrichten ploft (weet iemand of dit psychosomatisch kan zijn?).
En verder weet ik het niet. Dat is even niets voor mij, en het voelt heel raar en ongeordend. En ik voel me ook wel een beetje alsof ik me aanstel. Maar de beslissing is gemaakt: ik blijf even thuis. Dat kan een week zijn. Of een maand. Liefst geen jaar. Maar dat hoefde ik gelukkig niet te beslissen.

Eén overwinning geboekt vandaag. Ik heb Dirk gezegd dat ik het niet meende, toen ik hem zondag meermaals smeekte om terug te komen. Oef :). Er is geen enkele reden om weer aan onze destructieve verhouding te beginnen. Toch?

Vlak

Alles is een beetje vlak vanbinnen. Fietsend in het bos, vanochtend, dacht ik dat de mechanismen van onze ziel, onze psyche, wat het ook is, toch wel schitterend afgestemd staan: krijg je een klap, voel je even niets. Dan ga je even in je nest zitten schuilen en wat rommelen, en krijg je de dingen weer wat op orde (ok, in die fase zit ik nog niet bepaald) en waarschijnlijk – als je het weer wat redt – wordt het gevoel gedoseerd los gelaten, zodat je er nog een tijdje mee zit, maar je het rustig aan kan verteren. Zoiets.

Ik lees de reacties hier, haal er veel dingen uit voor mezelf. Schrijf dingen op. Probeer ook praktische oplossingen te vinden. Voor vandaag, voor morgen, misschien zelfs voor volgende week. En de langere termijn ook ja, maar dat is nu even moeilijk.
Ik bedenk dat het een luxe zou zijn mijn werk gewoon rustig en relax te kunnen gaan doen, zodat mijn mentale capaciteit kan gaan naar kwaliteit van werk, niet naar me zorgen maken.
Verder probeer ik gewoon grip te krijgen. Op werk, op huishouden, op kinderen.

Ik denk even aan de efficiënte tot in de puntjes georganiseerde persoon die ik kan zijn, staar naar de lijstjes die ik maak en waarop ik het bos door de bomen niet meer kan zien en vooral niet zie waar te beginnen. Ik kan me niet echt goed voorstellen dat ik bergen kan verzetten, wat werk betreft, op de meeste dagen als ik gewoon wat beter in mijn vel zit. Maar ik ben vastbesloten weer in die modus te geraken.

Ik vertelde aan twee vriendinnen wat over de afgelopen dagen. Moest zelf bijna huilen van het lachen toen ik vertelde dat hij, o ja, we noemen hem Dirk, dat Dirk dus voor me kwam koken, en dat ik alleen maar naar het tafelkleed kon staren en dat ik dacht ‘kom terug, gewoon terugkomen, dan is het opgelost’ en dat hij met een dramatisch gebaar nog een zoen op mijn hoofd drukte voor het gaan. Hij is altijd goed geweest in redden. Eén van de vriendinnen zei: ‘Het is wel door hem dat je in deze situatie zit, hé’. Ja, dat was ik niet vergeten. Of misschien even wel. En wat absurd dat ik dan zit te smachten naar een terugkeer van iemand die niet deugt voor mij. Jeetje. En dat ik hem laat koken en me laat redden en zo’n dramatische kus op mijn voorhoofd laat drukken, terwijl ik ook wel zelf kan koken, mezelf kan redden en die kus strikt gezien niet nodig had.

… Op een manier is het soms dus wel heel grappig.

Toch?

Scherf, dolk, zwaard

En dan komt er een mailtje, van je ouders. De kern is dat ze je niet meer gaan helpen. Wat er omheen staat is geformuleerd om te kwetsen.
… Intussen heb je iets geleerd. Namelijk: maak het niet nog erger. Ga niet schoppen en slaan en roepen. Klap rustig de computer dicht, zet je kind op de fiets, ga tegen de wind in fietsen. Uren. Tot je moe bent en alles vlak voelt vanbinnen. Pak dan dat kleine handje achter je. Wrijf het warm. Ga naar huis.

Er zijn berichtjes en mailtjes van mensen die meedenken en meevoelen. Dat warmt. Maar zelf kan je even niet denken. Alles is vlak vanbinnen.

Je vraagt je af waarom dit gebeurt. Welke les het leven je probeert te leren. Wat je moet doen om het te doen ophouden. Wanneer het beter zal gaan. Of het nog erger kan worden. (Ja, vast wel. Als je ziek wordt. Of één van de kinderen.)

Hij komt. Voor het eerst in tijden is het contact minder destructief. Hij kookt. Je zit aan tafel, kijkt naar het tafelkleed. Eten is lastig. Voor hij weg gaat, geeft hij een zoen op je haar. Je haat die zoen, want het is zo afstandelijk. En tegelijk zaait het wat hoop. Als hij weg is, blijf je zitten. Starend naar het tafelkleed besef je dat je hem niet aangekeken hebt.

Je denkt terug aan de doktersafspraak. Twee dagen ziekteverlof. En: ‘soms moet je tot de bodem gaan voor je weer iets kan opbouwen’. Ja. Blijkbaar.

Je vlucht in een boek. Vonne van der Meer alweer. ‘Ik verbind u door’. Een verhaal over een lichte wrevel die doorgegeven wordt van mens tot mens. Een onredelijkheid, een krenking. Iedere krenking geeft aanleiding tot een nieuwe, met desastreuze gevolgen. Een tweede lijn door het verhaal is er één van liefdevolle gebaren, die ook doorgegeven worden en ook hun gevolgen dragen.
‘Waarom is het toch zo moeilijk om van de scherf in je hart geen dolk te maken?’, lees je. Ja, waarom? Je besluit dat je wil dat de ketting van pijn en verdriet ophoudt, dat je het niet wil doorgeven. Dus je probeert gewoon te verdragen, lief te zijn voor de kinderen, naar het tafelkleed te staren. Je probeert van de dolk in je hart geen zwaard te maken.

En dan zit je aan tafel. Alleen. En je kijkt naar het tafelkleed en je zegt luidop
laat
het
ophouden
laat
het
ophouden
laat
het
nu
even ophouden.
En je weet niet tegen wie. Dan zwijg je, sta je op en ga je doen wat moet.

En je denkt aan de weken met de ouders. Goed bedoelde, door hen verzonnen hulp. Hun plan, hun plek. En het hielp, natuurlijk hielp het. Maar het heelde de wonde niet die er is, want dat is een andere wonde die los staat van hun goede bedoelingen en hun hulp. En toen bleek dat het niet heelde, bleek er ook een geheime rekening te zijn die bijgehouden was, van alles wat ze voor je gedaan hadden. En die krijg je in je gezicht. Ze ontploft. Met verwijten erbij. Waardoor je besloot te gaan. En je realiseerde dat het een lief plan was, en een goede plek, maar niet jouw plan en jouw plek. Dat het je op een manier ook verder van je kinderen heeft verwijderd. En van jezelf.
En dan plots kan je hem een klein beetje begrijpen. Het is niet omdat je heel hard je best hebt gedaan, plannen hebt gemaakt en een thuis hebt proberen in stand houden, dat het zijn plannen waren, zijn oplossingen, zijn thuis. Misschien is hij wel helemaal verwijderd geraakt van zichzelf doordat jij zo hard je best hebt gedaan.
Dat realiseer je je. En dan vraag je je af of dat nu de les was die er te leren is. En of het dan nu mag ophouden.

Mist

En daar zit ik dan weer eens, een rondje te mailen. Omdat ik weer eens oplossingen moet vinden. Na de zoveelste nacht waarin ik ’s nacht om 1u wakker word en niet meer in slaap kom.
Alles lijkt weer eens onmogelijk. Werken, een oplossing vinden voor als ik weg moet. Beslissingen nemen. Straks maar weer eens naar de dokter, maar zelfs dat lijkt nu zo een onmogelijke puzzel, omdat de enige plek die vrij was op het moment is dat Babyzoon eet en naar zijn bedje gaat. Dus zoek ik babysit, vind ik niemand, de bus rijdt niet, dus we moeten met de fiets. Eten op voorhand geven of meenemen? … Allemaal zo’n onnozele dingen, maar ik kan nu even geen enkel besluit nemen en niets logisch aanpakken.
En wat doe ik bij de dokter? Vertellen hoe slecht het gaat? En wat als ik dan moet thuis blijven? Het zou een oplossing zijn. Maar wat vertel ik dan op het werk? En wat doe ik met afspraken die ik heb? Dingen die af moeten? …
Mijn achterstand in e-mails en voorbereidingen en alles groeit ook zo, omdat ik bij veel simpele dingen niet weet hoe ik er aan moet beginnen of gewoon geen moed heb, of een besluit moet nemen (ga ik bijvoorbeeld in op een uitnodiging of niet) en daar niet toe in staat lijk.

Ik heb even geen flauw idee meer.
En wat doe ik met mijn ouders? Ze reageren niet meer. Ik ken mijn moeder en weet dat ze aanvankelijk geneigd is tot een rondje ruzie maken, de dingen nog even wat erger maken. Maar ik kan daar niet aan meedoen. Ik ga geen ruzie maken.

En wanneer buigt deze negatieve spiraal een keer om? Het lijkt alsof ik een vraagstuk moet oplossen en de opdracht elke keer moeilijker wordt gemaakt, terwijl ik al moe ben en al niet meer zo goed kan nadenken. Elke keer denk ik terug aan de vorige opdracht die ik al onmogelijk vond, en zie ik dan dat het toen nog best meeviel.