Voeding

Ik ben verrukt over het nieuwe decor, maar ik kom slechts langzaam aan vooruit in deze bergachtige streek. Na acht uur lopen ben ik slechts achttien kilometer naar het oosten opgeschoven. Het is niet belangrijk. Het lopen gaat gemakkelijk op de steile wegen. De schoonheid van de omgeving draagt me.
Deze schoonheid is van wezenlijk belang voor het moreel. Ze voedt en inspireert me, ze zorgt ervoor dat ik me altijd richt op het huidige moment en op alles wat dat inhoudt.’

Uit S. De Fooz, Te voet naar Jeruzalem. Een solotocht van 184 dagen, Lannoo, 2006, p. 53.

– Vroege ochtend, treinrit. Donker vanbinnen doet terug grijpen naar bronnen, zoals dit boek uit het selecte clubje boeken dat ik al een tijdje met me meedraag. Het lezen verandert iets in mijn hoofd. Muziek die ik beluister, komt heel duidelijk ‘binnen’. Ik voel het donker wat plaats maken voor het mooie. Op momenten als deze besef ik dat het ‘helen’ een proces is dat tijd vraagt en me nog wel vaker door dalen zal sturen. En voor heel even kan ik dat aanvaarden. – 

Strijd

Hoe het dagenlang regende, daar op de Veluwe. Koffie op het bankje aan ons boshutje. Ons warmen tussen de lakens. En totaal balorig van dat pestweer, naakt gaan rennen in de gietende regen in het bos. Wij.

Hoe we met Kleuterzoon, toen nog tussen Peuter- en Kleuter in, naar het Natuurmuseum gingen in Brussel. Heel de dag dieren kijken, totale fascinatie. Traag, want zo zwanger. Op de terugweg had ik het gevoel dat ik het eindje van het station tot thuis moest kruipen. Mijn bekken deed het niet, mijn lichaam was zo zwaar en log. Eenmaal thuis keek ik youtube-filmpjes met Peuterzoon in het grote bed, terwijl jij pizza haalde omdat er echt geen sprake meer was van enige mogelijkheid tot activiteit, die dag. Wij.
 
Hoe we na het laatste bezoek aan de vroedvrouw chocoladetaart kochten. Taart voor als de Baby er zou zijn. Voor mij mocht het dezelfde dag nog gebeuren. Hoe we daarna gingen wandelen. Hoe ik bleef zitten met Peuter/kleuterzoon op een bankje, en jij een eindje verder liep. Hoe je terug kwam met armen vol vlierbessen en de rest van de laatste dag zonder Babyzoon vlierbessensiroop maakte. Wij.
 
Zo veel kleine, banale momenten. Herinneringen die opspringen uit die doos die ik liever toe wil houden.
 
‘Elk moment is waar’, las ik ooit. Troost de gedachte? Ik weet het niet.
 
Het is alleszins vreemd dat samen zijn toen volstrekt normaal leek, en ik – ondanks de problemen die er waren – vertrouwen en hoop koesterde. Hoe ik geen besef had van wat er me te wachten stond. Waarom was ik toen niet wat bewuster gelukkig? Omdat ik niet wist hoe donker het nog zou worden, waarschijnlijk.
 
Ik zet me schrap, deze dagen. Gisteren veroorzaakte een banaal mailtje het gevoel dat er een luik onder me open klapte en ik de dieperik ingezogen werd. Wanhopig klampte ik me vast aan de wanden en ik heb het gered. Maar wat als ik op een dag naar beneden val? Wat dan met de kinderen? Wat dan met het werk? Wat dan?
 
Ik weet dat er ergere dingen zijn dan dit. Ik weet dat ik niet de enige ben in deze situatie. Maar ik kijk om me heen en het is zo een slagveld, met overal nieuwe gevechten die ik moet leveren. Het gevecht ‘Kleuterzoon’, want het gaat niet goed met hem. Het gevecht ‘Werk’, want mijn contract loopt eind dit jaar af en ik moet op zoek naar iets anders. Het gevecht ‘Geld’ want het is zo puzzelen. Het gevecht ‘Deadlines’ want één en ander moet af. … En in de strijd word ik verzwakt door de vermoeidheid door het vroeg opstaan, en het doorploeteren van dagen met twee kleine kinderen.
Zondag dacht ik om 5u ’s ochtends: dit is het, ik kan niet meer, ik doe niet meer mee. Maar niet meer mee doen is geen optie als er al een onwillige vader niet meer meedoet.
 
Ik wou dat er maar één iets wel goed ging. Dat ik bijvoorbeeld financieel niet zo krap zat, en het me kon veroorloven 1,5 maand niet te werken om te rusten en op mijn plooi te komen. Of dat ik gewoon een baan zou vinden die bij mijn gezin past. Of dat ik deze baan kan houden en meer kan verdienen, waardoor ik wat meer hulp kan inkopen voor mijn gezin. Of dat ik plots gezegend zou worden met een ongebreideld optimisme. Of dat Kleuterzoon een betere periode zou krijgen waardoor we het weer wat fijner zouden hebben samen, want vaak heb ik het gevoel dat we in een negatieve spiraal zitten samen en het helemaal mis gaat. Of dat ik een leuke man zou ontmoeten, voor een beetje leuks en liefs, soms.
 
Soms zou ik een waarzegger of astroloog willen raadplegen, al geloof ik daar helemaal niet in. Gewoon maar om te horen dat ik nu gewoon even onder een slecht gesternte sta, maar dat het vanaf weet-ik-veel, maart ofzo, beter zal gaan. Als ik zou weten wanneer de spiraal terug opwaarts draait, kan ik het wel uithouden.
 
Vaak vraag ik me af wat ik gedaan heb waardoor dit allemaal op mijn pad komt. 
 
En ik lees boeken over crisissen, en dat je dan kan afdalen in jezelf en tot je essentie kan komen en dat je leert op die manier wat je te leren hebt in het leven. Maar misschien wil ik niets leren, misschien ben ik genoeg afgedaald in mezelf intussen. Laatst sprak ik met een vriendin, die hoogzwanger tegenover me zat, en me vertelde dat ze nog nooit een periode van crisis had doorgemaakt. En dan denk ik alleen maar: waarom ik? En ook: laat het ophouden.

 

 

Another happy day

Om 4u50 blèrden twee kinderen. Ik was woest. Ik heb hen toegesnauwd dat ik moe ben, en dat ik slaap nodig heb. En waarom ze mij dat onmogelijk maken.
Ik heb er onmiddellijk spijt van, maar het rothumeur blijft. Om 5u15 zitten we beneden. Jihaa, we kunnen een XXL dag doorploeteren.

Gisteren ben ik, in het kader van het plan meer dingen te ondernemen met de kinderen, met hen naar de stad geweest. De bib, een appelsapje gedronken, de markt. Kleuterbroer zeurde ongeveer heel de tijd om lolly’s, Babybroer viel in slaap net op de bus terug waardoor zijn middagdutje in het water viel (bye bye perfecte timing) en hij de rest van de dag lastig was. Met veel moeite heb ik 19u gehaald, de verleiding weerstaand om de twee huilende, zeurende en vermoeide kinderen vroeger in bed te stoppen.

Maar goed, om 5u waren we dus collectief wakker. Ik moet waarschijnlijk hun bedtijd later plannen, maar we zijn allemaal zo uitgeput van die vroege ochtenden, dat we met veel moeite de dag doorkomen en dat de bedtijd zeer zeer welkom is. Vaak tel ik gewoon de uren af. En daarbij: als het uitzonderlijk een keer later is, zoals de dag dat we bij een vriendin langs gingen, scheelt dat geen minuut ’s ochtends en is iedereen doorheen de dag alleen maar lastiger.

Na de bedtijd heb ik ongeveer een uur opruimwerk. Ik lees de krant en bel met een vriend. Eindelijk tijd voor mezelf, maar het besef dat ik beter ook in bed zou kruipen knaagt. Elke minuut die voorbij gaat ’s avonds zie ik af gaan van de tijd die ik kan slapen, en daarmee is mijn ‘tijd voor mezelf’ ook stresserend. In bed heb ik zoals steeds nachtmerries over de onwillige vader. Ik word vaak wakker.

Met wat moeite hebben we vandaag de middag gehaald. Ik was eigenlijk gigantisch geïrriteerd. Als ik een minuut uit beeld verdwijn, slaagt Kleuterzoon er in me tien keer te roepen. Leuk als je op toilet zit. Er zeurt of jengelt er altijd wel ééntje. Ik heb geen minuut voor mezelf, ik ben moe, ik voel me leeg, ik heb het gehad. Ik ben geen leuke moeder, ik snauw en ben kortaf, en moet me echt soms inhouden om ze niet even door elkaar te rammelen. Vanmiddag aan tafel was er ook weer ruzie over eten, terwijl ik zo mijn best had gedaan om iets lekkers te koken. Ik heb al twee dagen geen volwassene gezien. Soms word ik gek.

Maar goed, ik wil mijn best doen en heb goede voornemens, dus plande ik vanmiddag een mooie wandeling met een vleugje avontuur. We namen de trein naar het volgende dorp en zouden door het bos, langs een speelplein, terug wandelen. In het bos werden we onmiddellijk aangevallen door 1000 muggen. We hielden het 10 minuten vol, dan vluchtten we het bos weer uit. Onderweg is er trouwens geen minuut geweest dat Kleuterzoon niet zeurde om iets: ik wil drinken, ik wil een lolly, er zit een steentje in mijn schoen, ik wil niet stappen, ik ben moe, … Aarghl!

Ik. Wil. Dit. Niet.
Ik heb nooit gekozen om alleen twee kinderen op te voeden. Ik haat knikkerbanen maken en stomme spelletjes spelen. Ik haat schipperen tussen huishouden, werk en kinderen. Ik haat het dat ik geen minuut voor mezelf heb om even te bekomen. En ik haat mezelf omdat ik alles haat.

Structuuruur

Ik was een beetje verpletterd onder de verantwoordelijkheidsvereisten die bij het ‘goede moederschap’ hoorden, in mijn hoofd. Dat was: vers koken, elke dag. En gezond! En bio. B-I-O! Structuur bieden, duidelijkheid. Rust. Regelmaat. (…)

Op vakantie besloot ik wat meer de deur uit te gaan met de jongens. Voor hen, voor mezelf, omdat ik me opgesloten voelde.

Vandaag ondernam ik een anderhalf uur lange treinreis richting een vriendin, met kindjes. Toen we vertrokken, dacht ik: verdomme, waarom doe ik dit? Alle structuur overboord! Toen we de bestemming naderden, overtrok het en voelde ik me even de slechtste moeder ter wereld omdat ik geen jasjes bij had, enkel zonnecrème. Goede moeders lezen weerberichten. Maar toen kwamen we aan. De vriendin en ik kochten taart bij de bakker. Een grote slagroomtaart. Er was niets bio aan, en er zaten al helemaal geen groenten in. We dronken koffie. Babyzoon miste zijn dutje en at een stukje spons voor ik er erg in had. Kleuterzoon en ik sprongen om ter hoogst op de trampoline, en we achtervolgden elkaar tot hij lachend op zijn ruggetje lag en ik zo hard sprong dat hij niet meer recht kon komen. Dat was leuk. We misten de trein terug, besloten instant samen te eten daar (pasta met groenten, jawel), vriendin bracht me thuis met de kindjes (eeuwige dank!), en ik gaf Babyzoon zijn flesje, twee uur na het structuuruur, met een praline in mijn mond en een kop koffie, taterend met de vriendin in kwestie (in plaats van in absolute rust in de slaapkamer). Toen legde ik twee blije jongens in bed. Twee uur en half na het structuuruur (aarghl). We aten nog meer pralines. Vriendin vertrok, een andere kwam toe om iets op te halen, en dat niets opgeruimd was maakte helemaal niet uit. We zijn gewoon op de bank gaan zitten en hebben bijgepraat.

Misschien zat ik vooral opgesloten in mijn eigen hoofd.

Morgen eens kijken of de jongens er iets aan overgehouden hebben.

P.S. Ik heb een paar heel lieve mailtjes gekregen de voorbije weken. Ik beantwoord ze persoonlijk, beloofd. Dank, alvast.
P.S. Leuke tips en reacties omtrent wat je voor weinig geld met kindjes kan doen. Veel dank! Moest erg lachen met ‘op avontuur gaan’. Ik kan wel eens een avontuurtje gebruiken, stilaan ;). Haha. Nou, ik ben er het type niet voor, weet ook niet hoe anderen dat voor elkaar krijgen, en hoe je er überhaupt aan begint. Als er daar tips over zijn? 😉

Vakantiemijmering: dag 5 (slot)

Op de laatste dag van de vakantie, herinner ik me plots dat ik meestal tegen mijn collega’s zeg na een vakantie dat ik blij ben terug te komen werken. En ik weet meteen ook weer waarom.

Vakantiedagen zijn enerzijds heerlijk, anderzijds nogal structuurloos. Ik doe amper iets en ben toch moe. Ik kook, eet en leef in wat andere omstandigheden dan thuis (zelfs in een leuk huisje in Zeeland mis je toch het park voor Babybroer en zoek je je te pletter naar de kaasschaaf). Ik realiseer me weer dat ik ruimte voor mezelf nodig heb, en hoeveel. En dat dat met ouders en kinderen op de helft van de vierkante meters van thuis moeilijk te realiseren is. Er zit ongeveer overal zeezand in, ik ben aan mijn laatste ondergoed toe en Babybroer is door zijn bodietjes heen.
(En met verdriet ben je misschien nog best bij jezelf, bleek gisterenavond.)

Maar wat fijn is: ik heb weer zin om er thuis en op het werk wat meer van te maken.

Thuis: de laatste tijd voelde ik me vaak letterlijk gevangen zitten thuis met twee kinderen, zonder auto en met weinig geld, waardoor weekenddagen zich vaak voorbij sleepten met duplo en time-outs. Ik neem me nu plechtig voor wat meer dingen te verzinnen die ons deugd gaan doen en die ik zonder rijbewijs en zonder geld voor elkaar krijg. Tips zijn welkom :).

Op het werk: de komende drie weken ga ik proberen eens een boost te geven aan een lang aanslepend project. In het jaar is elke dag anders wat locatie, planning en activiteiten betreft, maar in het putje van de zomer als iedereen op reis is, heb ik eens ruimte om meters te gaan maken op kantoor. Wie weet zelfs ongestoord. Vanaf maandag, structuurrrr! 🙂

Ik had een hele tas vol boeken bij, waarvan ik er welgeteld 2,5 heb uitgelezen de voorbije vakantiedagen. Het boek van Joke J. Hermsen heb ik intussen uit en ik weet nog steeds niet wat ik ervan moet vinden (ik voelde me wel heel verweesd na de laatste bladzijde, het was leuk even in het parallel-universum van het boek te verkeren). Het leek soms op een soort soap met een hoop clichés, maar het slot was dan weer wel mooi en er zat wel vaart in het boek en ik had wel altijd zin om verder te lezen. Het bleef wel irritant dat de hoofdpersonages filosofische discussies voerden waarbij ze auteurverwijzingen deden. Ik weet niet of jullie met voetnoten praten bij vrienden, maar ik alleszins niet :).
Alleszins hebben het denken over het boek én een blogpost op Tales from te Crib er voor gezorgd dat ik een leesclub wil starten. Iets nieuws, iets dat bij me past, en mijn leven wordt er vast weer wat groter van.

Morgen opruimen en terugreizen, en dan zeg ik maandag tegen de koffiezet op het werk (wegens afwezigheid van collega’s) dat vakantie leuk is, maar dat ik toch blij ben weer te kunnen komen werken.

Vakantiemijmering: dag 4 deel 2

T.

Het is al dagen stil. Wil je me straffen met de stilte, zoals vroeger zo vaak? Wat kan ik ermee, wat moet ik ermee? Wat betekent het? En voor wat dan?

De gedachte dat je de kinderen helemaal achter lijkt te laten, vind ik bijna ondraaglijk. Ik kijk naar hen, besnuffel hen. Ik zie hen groeien en worden en zijn. Mooi en lief en klein.

Ik krijg veel hulp, maar ik merk telkens weer dat ik dit verdriet alleen moet verdragen. Dat is lastig. Het is lastig, T.

Vanbinnen stormt het. Ik krijg het allemaal niet op een rijtje. Vanbuiten doe ik maar, ik probeer maar. Zo normaal mogelijk doen.

Ik ben dertig en met mijn ouders op reis. Net barstte ik in tranen uit en zei ik dat ik niet alleen wil zijn. Beiden deden alsof ze me niet horen of zagen. Ik ging dan maar naar boven, naast Babyzoon liggen. Met een boek, afleiding zoeken.

Wat ik eigenlijk wou zeggen, is dat ik niet zonder jou wil zijn. Maar dat mag ik nergens zeggen, want een man die je zo in de steek laat, is het niet waard gemist te worden. En als ik eerlijk ben, mis ik vooral wat had kunnen zijn, minder wat was. Want het was niet goed en ik was niet gelukkig. Maar met jouw vertrek is ook al mijn hoop weg, mijn perspectief. De zeldzame momenten dat ik er in geloofde.

Nu geloof ik nergens nog in. Dat is lastig en past niet bij me. Ik geloof gewoon nergens meer in.

Soms denk ik terug aan heel vroeger. Aan een concert in Gent dat we samen zagen. Aan hoe ik die nacht ziek van vermoeidheid en rillend op de pechstrook stond. Aan hoe er in jouw huis een kersenpitkussen als cadeau klaar lag in het bed. Aan hoe ik totaal uitgeput en doodmoe met die gloeiende warmte tegen mijn buik en jou tegen mijn rug, in slaap kon vallen.

Ik denk terug aan nachten samen. Aan te laat komen op het werk omdat het te fijn was dicht bij je te zijn. Aan je warme buik, je aanrakingen, je geur. Dat ik me vrouw kon voelen omdat jij mijn man was.

Ik denk aan samen fietsen door Zeeland net een jaar geleden. Met een buik waarvan ik bijna omviel. Aan onze lachbuien, omdat ik in de kant was gaan plassen en door dat hoogzwanger zijn op mijn eigen teenslipper had geplast, die ik dan was gaan wassen in een schapendrinkbak, waarna ik niet meer over het hek geraakte.

Heel veel van mijn mentale energie gaat naar me rechthouden. Positief blijven denken. Mentaal telkens maar weer aanhaken aan iets. Iets van de kinderen, iets om dankbaar om te zijn. Ik doe zo hard mijn best, maar soms val ik er even doorheen zoals net. Dan snik ik luid, zeg ik dat ik niet alleen wil zijn en dat niemand snapt hoe confronterend het is dat mijn zus naar huis gaat en dat daar iemand op haar wacht. En dan reageert niemand, wordt er weg gekeken, krijg ik spijt, duw ik het doosje verdriet weer dicht en ga ik er op zitten om het toe te houden. Ik wil je dan bellen maar ik weet dat je niet zal opnemen. Dus zit ik in bed, en lees ik een boek, en luister ik naar de adem van Babyzoon. En probeer ik zo zacht mogelijk te huilen.

Ik ben dertig en ben met mijn ouders op reis. Ik heb geen partner, geen rijbewijs, amper geld om de maand door te komen, werk dat niet bij mijn gezin past maar dat ik wel graag doe, geen lef om een besluit te nemen, een hoofd vol herinneringen, een buik vol verdriet. Een doosje dat ik niet kan dicht houden. Eén voor één ontsnappen er herinneringen uit dat doosje, en telkens probeert mijn hoofd er een herinnering tegenover te plaatsen aan een moment waarop het echt niet goed ging maar het werkt niet.

T. Ik had zo graag gehad dat het had gewerkt. Dat we een gezin konden zijn. Dat ik nu naast je zou liggen, mijn hand op je buik, je rechte heup bevoelend, mijn neus in je krullen.
Verdomme.

En via de blog wordt er hulp geboden. Ergens schaam ik me er om. Ik wil niet iemand zijn die hulp nodig heeft. En tegelijkertijd weet ik dat ik die uitgestoken handen moet vastnemen, want dat ons iniminigezinnetje wel wat versterking kan gebruiken, en dat me verbinden met nieuwe mensen en vertrouwen genereren goed zou zijn voor me. Maar ik weet niet hoe, ik weet niet hoe ik die uitgestoken handen kan schudden. Ik weet het niet.

En ik zie het nieuws en weet van oorlog en beschoten vliegtuigen, en pijn en verdriet all over. En mijn situatie lijkt dan zo nietig, en zo luxe. Er is niemand dood, en ik red het ook wel en ik mag niet klagen. Maar dat verdomde doosje zit zo vol.

En als dit een lesje is van het leven, weet ik niet of ik het wel wil leren. Ja, het proeft naar leven in een ander soort bewustzijn, en ik ben dicht bij mezelf en dicht bij mijn kinderen. Maar misschien wil ik niets leren, misschien wil ik gewoon dat het leven wat makkelijker is, en dat ik mijn doosje bij het afval kan zetten.

Dat het tij zal keren en dingen beter worden, geloof ik alleszins niet meer. Dat dit allemaal een betekenis en bedoeling heeft, ook niet. Ik geloof in niets meer, want ik heb mijn best gedaan, en het is allemaal niet gelukt. En als er onschuldige mensen genadeloos uit de lucht geknald worden in deze wereld, geloof ik niet in een hogere macht die mijn pad leidt naar een happily ever after.

En ik weet dat ik anders moet denken, en dat ik zelf aan dat happily ever after moet werken. Alleen staat die kutdoos even in de weg.

Slaapzacht, T. Waar je ook bent. Denk je ook wel eens aan ons?

Vakantiemijmeringen: dag 4

Kind-van-me. Babyzoon.

Vakantie met jou. Je plukjes babyhaar ruiken naar zonnecrème, je tenen smaken naar zeewater. Verrukkelijk. Familie op bezoek en opa en oma paraat. Je wordt geanimeerd, geknuffeld, er wordt met je gespeeld, nichtjes spelen moedertje en neefjes brengen je aan het lachen. Aan zee kruip je door het zand en krijg je een emmertje en een schepje cadeau. Je stapt aan twee handen de zee in, trots, blij, en helemaal niet bang voor de komende golven, in je nieuwe rode zwembroek. ’s Avonds val je in een wit bodietje in slaap, ondersteboven in je vakantiebed, met je kleine knuffel in je handje. Ik blijf kijken. En snuffelen aan je vakantielijfje.
Wat heerlijk, man. Morgen meer van dat.

Kus.
Je moeke.

Vakantiemijmeringen: dag 3

We doen opmerkelijk weinig op een dag, en toch vliegen de dagen om. Soms lijkt vakantie een beetje op leven van maaltijd naar maaltijd. Dat vond ik vroeger altijd eigenaardig, als er gereisd werd naar Italië of Portugal. De vraag ‘wat en wanneer gaan we eten?’ en dan het zoeken en twijfelen over restaurantjes, neemt een groot deel van de dag in beslag. In Porto heb ik overigens een keer een week slaatjes in McDo gegeten, omdat in de Portugese restaurantjes waar ik een vegetarisch gerecht vroeg, altijd een dampende visschotel opgediend werd. Daar stelde het probleem zich dus niet. Maar goed, dit alles terzijde. Er wordt gekookt in een onbekende keuken, gegeten op een terras dat niet het onze is, en tussendoor is er de zee, of wandelingen, boodschappen (alweer eten 😉 ) en kinderspel. ’s Avonds cruise ik (oefenen…) over West-Vlaamse wegen, waarbij ik al één keer spook gereden heb (wat niet uitmaakte, omdat ik nog nooit een tegenligger ben tegengekomen), en lees ik, momenteel in ‘Blindgangers’ van Joke J. Hermsen.

Het boek gaat over een groepje vrienden, in Amsterdam. Van de generatie die geboren is in de jaren 60, intussen al allemaal van hun oorspronkelijke partners, bevlogenheden en principes afgeraakt, al dan niet met verbittering, frustratie, berusting of dadendrang tot gevolg. Ik zit zover dat de personages geïntroduceerd zijn. De reünie waar het boek om draait, gaat beginnen.

Tot nu toe kan ik al zeggen dat de taal me soms wat irriteert: het lijkt alsof de schrijfster te hard poëtisch wil schrijven, maar dan van die onnatuurlijke monsterzinnen produceert. Wat me ook ergert is dat de personages voornamelijk beschreven zijn vanuit hun problemen, en daar dus ook een stuk mee lijken samen te vallen, en dat er ook iets enorm cliché-matigs in zit. De nooit gepromoveerde filosoof die zijn dagen doorbrengt met een writers’ block in een kraakpand, onkundig om met de realiteit om te gaan, zijn vrouw die ten prooi is aan ergernis, regeldrang, dadendrang, hun seks- en liefdeloze huwelijk, een ruziënd gescheiden koppel met anorectische dochter. Zo’n personages en clichés dus. Ondanks de clichés is er wel een zekere herkenbaarheid en ik merk dat ik wel zin heb om verder te lezen omdat ik nieuwsgierig ben waar het allemaal naar toe gaat.

Morgen risotto alleszins, daar hoeft niet meer over nagedacht te worden ;). Slaap wel!

Vakantiemijmeringen: dag 2

Babyteentjes die naar zeezout smaken en eten bij kaarslicht. Jihaa!

Vandaag las ik een oude Flow die ik gekregen heb (‘durven’) waarin een interview stond met Frans Goetghebeur, de voorzitter van de Europese Boeddhistische Unie.

Ik voel dat ik al een tijdje nieuwsgierig ben naar het boeddhisme. Ik ben o.a. enkele boeken over boeddhistische psychologie aan het lezen en vind de zienswijze die er in gehanteerd wordt prikkelend.

In het interview troffen me twee stukjes, die ik graag deel.

I.
Wat moet je volgens het boeddhisme concreet doen als je leven niet loopt zoals gepland?
‘Helaas moet ik je teleurstellen: het boeddhisme heeft niet de gewoonte absolute regels uit te vaardigen waaraan men moet gehoorzamen en die iedereen op dezelfde manier moet toepassen. (…) Boeddha zegt: ‘Wees je eigen beschermer en meester.’ (…)’.

Een mooie uitdaging vind ik dat. Wees je eigen beschermer, wees je eigen meester. Vandaag had ik er bijvoorbeeld zo veel last van dat de onwillige niet alleen weg gegaan is, maar ook steeds meer lijkt te verdwijnen (hij gaat niet meer in op pogingen tot contact). Ik kan er met mijn verstand niet bij dat hij afstand neemt van het leven dat we hadden, van het opgroeien van deze kindjes, van alles wat voor mij van waarde is. Die gedachten zijn een soort zelfkwelling. Ik zou eigenlijk mijn eigen meester moeten zijn en mezelf de gedachten ontzeggen, om als eigen beschermer mijzelf te beschermen tegen de pijn die bovenop de reeds aanwezige pijn komt, door het hebben van die gedachten.

II.
‘Bij zware tegenwind kan je op twee manieren reageren: of je stapt van je fiets af en ontneemt jezelf de moed met gedachten als: ‘Waarom moet mij dit overkomen? Waarom ik? Ik kan er niet tegen. Dit is te veel voor mij.’ In het boeddhisme wordt dat de ‘luiheid van het defaitisme’ genoemd. Je vlucht in de slachtofferrol, waardoor je alleen maar meer lijden toevoegt aan het lijden dat er al is, en het probleem an sich niet eens aanpakt. Een andere manier van reageren is: niet meteen zeuren, niet oordelen, rustig blijven, jezelf of de situatie van een afstand bekijken en je afvragen wat je met deze nieuwe omstandigheden aankunt. (…)’

Beide reacties zijn me bekend en zitten in mij. Het mooie is dat ik voor de tweede niet veel moeite moet doen. Er is iets ‘onverwoestbaar’ in me (cfr. E. Hillesum) dan opstaat en het gevecht aangaat, telkens weer. Niet oordelen moet ik daarbij echt nog leren, en ook aanvaarden.

Zo. En nu lekker in bed met ‘Blindgangers’ van Joke J. Hermsen. Ik ben niet altijd enthousiast (zinnen als: ‘Daar was de tram gelukkig. Hij reed als een elektronische slang de hoek om en kwam met snerpende remmen op de halte tot stilstand.’ Tja…), maar ben toch erg nieuwsgierig hoe het vriendenweekend op Wapse zal zijn ;).

Vakantiemijmeringen: dag 1

En dan bevind ik me plots in een Zeeuws huisje. Kinderloos en ouderloos, na een gaatje in de dag geslapen te hebben blijkt iedereen op uitstap. Even ben ik helemaal verloren, zonder mijn lijstjes, zonder werk, zonder dat huishouden om onder controle te houden en vooral zonder die kinderen die elk moment mijn aandacht vragen… Maar dan gooi ik het roer om en zet ik een heerlijke kop koffie, schil ik een bordje fruit en ga ik lekker op het terras ontbijten met een boekje.

Het werd tijd, op vakantie gaan. De eerste klap na het weggaan van de onwillige man/vader draaide eigenlijk goed uit. Ik werd heel dankbaar, mijn bewustzijn werd groter, ik viel helemaal uit mijn comfort zone en dat had blijkbaar een heel goed effect op mijn zijn. Ik werd gelukkig en rustig in mezelf en was zo dicht bij mijn kindjes. De laatste weken echter was er wat wanhoop, vermoeidheid, boosheid, opstandigheid. Op de voorgrond, ja. En het is vast niet toevallig dat ik hierbij drievoudig ziek werd/bleek. Het gevoel weinig perspectieven te zien en in een situatie te zitten die ik nooit had gekozen, hield me vast.

Maar nu dus vakantie. In een onooglijk klein lief dorpje met allemaal van die kleine mooi huisjes, geen appartementsblokken aan zee. Met slootjes, bruggetjes, de zee vlakbij en een kerkje dat elk uur, ook ’s nachts, even bescheiden bimt. Met een boerin die groenten verkoopt door ze uit te stallen voor haar huis en er een blik bij te zetten voor de betaling.

Ik besluit elke dag een vakantiemijmering te schrijven naar aanleiding van iets dat ik lees of meemaak. Dit is de eerste.

In de bib kwam ik het volgende boekje tegen: ‘Wat ik nog weet’, van Annie M.G. Schmidt, uitgegeven door Querido. Het zijn – heel toepasselijk – herinneringen aan haar jeugd in Zeeland, aan haar ouders, aan haar eerste liefdes, aan de oorlog. Korte stukjes, lief en grappig geschreven. Helemaal ‘Annie’. Drie stukjes wil ik delen, omdat ze me geraakt hebben.

I.
Het grappigste stukje vind ik het verhaaltje waarin ze schrijft over een lief dat ze ooit had. Haar eigen vader was dominee, maar bij haar thuis waren ze enkel beroepsmatig gelovig, zoals ze voortdurend op grappige wijze beschrijft. ‘We leefden dus lang en gelukkig en ongelovig, tot ik op mijn vierentwintigste Henk ontmoette.’, schrijft ze. Henk was zeer christelijk, waar Annie een beetje in meegetrokken wordt, tot afgrijzen van haar ouders. Plots bidt ze voor het eten, en in de kerk van haar vader wordt ze aangenomen als lid va de Nederlandse Hervormde Kerk. Dat verandert één en ander in haar relatie: ‘Toen we het weekend daarop bij zijn ouders logeerden in aparte kamers, tikte Henk midden in de nacht op mijn kamerdeur. Dat was nog niet eerder voorgekomen. Ook al waren we verloofd met bowlglazen en een kaasschaaf, samen slapen mocht niet. Maar nu was ik aangenomen, bevestigd, dus het mocht van Henk. ‘We zullen eerst de Heer om vergeving smeken,’ zei hij en knielde neer op het kleedje voor het bed en probeerde mij naast zich te laten knielen. Dat was voor mij het breekpunt. Bidden voor het eten, dat kon ik aan. Bidden voor het vrijen stond mij zo deerlijk tegen dat ik hem sloeg en een bitse scène maakte. Zijn moeder kwam op het geluid af en joeg hem naar zijn eigen kamer. Ze dacht dat ik hem uit kuisheid had geweerd en prees mij daarom uitbundig. Maar die nacht smolten mijn liefde en mijn geloof beide als sneeuw voor de zon.
‘Het is uit,’ zei ik tegen mijn moeder.
‘Goddank,’ zei ze.’

II.
‘Er was een vader-vogel die z’n kindje-vogel op de rug nam toen het bos in brand stond. Hij vloog met het kindje naar een veilig eiland verderop. Onderweg vroeg hij aan het kleine vogeltje: ‘Als jij groot bent en ik oud, zul je me dan ook op je rug nemen en in veiligheid brengen?’ ‘Nee,’ zei het kleine vogeltje. ‘Dat zal ik niet doen, maar ik zal wel mijn eigen kindje uit de brand redden.’
Helemaal raak, geen woord aan toe te voegen. (En de gedachte: als je geen veiligheid hebt gevonden op de vleugels van je ouders, kan je niet later je eigen kindje uit de brand redden. Ik vermoed vaak dat het probleem van de onwillige was.)

III.
‘Wanner men mij zou vragen een lijstje te maken van de feestelijke gebeurtenissen in mijn leven, dan zou het er als volgt uit zien:
Geboorte-beminnen-baren-(rijbewijs gehaald)-dood.
Een absurd rijtje. Grammaticaal kreupel en het rijbewijs slaat nergens op, maar het drong zich eigenzinnig ertussen.’

Ook met dit stukje moest ik hard lachen, omwille van dat rijbewijs. (Twee rij-instructeurs hebben me opgegeven en ik ben met mijn vader gaan rijden en die heeft tegen me geschreeuwd, dus als ik het ooit haal, komt het absoluut in mijn lijstje!)
Ik vond het ook bijzonder dat ze ‘baren’ in het lijstje zet, maar niets over het opvoeden van het kindje zelf. Tegelijk begrijp ik dat ook wel, omdat baren een oermoment is in het leven van een vrouw, een soort transformatie voor jezelf, waar dat kindje eerst nog niet veel mee te maken heeft: je hebt het leven doorgegeven. Pas als het zweet van je voorhoofd gewist is, en je legt dat kleintje aan je borst, begint het universum om het babietje te draaien. Althans, dat is mijn ervaring.

Als ik een lijstje zou mogen maken?
(Geboorte)
Leren lezen: al snel mocht ik 10 boeken per week meenemen uit de dorpsbibliotheek, omdat ik ze aan zo’n tempo verslond. Lezen is altijd heel belangrijk voor me geweest en heeft heel goed bij me gepast.
Vrijwilligerswerk doen: op mijn vijftiende ben ik voor het eerst op kamp geweest met mensen met een handicap, en dat was het begin van vrijwilligerswerk in allerlei soorten en maten. Dat heeft me niet alleen heel veel geleerd op praktisch vlak (ik herinner me bijvoorbeeld dat ik boodschappen moest doen en instinctief naar de merken greep die we thuis hadden, en door een waarschuwing over het kampbudget plots besefte dat het ook allemaal wat minder en goedkoper kon…), maar ook het diepe inzicht gegeven van dankbaarheid (niet omdat ik geen handicap had en anderen wel, maar omdat ik door het vrijwilligerswerk in kon zien dat elk mens ondanks al zijn beperkingen, zijn waarde heeft en daarin kan geven). Het heeft ook mijn studiekeuze beïnvloed, en omgaan met andere jongeren die ook vrijwilligerswerk verkozen boven festivals bij wijze van spreke, heeft me een heel fijne vriendenkring opgeleverd.
Studeren en op eigen benen staan: dat op eigen benen staan was even zoeken. Ik was zeer bedreven in huishouden etc voor ik op kamers ging, maar plots alles alleen mogen bepalen en beslissen en zelf structuur aanbrengen, was best even wennen. Studeren vond ik machtig: allemaal deurtjes die opengingen in mijn hoofd! Achteraf heb ik soms spijt dat ik mezelf nooit gegund heb in het park te gaan liggen met een ijsje, met de anderen. En tegelijk denk ik nog steeds dat ik er veel meer uit had kunnen halen als ik nog harder voor mijn studies had gewerkt. Nu heb ik soms het gevoel dat ik een deel van de leerstof functioneel heb opgenomen (om examen af te leggen), maar niet verinnerlijkt heb. En als ik toen zo efficiënt was als ik nu ben met Getting Things Done, had ik uit die vijf jaren nog veel meer kunnen halen qua cursussen, vakken, …
Werken: niet alleen het werken zelf heeft me weer veel geleerd, maar ook het moeilijke weggaan op mijn eerste baan (die ik nochtans heel graag wou), omdat ik had gemerkt dat er door mijn leidinggevende praktijken werden gehanteerd die tegen mijn ethisch aanvoelen in gingen (lees: fraude). Voelen bij mezelf dat ik niet kon leven en functioneren in een context waar zo iets gebeurde ook al was het comfortabel (werk op loopafstand, veel autonomie en flexibiliteit, goed betaald), en dat ik in mijn eigen vel moest snijden om daar weg te gaan en het misbruik te rapporteren, was keihard en heeft me heel veel gekost. Maar op lange termijn weet ik dat ik het juiste heb gedaan. Wat het klokkenluiderschap betreft heb ik trouwens geleerd dat dat niet werkt. Misbruiken zijn blijkbaar nogal inherent aan sommige organisaties en mensen beschermen elkaar daarin. Voor mijn eigen geweten is het wel belangrijk geweest, en daar moet ik uiteindelijk mee verder.
Beminnen: twee grote liefdes. Ik ben zuinig op mezelf :).
Moeder worden: een kind mogen ontvangen, onmiddellijk beseffen dat het van zichzelf is en dus niet van jou, en dat je het enkel mag omringen met al je goeds om het veilig tot volwassenheid en zichzelf te brengen.
Baren: oermoment en transformatie als vrouw.
Alleenstaande moeder worden: weggekatapulteerd uit de comfort zone, moment van grote moeilijkheden, nieuwe uitdagingen en spirituele verdieping.

Zo. Ik ga me eens aankleden en het dorpje verkennen. Wat zijn jullie lijstjes?