Op de laatste dag van de vakantie, herinner ik me plots dat ik meestal tegen mijn collega’s zeg na een vakantie dat ik blij ben terug te komen werken. En ik weet meteen ook weer waarom.
Vakantiedagen zijn enerzijds heerlijk, anderzijds nogal structuurloos. Ik doe amper iets en ben toch moe. Ik kook, eet en leef in wat andere omstandigheden dan thuis (zelfs in een leuk huisje in Zeeland mis je toch het park voor Babybroer en zoek je je te pletter naar de kaasschaaf). Ik realiseer me weer dat ik ruimte voor mezelf nodig heb, en hoeveel. En dat dat met ouders en kinderen op de helft van de vierkante meters van thuis moeilijk te realiseren is. Er zit ongeveer overal zeezand in, ik ben aan mijn laatste ondergoed toe en Babybroer is door zijn bodietjes heen.
(En met verdriet ben je misschien nog best bij jezelf, bleek gisterenavond.)
Maar wat fijn is: ik heb weer zin om er thuis en op het werk wat meer van te maken.
Thuis: de laatste tijd voelde ik me vaak letterlijk gevangen zitten thuis met twee kinderen, zonder auto en met weinig geld, waardoor weekenddagen zich vaak voorbij sleepten met duplo en time-outs. Ik neem me nu plechtig voor wat meer dingen te verzinnen die ons deugd gaan doen en die ik zonder rijbewijs en zonder geld voor elkaar krijg. Tips zijn welkom :).
Op het werk: de komende drie weken ga ik proberen eens een boost te geven aan een lang aanslepend project. In het jaar is elke dag anders wat locatie, planning en activiteiten betreft, maar in het putje van de zomer als iedereen op reis is, heb ik eens ruimte om meters te gaan maken op kantoor. Wie weet zelfs ongestoord. Vanaf maandag, structuurrrr! 🙂
Ik had een hele tas vol boeken bij, waarvan ik er welgeteld 2,5 heb uitgelezen de voorbije vakantiedagen. Het boek van Joke J. Hermsen heb ik intussen uit en ik weet nog steeds niet wat ik ervan moet vinden (ik voelde me wel heel verweesd na de laatste bladzijde, het was leuk even in het parallel-universum van het boek te verkeren). Het leek soms op een soort soap met een hoop clichés, maar het slot was dan weer wel mooi en er zat wel vaart in het boek en ik had wel altijd zin om verder te lezen. Het bleef wel irritant dat de hoofdpersonages filosofische discussies voerden waarbij ze auteurverwijzingen deden. Ik weet niet of jullie met voetnoten praten bij vrienden, maar ik alleszins niet :).
Alleszins hebben het denken over het boek én een blogpost op Tales from te Crib er voor gezorgd dat ik een leesclub wil starten. Iets nieuws, iets dat bij me past, en mijn leven wordt er vast weer wat groter van.
Morgen opruimen en terugreizen, en dan zeg ik maandag tegen de koffiezet op het werk (wegens afwezigheid van collega’s) dat vakantie leuk is, maar dat ik toch blij ben weer te kunnen komen werken.
Over het invullen van tijd zonder auto en zonder geld. Komt ie.
1. Voer het principe van ‘alles om niet over te koken in’. Bij mij kwam dat besef toen ik doodziek op de wc-pot kermde, met om me heen een jankerige peuter die zichzelf opvrolijkte door de tube tandpasta tussen de diarree te gooien. Les geleerd: beter dan machteloos kwaad te worden op het kind, op tijd aanvoelen op welke dingen helaas niet beknibbeld kan worden. Liever een huilertje in het park voor even dan een half uur een uitbarsting van moederskant.
2. Time is money, maar niet als de dag met kinderen doorgebracht wordt. REK activiteiten. Ik heb ontdekt dat mijn peuter dol is op dingen te voet te doen (ik ben ervan overtuigd dat het zijn natuurlijke tempo is en dat zelfs de fiets eigenlijk te snel is voor hem). Ik heb ook ontdekt dat het ons allebei rustiger maakt. Ik vertrek onwillig, maar pas me aan aan zijn tempo, zijn waarnemingen, zijn opmerkingen, zijn wijzende vingertje. Ik heb ook ontdekt dat buiten picknicken in het plaatselijke park een heuse activiteit is.
3. Koop een fototoestel. En fotografeer wat je tegenkomt op wandelingen. Zo wordt het ook voor de volwassene meer dan het kind bezighouden.
4. DOE dingen. Plan iets, zelfs als het saai en stom is en maar een paar uur duurt. Zelfs als de mensen eigenlijk niet zo tof zijn. Denk: time isn’t money today. Want als er een activiteit van een uur of twee staat, en daar moet heen gegaan worden, en teruggegaan, dan is de rest van de dag al heel anders. Boekjes lezen, een toren bouwen, eens naar de speeltuin gaan, een boodschapje doen, zijn allemaal dingen die hun zinloosheid pas verliezen als ze niet het hoofddoel van de dag zijn.
5. Als het kan, werk om de dutjes heen. Ik heb een tijdlang geprobeerd hele daguitstappen te plannen, maar sinds ik dichter bij huis blijf, heb ik zelf veel meer aan de slaaptijd van de baby.
Dank! Daar ga ik eens even mee puzzelen (= toepassen op mijn situatie, en eens een straal van 3 km om dit huis trekken en kijken wat hier kan, ik verviel zelf altijd wat in boswandelingen).
Vanmiddag ga ik alvast met een vriendin-alleenstaande-mama naar een cafeetje met speeltuin. Het is een treinreis en niet helemaal budgetvriendelijk, maar het is wel een plan. Oef.
Bij ons gaat alles makkelijker als we genoeg buiten zijn.
Wandelen om het wandelen, daar doen mijn kinderen echter niet aan, weet niet of dat bij jou anders is? Om de boel in beweging te krijgen gaan we vaak wat ‘zoeken’ buiten. stenen om te schilderen, bloemen om te drogen, takken om te verbranden. Voordeel is dat dat niet perse op een prachtige plek in de natuur hoeft, maar ook gewoon langs de straten in de buurt kan. En heel vaak doen we dan eigenlijk niets meer met wat we vonden, maar zijn we er wel uit geweest 🙂
Verder eten we vaak ergens buiten, waarbij ze eerst geholpen hebben de tas te pakken.
en dit was op regendagen ook een hit: http://speelvaardig.nl/spelen/spelen-met-gekleurde-rijst/
fijne zomer nog, sterkte!
Leuk! Hoe is het gegaan?
Mijn neefjes, wel ouder dan jouw kleuter, vonden ook veel op straat. Dat ging in een grote mand bij de voordeur (buiten het huis) en eens per jaar werd daar een kunstwerk van gebouwd met opa en oma samen. Nu zal een jaar wel te lang zijn voor een jonger kindje, maar iets zoeken blijft leuk. (Zo heb ik nu een hele stapel veren liggen, die vind ik de laatste weken telkens 🙂 ).
En ‘een avontuurtje doen’ = in je eigen buurt eens een andere hoek omslaan en kijken wat daar te beleven is. Door het alleen al zo te benoemen, heb je de helft al gewonnen. ‘Een avontuurtje doen’, dat is toch veel leuker dan ‘een stukje wandelen’?