De drenkeling

Een directe collega van mij is langdurig afwezig.

En ik heb niets gemerkt.

Ik heb geen idee wat er aan de hand is. Ziek, moe, depressief. Geen flauw idee.
Ik app hem. Dat ik er ben als hij dat wil.

Vorig jaar was ik langdurig afwezig.
Ik herinner me niet dat hij me gebeld heeft, of gemaild, of geappt. Misschien wel, misschien niet. Wie zal het zeggen. Het maakt me ook niet uit.

Het is moeilijk te weten of je wel of geen contact moet opnemen.
Maar het is zo’n wake-up-call voor me.
Been there, done that.
Het is langzaam verzuipen en als het water hoger dan je lippen staat heel hard gaan spartelen, en iedereen rondom je werkt verder.

Dat is denk ik wat onze tijd en onze soort werk met ons doen. We moeten zelf alle zeilen opzetten om te blijven varen, en die drenkeling valt niet op.
Tot we een bootje missen en de vage boodschap krijgen dat iemand er een tijdje niet meer zal zijn.

Weer zo een confrontatie. Ben ik er, of ben ik nog steeds te veel bezig met de verstoppen? Het stortregent mails, het stortregent verwachtingen. Ik schuil al lang. Waardoor ik noch heel erg up to date ben met werken, noch heel erg betrokken op anderen. Mocht ik intussen niet al eens in het stadium zijn waarin ik weer wat rond kon kijken, er voor anderen zijn?

En dat schuilen, is het laf of is het wat ik nodig heb omdat ik anders weer kopje onder zal gaan?

Ik blijf spelen met de gedachte dat het bijna klaar is, daar. Die baan die ik zo belangrijk vond, dat ze bijna voor iemand anders is. Dat ik iets van mezelf ga doen. Iets met terugtrekken, schrijven. Iets alleen. Wat me nog tegenhoudt is het feit dat ik niet daadkrachtig ben :), en ook het financiële. Ik kan wel besluiten dat ik op mijn zolderkamertje wil zitten en van hieruit wat wil verdienen, maar ik wil ook gewoon mijn verantwoordelijkheid nemen voor de kinderen, het huishouden. En de ongelijkheid met de Man moet niet nog aangescherpt worden doordat ik in een vaag freelancersbestaan duik.

Het is moeilijk de tekenen te lezen. Is het bijna klaar, moet ik doorzetten? Is schuilen zelfzorg, of is het struisvogelgedrag? Moet ik er bij zijn, of net niet? En waarom heb ik die drenkeling niet gezien?

 

Groeipijnen

De Man en ik hebben wat groeipijnen gehad de laatste maanden. Afstand, nabijheid, verwachtingen, teleurstellingen. De dingen van vroeger die plots heel aanwezig blijken te zijn.

Het was leerrijk. Ik heb blijkbaar een soortement innerlijke paniek als ik te veel tijd alleen met de kinderen doorbreng omdat dat mij vroeger te veel was. En hij heeft blijkbaar soms eens een doel nodig waarvoor hij enigszins uithuizig is (lees: trainen voor een marathon). Ik verwacht blijkbaar dingen als vanzelfsprekend, terwijl hij de verwachtingen liever uitgesproken ziet. Mijn liefdestaal is een pak explicieter dan de zijne (ik zeg lieve dingen, ik benoem hoe blij ik ben, ik knuffel graag), hij wil liefst dat alles gewoon goed gaat en niet te veel tralala. O, wat ben ik een vat vol tralala.

Op een kinderloze avond duiken we de diepte in met praten. En het lukt. In plaats van verwijten (jij doet dit wel of niet), vertellen we elkaar over onze pijnplekjes. In plaats van zijn intensieve trainingsschema te hekelen, vertel ik hem plots dat ik altijd bang ben dat ik te weinig ben en te weinig krijg. En hij vertelt me dat hij verdriet uit het verleden te verstouwen heeft en dat dat al gebeurd had moeten zijn en ik zeg ‘m dat het mij niet kan schelen, dat het van hem is en dat het zijn proces is. Natuurlijk kan het me schelen, maar ik kan er niet meer boos of gekwetst om zijn.

En zo praten we en is er begrip en kwetsbaarheid en liefde.

Wie had gezegd dat het makkelijk zou zijn? O ja, niemand.
Blijkt dat het toch altijd weer je eigen werk doen is, een lief hebben. Je eigen innerlijk werk opknappen, een betere versie van jezelf worden, de scherpste kantjes er af veilen. En nederig zijn. En dankbaar om wat er is.

Zo.
En dan zijn er weer de dagen.
De dagen dat ik vroeg moet vertrekken en dat ik hem achterlaat, op de grond zittend met de kleine zoon, een spelletje van Jip en Janneke spelend. Ik zou het moment ingekaderd hebben en ik ga zo gerust weg, zo ongelooflijk gerust en gelukkig.

En dan zijn er weer de dagen. 
De dagen waarop we ’s avonds wat knorrig en suffig op de bank liggen, en een bakprogramma kijken. (Ik? Yes.) En dat het gewoon goed is zo.

En dan zijn er weer de dagen.
De dagen waarop we negen kilometer gaan wandelen door de duinen en praten en twee regenbogen zien en een hert en een kudde paarden en dat ik denk dat ik uit elkaar spat van geluk.

En dan zijn er weer de dagen.
De dagen waarop ik wil dat het altijd zo blijft.
Alle dagen van mijn leven.

 

Erbij zijn

Het is weekend en we hebben een discussie. De Man en ik. Again.

Het hele thema is ‘erbij zijn’. Je hebt je eigen noden, en er is het clubje. Daartussen laveer je permanent.

Op zaterdagmiddag gaat de Man rusten. Ik zet de kinderen in de bakfiets en ga naar een landgoed waar we de meest spectaculaire herfstwandeling ooit maken. Uiteraard heeft dit een hele context en voorgeschiedenis, maar ik ben niet zo blij met de afwezigheid (mentaal en fysiek) van de Man. En daar krijgen we ruzie over.

Mag hij dan niet kiezen wat hij doet?
Tja. Ja. Hij moet over zijn eigen behoeftes waken etc etc.

Maar toch denk ik dat het belangrijk is er in een bepaalde mate bij te zijn, in het leven. En dat confronteert me ook met mezelf. Mijn introverte en gevoelige ik wou zaterdag ook liefst even lekker in bed, even alleen zijn. Omdat hij het deed, was er geen optie voor mij. Dus ik bleef er bij, en werd beloond met twee happy kinderen, natuurpracht, een mooie herinnering. Ik denk dat het juist was om er te zijn, op zaterdag. In het moment. Bij hen. Hoewel mijn hele neiging was mijn kussen over mijn hoofd te trekken en wat te gaan bekomen van de week.

Erbij zijn is best moeilijk voor mij. Ik sta in de badkamer, poets mijn tanden en realiseer me dat dat het probleem was met mijn werk het voorbije jaar. Ik was er niet. Ik was er niet bij. Fysiek en mentaal niet. Als het enigszins kon, werkte ik thuis. Er zijn is een keuze, vraagt dat je dingen doet die tegen je gevoel ingaan (liever lekker thuis dan in de vreselijke kantoortuin), maar ik denk dat het heel vaak het juiste is om te doen. En dat het ook wel loont.

Ik ben gevoelig en introvert, snel overprikkeld. Dus er zijn is best moeilijk voor mij. In vriendschappen, in contacten, in werk, in relatie, in moederschap. En toch, toch denk ik dat het essentieel is om me daarin te oefenen. Ik hoef niet overal bij te zijn, ik kan keuzes maken. Maar in de essentiële dingen moet ik er leren zijn. Met mijn hart.

Home

Het is avond en ik lig op de bank. De Man is weg, het huis is stil.
En ik kijk you-tube-filmpjes. Van hippies die muziek maken.

Ik kijk even rond naar het relatief nette huis in de nette straat waar ik terecht ben gekomen. Dan toch geen yurt. En geen bosman, maar een nette IT-er met gadgets en een hardloophorloge. Ik bedoel maar.

Ik realiseer me dat ik thuis ben. En thuis, daar is het hart.

Een hippie-filmpje voor jullie. Kijk vooral naar het clipje en dan vooral naar de hippiemevrouw die alles is wat ik niet ben en zo’n grappig gezicht heeft en beweegt en een brede mond en een leuke stem. En de leuke hippieman waar mijn IT-er ongeveer het tegenovergestelde van is. En dat is perfect zo.

 

Keukenprinses

Vroeger kon ik koken. Ik heb zelfs een jaartje kokschool gedaan in avondonderwijs. Ik ben al geruime tijd vegetariër, maar ik maakte zonder mijn hand ervoor om te draaien vis en vlees voor bezoek.

Lid worden van het voedselteam gaf een nieuwe dimensie aan mijn kookkunsten. Ik ontdekte deze leuke groentenwijzer, werd lid van Velt (ik was al lid van Eva), en kocht o.a. het grote Velt-boek dat niet mooi is maar een schat aan info bevatte over evenwichtig en duurzaam eten. Een etentje met vrienden leidde wel eens tot de opmerking dat ‘als vegetarisch zo lekker was, ze dat ook wel meer konden proberen.’

Het mooie ‘Goed eten’ van Dorien was voor mij trouwens ook een voltreffer. Eten én lezen. Aaaaah.

En toen kwamen de jaren met alleen de kinderen en ik. Kinderen die niets lusten, ik te moe. En geloof me of niet, koken kan je afleren.

Verhuizen naar het huis van de Man zou verandering brengen. Althans, dat geloofde ik. De Man had immers een schoon vijfpitsgasfornuis dat stond te blinken in zijn keuken (en waar hij soms een eitje op kookte ;)), met drie ovens. Drie! ‘Ik kan zes pizza’s tegelijk bakken in de rechtse,’ verklaarde de Man. Euh, ja. De bovenste is een grilloven. De onderste een gewone oven. En dan is er ook nog een microgolf. En een retro-koelkast. En dan toch op afhaal-eten leven, hé. Anyway.

Maar het succes bleef uit. Niet alleen is de kleinste een kniesoor van jewelste aan tafel (ik heb ons aangemeld bij een antroposofische jeugdarts om het probleem holistisch te bekijken), ook zegt de oudste dat hij nooit iets lust van wat ik maak (slik), en gaat de Man regelmatig Thai halen als hij ziet wat ik aan het maken ben. Zucht.

Een abonnement bij de Pluktuin bracht geen soelaas. Wel fruitvliegen. De Man kijkt me nog steeds verwijtend aan als hij in de keuken komt en het daar gezellig bevolkt is.

En toen gebeurde het. Ik haalde het nieuwe kookboek van Mme in huis: honger. Ik las het en begreep dat het vol dingen staat die ik in principe kan maken. Bovendien staat elk stapje goed uitgelegd, is het grappig geschreven, zijn de foto’s prachtig en staan er suggesties voor bijgerechten of alternatieven bij elk gerecht (bv vegan versie).

Gisteren aten wij de hemelse prei met gnocchi. Ik heb gewoon gedaan wat er stond en ik heb complimenten gekregen van de Man. Daar is hij normaal niet kwistig mee, zal ik je vertellen.

En voor vanavond kies ik gewoon een leuke lasagna uit.

Honger. Je kan het bij de Madame zelf bestellen (zie haar website). Het is elke euro waard. Geloof me.

 

 

 

 

De goed-nieuws-show

Ik las een boek waarvan de boodschap min of meer was dat de mogelijkheden niet ophouden bij het onmogelijke. Dat je meer bent dan je denkt.

En jeetje, wat confronterend. Ik voel me vaak zo beperkt door mijn gevoeligheid en intense beleving, maar het is waar dat ik me daar niet volledig door moet laten bepalen. Of er moedeloos van worden. Hoe ik het wel moet aanpakken, is mij niet geheel duidelijk, maar bij deze alvast een goed-nieuws-show. De dingen die wel goed gaan.

  • Ik heb bijna een vriendin. Een mama van de school met drie kinderen. We dronken een keer koffie samen, dan nodigde ik haar een keer uit met de kinderen en we hebben koekjes gebakken en versierd, en gepraat. Ze is erg aardig en ze heeft leuke kinderen en ik voelde me precies een normaal mens, zo met een tafel vol kleintjes die dino-vormpjes uit deeg zaten te drukken.
  • De Man en ik hebben een mooi gesprek gehad. Hij kwam ’s ochtends in het halfduister op bed zitten en zei dat hij niet heel goed meer wist hoe het met ons moest, als ik me niet zo gelukkig voel zoals in het weekend. We spraken en intussen had ik het inzicht dat het waarschijnlijk nu eenmaal zo werkt dat ik dingen expliciet moet vragen en aangeven, in plaats van te verwachten dat hij dingen aanvoelt en dan teleurgesteld te zijn als dat niet zo is. Waardoor hij zich aangevallen voel en ik de hele nacht airbnb’s zoek op mijn telefoon om weg te kunnen gaan. We zeiden sorry tegen elkaar, en we knuffelden, en de voorbije dagen hadden we best veel grapjes en ook veel leuke dingetjes.
  • Ik heb een opleiding gespot die ik wil doen. Wat betekent dat ik mogelijk in een klasje terecht kom voor een avond om de twee weken gedurende drie jaar. En zo ga ik vrienden maken. Gezien de aard van de opleiding vast geitenwollen sokken-types. Net iets voor mij.
  • Ik heb bloemen gekocht en een Flow over boeken. Altijd goed.
  • Ik heb eindelijk wat spaargeld op mijn rekening, voor het eerst sinds jaren. Niet veel, maar iets.
  • De Man en ik zijn gaan eten in een nieuw restaurantje. En jeetje, wat is gevulde pasta met peer en een soortement heerlijke Italiaanse kaas verrukkelijk.
  • Heel mijn hoofd en schema is in de soep gedraaid omdat ik totaal nooit kan inschatten hoeveel tijd dingen mij kosten en wanneer ik wel of geen energie heb. De nood is nu even acuut zo hoog (lees: van alle kanten wordt er aan mijn mouw getrokken) dat ik weer eens energie heb om bergjes te verzetten. En plannen om dat vol te houden.
  • Ik heb een nieuwe huisarts. Ze is antroposofisch. Haar kamer ruikt naar hout en er hangen allemaal van die antroposofische kunstwerken. Ik ging met haar praten over stoppen met mijn medicatie (mijn hartslag is toch vrij hoog met die rilatine en ik heb een soort bijgeloof dat een hart maar een beperkt aantal slagen kan maken en dat ik dus mijn leven drastisch inkort door het gebruik, bovendien zijn mijn kaken in een soort permanente kramp) en hoe ik mijn hoofd dan een beetje gemanaged krijg, en ze stelde voor een soort oliebehandeling te ondergaan, twee maal per week, waarbij ik ingepakt wordt door een verpleegster in warme doeken. Hell yeah. Zo kan ik contact maken met mijn kern. Zelfs als het niet werkt, blijf ik het doen. 🙂
  • De kleine zoon zei: soms ben ik zo blij dat mijn ogen nat worden.

 

Vullen jullie aan met jullie goede nieuwsjes?

 

 

De muur

Het was te veel voor me,’ piep ik midden in de nacht. Hij ligt, ik zit. Hij was het hele weekend weg. Eén keer hebben we samen gegeten. Op zondagavond had ik het helemaal gehad en vertelde ik hem dat ik geen fijn weekend had gehad. Al die uren die te veel leken op de uren van vroeger. Zonder volwassen mens in de buurt, volledig aan zet, en zo moe, gevangen in mijn eigen gedachten, wegzinkend. Hij verwijt me dat ik het op voorhand had moeten zeggen. Ik zeg dat ik zijn moeder niet ben. Ik verwacht van hem dat hij zelf aanvoelt dat die mate van uithuizigheid voor hobby’s voor mij zwaar om te dragen is. Ik wou zondag zelf naar een yogasessie gaan, maar ik kon het niet opbrengen dat te regelen met oppas en schuldgevoelens. Ik kan gewoon niet nog meer regelen in dit leven waarin elke dag en elke week anders is. Maar nog meer waar dan dat ik zijn moeder niet ben, is dat ik het totaal niet kan inschatten. Wat te veel voor me is, wat niet. Later die nacht voeg ik me huilend bij hem. De nacht is in duizend stukken gebroken, mijn ogen branden. Ik voel me schuldig en verward en alleen. En dan houdt hij me vast en dan pas kan ik even slapen.

Ik zit met een collega in de auto. Of ik niet beter ander werk zoek, vraagt ze. Ik vind het een confronterende vraag, maar eerlijk gezegd is het inderdaad te zwaar voor mij. Vroeg op, laat thuis. Veel rijden. Onregelmaat. Vaak voor groepen. Verschillende taken. Altijd wat anders. In veel dingen die ik doe heb ik zin. Tot de voorbereiding in een soort hel verandert omdat ik het niet kan inschatten. Wat het van mij zal vragen. Hoeveel tijd dingen kosten. Of ik het red of niet. Ik geraak in overdrive en overstuur. En kwaad. Ik zou dit moeten kunnen en waarom kan ik het niet. Ik ben al minder gaan werken en waarom red ik het nog niet.

Ik krijg opdrachten waar ik ja tegen zeg, want ja, leuk, mooi, goed! En er mag ook wel brood op de plank. Dankzij het samenleven met de Man heb ik voor het eerst weer wat financiële reserve opgebouwd. Niet veel, amper een maandloon staat er apart, maar dat is al meer dan de voorbije jaren en het doet deugd weer iets op te bouwen. Het uitvoeren van de opdrachten wordt echter een soep. Wanneer doe ik wat, hoe plan ik het, hoe bouw ik het op? Ik maak soms plannen, maar als tijd managen al moeilijk voor me is, is energie managen dat ook. Ik wou soms dat ik alleen op de wereld was, niemand om voor te zorgen. Op de zeldzame momenten alleen op de wereld krijg ik inderdaad nog wel eens wat gedaan. Door heel vroeg aan mijn bureau te gaan zitten, pas te ontbijten als ik voel dat ik honger heb, en me pas aan te kleden als het grootste deel van een taak af is. De andere ochtenden geraak ik verstrikt in zorgen voor, op tijd op school, spullen pakken, kleedjes bij elkaar schrapen, fruit schillen, chaos. Meestal ben ik al op voor de werkdag begint.

Ik ga op pad en denk alleen maar dat ik thuis wil blijven. Maar dat is ook niet zo, thuis zit ik achter de tralies van mijn eigen beperkingen. En daar word ik ook niet vrolijker van. Zo vaak wou ik dat ik iemand anders was. Iemand die wel kan inschatten wat ze wil, nodig heeft en kan. Iemand die niet doodmoe onder allerlei losse eindjes bedolven is. Ik wou dat ik iemand was die elke dag een verse maaltijd op tafel kon hebben, het werk perfect kon voorbereiden en alles perfect kon afhandelen. Iemand die beslissingen neemt, knopen doorhakt. Iemand die niet verzinkt in de eigen complexiteit en zo moe is, zo moe, zo moe. Iemand die niet met de jaren een muur heeft gebouwd met blokjes van schaamte en schuldgevoel om alles wat niet lukt en niet op tijd lukt. De muur is hoog en werpt een schaduw op alles.

Soms oogst ik. Dan zie ik resultaten van mijn werk. Geld. Declarabele uren. Een artikel in een boek. Dan kijk ik en hou ik me vast aan die dingen, en dan realiseer ik me dat ik in al mijn chaos nog wel meer gedaan krijg soms dan sommige andere mensen. En dat is ook echt zo. In sommige dingen ben ik goed. En dan creëer ik grote projecten, realiseer ik veel opdrachten, klim ik weer in de cijfers op het werk en zie ik wat terug van wat ik gemaakt heb. Op dagen als vandaag, waarop ik in de auto alleen maar zit te denken dat ik ontslag wil nemen omdat ik het niet aankan, weet ik ook dat het een verlies zou zijn. En niet alleen voor mij.

En dan zijn er nog de vrienden. Ik zou zo graag een betere vriend zijn. Een teken van leven geven. Vragen hoe het gaat. Iets van mezelf vertellen of delen. Een app of een mail beantwoorden. Een kaart sturen. Eens bellen. Het contact met mijn familie herstellen. Maar eerlijk gezegd krijg ik dat niet voor elkaar. Ik wil geen verwachtingen meer wekken die ik niet waar kan maken. Ik weet gewoon niet wat ik nog waar kan en wil maken en wat niet. Ik kan niet inschatten wat ik red en wat niet. En ik kan het niet uitleggen, hoe moe ik vaak ben en hoe complex en intens mijn hoofd is.

Een jaar

De Man en ik zijn een jaar oud.

Een jaar geleden logeerde ik bij hem omdat ik in zijn buurt moest werken. De eerste avond gebeurde er niets, behalve thee op de bank. Na het werken kwam ik bij hem thuis. Om één of andere reden herinner ik me nog aangebeld te hebben, en kijkend naar zijn fiets te wachten tot hij de deur open deed. De fiets die ik hip vond. Die me voor hem innam.

Die avond waren we precies een getrouwd koppel. We kochten samen een trui die ik koester want die me doet denken aan die avond. Ik werkte aan de keukentafel die nu de mijne is, hij ging lopen. Ik smste een vriendin dat hij ‘niets deed’. We gingen uit eten, en op de terugweg sloeg hij zijn arm om me heen. Schuchter. De volgende ochtend ging ik met een licht slaapgebrek de deur uit. Na het werken belde ik hem. We waren samen en dat voelde heel normaal.

De eerste maand raakte ik zwanger.
De tweede pendelden we tussen mijn en zijn land.
De derde kreeg ik een miskraam.
De vierde was ik ziek en zetten we een kerstboom op in zijn huis.
De vijfde was ik nog steeds ziek en gefrustreerd.
De zesde besloten we samen te wonen.
De zevende begon ik weer te werken.
De achtste verhuisden we.
De negende domicilieerde ik me op zijn adres. Daarvoor had ik een brief met zijn handtekening nodig, dat voelde gewichtig.
De tiende voelde niet alles meer ‘voor het eerst’ en vond ik stilaan de weg in zijn stad die de onze was.
De elfde reisden we samen met de kinderen.
De twaalfde maakten we ruzie en schreeuwde hij wel eens dat hij het gehad had met me.

Ongeveer. Zoiets.

En toen was het jaar rond en zaten we op de bank. We keken elkaar aan. Ik vroeg hem of hij er echt over nagedacht had uit elkaar te gaan. Hij zei nee, natuurlijk niet, maar als je ongelukkig bij me bent moeten we uit elkaar gaan, want dit is wie ik ben en ik kan mezelf niet veranderen. Ja, zei ik. En ook dat hij me niet ongelukkig maakte. Hij zei dat hij me soms niet goed begreep, met al mijn intensiteit. Het innig content en het grote verdriet. Ik zei dat ik hem niet zo goed begreep, dat het soms lijkt alsof hij enkel met zijn hoofd van me houdt, maar verder zo vermijdend kan zijn. We zwegen. We dachten na. We praatten nog meer. We wisten wat we aan elkaar hebben. En zoals elke avond ging ik naar boven, terwijl hij beneden de lichten uit deed. In bed praatten we nog even terwijl mijn hoofd weg zeilde. Ik zei dat ik al droomde en dat ik misschien rare dingen zou zeggen. Hij zoende me en ik sliep.

Luistervoer

Ik moet vaak een heel eind rijden. Nadenken over de zin van mijn leven en of mijn baan al die kilometers (en tijd) waard is, is dan niet het beste plan. In mijn coconnetje luister ik dus nog steeds naar podcasts.

Sommige podcasts zijn zo sterk dat ik het jammer vind dat ik na twee uur rijden een parkeerplaats moet zoeken. En die deel ik graag met jullie.

  1. Alone  – a love story: deze podcast is een achtdelig verhaal van een vrouw die vertelt over haar huwelijk. Voor, tijdens, het einde en na het einde. Het is heel mooi gemaakt (muziek, montage). Ik vond enkel het einde (achtste aflevering) wat abrupt. Maar misschien heb ik het fout begrepen en komt er nog meer? Ik vond het erg herkenbaar, ook in de rauwste stukken (hoewel mijn reactie op verdriet toch wat anders was dan dat van het hoofdpersonage).
  2. Ik ken iemand die: een heel herkenbare maar ook heel relaxte podcast van een stel ouders die praten over het leven met kinderen. Vakanties (nooit meer hetzelfde!), veiligheid, eten. Het voelt alsof je een kopje koffie drinkt met een clubje vrienden en er heerlijk op los tatert over die eigenaardige staat die het ouderschap heet en waarin je echt wel allemaal rare dingen doet en meer op je eigen moeder lijkt dan je zelf zou denken.
  3. Grootse liefde: er zijn amper vier afleveringen van, maar ze waren best leuk. Een analyse van een stationsromannetje op vrij serieuze wijze. Karakters worden besproken, plotwendingen in vraag gesteld. Hilarisch. Zelfs (vooral?) als je geen liefhebber bent van het genre. Er wordt ook altijd een stukje voorgelezen. Verhelderend.
  4. Dear sugar radio: … blijft mijn all time favorite. Lezersbrieven worden besproken door twee hosts die met heel veel gevoel voor ethiek en compassie adviezen geven. Ik heb het gevoel dat ik door deze podcast leer hoe volwassen te reageren op allerlei situaties: hoe je trouw blijft aan jezelf en grenzen stelt, maar ook hoe je op een goede manier met anderen omgaat en in contact bent. Prachtig!

Een podcast waar ik zelf veel over na heb gedacht, was de reeks NO binnen ‘The heart’.  Het was een reeks over het overschrijden van seksuele grenzen door mannen bij vrouwen die ‘nee’ zeggen. Het is een erg confronterende reeks omdat er ook audio-opnames gebruikt worden van echte en nagespeelde situaties. Ik ben zelf absoluut van het principe nee-is-nee, maar tijdens het luisteren geraakte ik in de war over mijn eigen standpunt. Een speels ge-uite ‘nee’ met een hoog stemmetje, klinkt eerder als een deel van een spel (en dus een aanmoediging) dan als een echte nee. Hoeveel verantwoordelijkheid draag je over het in overeenstemming brengen van je lichaamstaal en de klank van je stem met de boodschap die je brengt? En in hoeverre is het ‘ok’ om in bepaalde situaties te geraken met een vriend (bijvoorbeeld samen halfnaakt en aangeschoten op de bank) als je niet wil dat er iets gebeurt? Niet dat iemand het recht heeft om grenzen te overschrijden in dat soort situaties, maar het lijkt me erg verwarrend als je ‘tegenstrijdige’ signalen krijgt in boodschap (nee) versus situatie, stemgeluid, gedrag. Ik vond het werkelijk verwarrend. Toen ik thuis kwam bij de Man hebben we er ook een heel verward gesprek over gevoerd, waarbij de macht die vrouwen nemen/hebben in dat soort situaties ook aan bod kwam en ik de onveiligheid die er voor mannen aan zit ook voor het eerst besefte. Ik wou stiekem dat ik de reeks niet had gehoord, want ik ben er nog steeds een beetje door in de war.

Jij nog tips? Deel ze in de comments!

 

 

Rare gedachten over alles wat moet

Het is zondag na heel veel week. Week met dagen de deur uit van 7 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds. Week met groepen, collega’s, een feestje, zelf een glas schuimwijn (hoe deed ik dat, vroeger dagelijks drinken?). Week met flink zijn en doorzetten. Week waarin vooral de Man aan de schoolpoort stond.

En dan is het weekend en moet ik weer gaan werken. Als ik tureluurs thuis kom, komen de mannen net terug van de cinema. Er zijn chocolaatjes voor mij, en de Man heeft voor het eerst ooit een kaartje voor me geschreven (dat is scoren!). De Mannen hebben kleding gekocht. Joggingbroekjes en truien met dino’s enzo, en ik moet lachen want ik vind het best grappig. (Mannen die kinderkleding kopen. Iemand?)

Op zondag gaat de Man 35 kilometers lopen. Ik doe de jongens in bad, we ruimen op, we verstouwen een weekportie aan was. Als de Man thuis komt doe ik boodschappen, we lunchen. Daarna geraken we in keuzestress. Want we moeten iets gaan doen met de kinderen. Maar wat? Het is geen weer voor strand. We kunnen niet kiezen tussen 6 speeltuinen. We kunnen geen kaarten meer kopen door de toneelvoorstelling van 15u en naar de film zijn we gisteren al geweest. Zelfoogsttuin met springkasteel dan maar? Wandelen op een landgoed? … Ik hoor mezelf zeggen dat ik gewoon iets wil waar de kinderen spelen en ik een boek kan lezen. En dan ontdek ik dat de kinderen aan het spelen zijn en ik een boek kan lezen als ik er nu gewoon één pak.

Ik ga kijken. Ze maken een treinspoor op hun kamer. Daarna gaan ze naar buiten  met hun joggingbroekjes aan. Ik hoor soms geschreeuw en geruzie maar ik blijf op de bank liggen en lees moois. Het geruzie maakt plaats voor samen spelen. Af en toe komen ze iets halen of iets vragen. Ze zijn gewoon lekker bezig en ik vind het mooi. De Man gaat rusten, ik schrijf dit blogje en verder zien we wel weer wat de dag brengt.

Vanochtend dacht ik weer eens hoe intens het leven met kinderen is. Ik had zo veel herkenning toen ik het artikel van Kelly las over introverte ouders in De Standaard van vorige week. En ja, die koters zijn luid en druk en maken ruzie en hebben elke twee uur wat te eten of te drinken nodig. Soms voel ik me slachtoffer van mijn eigen  kinderwens want ik wil er zo graag nog één, terwijl ik ook zo graag rust wil en op mijn eigen ritme en tempo kunnen leven en boeken lezen en slapen en denken en alles doen waarvan ik wou dat ik het kon doen maar wat ik nu even niet meer kan bedenken. Maar vrijdag zaten de Man en ik aan de ontbijttafel met twee vrije uren voor de boeg. En zonder de koters voelt het dan toch ook wel even als het zwarte gat. De doelen van ons leven zaten op school. Zoiets. En vanmiddag dacht ik dat het niet per se die koters zijn, maar wel de koters plus alles van elke dag. En al die rare gedachten over alles wat moet.

Zoals een zondagmiddag-activiteit. Waar we naar zochten, met tablets en boekjes over activiteiten met kinderen. Koortsachtig. Tot we beseften dat we geen kind aan ze hadden.