Liefde in tijden van tweelingouderschap

Drie jaar. Drie jaren samen, markeerden we laatst.
We keken naar de tweeling van 15 maanden.
We verbaasden ons. In het eerste jaar zijn we gaan samenwonen (emigreren, van mijn kant). In het tweede jaar kregen we de tweeling. In het derde jaar nam ik ontslag en startte ik mijn eigen zaak. En toch voelde het nooit als snel, hals-over-kop, raar.

Het is avond. De regen striemt tegen de ramen. Wonder-o-wonder, alle kinderen liggen in bed. We kijken een detective. Ik drink ginger-curcuma-latte. Shit, denk ik. Mijn oogleden zijn weer zo zwaar. Ik kijk op de klok. Tien na negen nog maar. Ik kijk naar de Man. Zou ik…? Nee, doorzetten. Even later zeg ik het toch. Dat ik op ben. Zoals zo vaak zetten we de aflevering stop twintig minuten voor het einde, wat vrij stom voelt, zo dicht bij de ontknoping. Ik duik ons bed in. De Man doet de lichten uit en zet de vaatwasser aan. Op het moment dat hij komt slapen, slaap ik al diep.

Het is nacht. Het kleinste ontembare kind huilt. Ik hijs haar uit het bedje aan mijn kant van het bed en leg haar slaapdronken tussen ons, waar ze zich content nestelt en verder slaapt. Even later wordt de andere dochter aan zijn kant van het bed wakker. Die mag ook aan boord, maar vindt haar draai niet, hoest, worstelt. Midden in de nacht vertrekt hij naar beneden met haar, om te zorgen dat ik en de mini kunnen slapen. Als de wekker gaat, voelen we ons allemaal weer beroerd.

Een uitstapje. We gaan naar het museum met de tweeling. Als we aankomen, help ik de Man de grootste in de draagdoek te zetten. Als ik de kleinste wil pakken, spuugt ze de hele auto onder. Als een geoliede machine poetsen we de auto, kleden we het kind om, troosten haar en haar zus, laden we iedereen weer in, rijden we naar huis, wassen we iedereen, wassen we alle jassen en alle kleding waar spuug op gekomen is. En dan is het etenstijd en eet het zieke kind drie borden pasta.

Liefde in tijden van tweelingouderschap. Heel spannend is het allemaal niet. Heel lief wel. En heel echt. En heel erg dit-zou-ik-nooit-willen-missen. En ook: ik ben zo zeker van hem.

Starten met ondernemen: partner in crime

De Man en ik hebben onze ups en downs zoals iedereen denk ik. We zijn bijna drie jaar samen, en we hebben een tweeling van meer dan een jaar. Dat zegt iets over de aard van die jaren. Er is best veel gebeurd en we zitten natuurlijk midden in de tropenjaren waarin het soms vechten is voor tijd en energie. Waar ik zelf soms last van heb, is dat er zo veel veranderd is. Gisteren was ik nog een alleenstaande moeder van twee zonen in een huurhuis ergens in België met een vaste baan en een bijberoep, vandaag ben ik een moeder van vier kinderen waaronder een tweeling van één, ik ben een startende ondernemer, en woon in een Nederlandse stad met de Man. En dat alles is gebeurd terwijl ik met mijn ogen knipperde zeg maar.

Er waren veel momenten dat ik weg wou lopen van de Man. Ik heb een eigenaardig knikje in mijn persoonlijkheid dat nogal gericht is op onafhankelijkheid. Ik voel me veilig als ik onafhankelijk kan zijn. Onafhankelijk zijn betekent dan dat ik het alleen kan, financieel en praktisch. Maar in mijn tijd als alleenstaande ouder verzoop ik bijna in mijn onafhankelijkheid en nu is er van die onafhankelijkheid niets meer over. Ik woon in het huis van de Man, ik rijd in zijn auto, we hebben samen kinderen waar geen van ons alleen voor kan/wil opdraaien, en mijn bankrekening is behoorlijk leeg na jaren alleenstaand ouderschap, vermindering van arbeidsuren per week, onbetaald ouderschapsverlof, opgeven van mijn baan, bijscholen en investeren in de nieuwe onderneming.

Dus. Moest ik de Man om geld vragen. De grootste nachtmerrie voor deze feministische en wannabe onafhankelijke vrouw. Ik dacht er over na, hikte er tegen aan en uiteindelijk bracht ik het tijdens een etentje ter sprake. De Man stemde meteen toe, maakte er geen punt van. Hij beschouwt het als een investering, ik sta er op dat het een lening is.

Tijdens het etentje praatten we ook lang over een keuze waar ik voor sta. Een ex-collega vroeg me min of meer bij een nieuw project, wat een investering vraagt (soort franchise). Het voordeel zou zijn dat ik in bestaande trajecten ingehuurd kan worden en zo ook nieuwe doelgroepen kan bereiken, het nadeel zou zijn dat ik een deel van de tijd iets ga doen waar ik op zich wel in geloof maar niet heilig (denk ik). Misschien heel kort: ik ga een deel van mijn tijd in het project van iemand anders werken, in plaats van heel romantisch mijn eigen idealistische wereldverbeterende plan uitvoeren. In mijn hoofd zijn de gekste tegenstellingen ontstaan. Dat daarvoor kiezen zou betekenen dat ik een motie van wantrouwen uit in mijn eigen projecten. Dat er een tegenstelling is (het kan echter ook complementair zijn, de manier van werken is een soort van diagnostisch instrument – het vervolgtraject kan echter veel kanten op). De Man besprak rustig alle ins en outs met me en alweer verbaasde hij me met zijn helderheid en rust.
(En nu denk ik ook dat het niet heel volwassen is een soort van principiële wereldverbeterende ondernemer te zijn terwijl de Man alle rekeningen betaalt.)

Eén van de dingen waar ik tegen aan loop in de relatie met de Man, is dat onze liefdestaal nogal verschilt. En soms ben ik boos op hem, omdat ik niet meer onafhankelijk ben. (Het is een onredelijke boosheid want de Man staat me op zich de onafhankelijkheid niet in de weg, die was eerder een bijproduct van een tweeling krijgen samen.) Toen ik echter de ochtend na het etentje aka zakelijke bespreking totaal geveld werd door een verschrikkelijke buikgriep en twaalf uur lang doodziek tussen de badkamer en het bed laveerde terwijl de Man het hele huishouden en de zorg voor de kinderen draaiend hield, realiseerde ik me in mijn paar heldere momenten dat ik het getroffen heb hem. En dat het niet erg is om onafhankelijk te zijn, als je partner uitzonderlijk betrouwbaar, kalm, wijs en stabiel blijkt te zijn.

Brief uit de toekomst

Een tijdje geleden heb ik hier een ‘oefening’ gedeeld, die ik heb gedaan in het kader van The Artist’s Way. Vandaag deel ik er graag nog ééntje, met de uitnodiging de oefening over te nemen op je blog natuurlijk :), en ons met een linkje in de comments uit te nodigen.

Vandaag gaat het om een reis in de tijd (uit week 4 van TAW, ‘een gevoel van heelheid terugvinden’). De opdracht gaat als volgt: beschrijf jezelf als je tachtig bent. Schrijf op wat je na je vijftigste gedaan hebt waar je plezier in had. En schrijf van een brief van die tachtigjarige aan je huidige zelf.

Ik moest erg lachen. Als ik 80 ben, zijn die baby-dochters 45 (en hebben ze hopelijk wél haar), de kleuterzoon 50 en de grote zoon 54. De Man zal 95 zijn. En ik? Ik ben een kranige dame. Ik bak appeltaart, rommel wat aan in huis, ben zelfstandig en mobiel, denk overal het mijne van maar ben wel open naar anderen toe en ik ben natuurlijk omringd door sprankelende kleinkinderen en kijk erg uit naar mijn achterkleinkinderen. Ik schrijf nog elke dag morning pages, en heb nog wekelijkse uitjes. Een ketting van uitjes van mijn 34ste tot mijn 80ste, imagine wat voor moois ik allemaal gezien en beleefd zal hebben! Ik lees, ik schrijf, ik blog, ik kook soep, ik zit in het zonnetje op goede dagen, en de Man en ik schuifelen de stad regelmatig in voor een kopje koffie. Na mijn vijftigste zal ik mijn eigen bedrijf geleid hebben, geschreven hebben, gewerkt hebben aan een soort ‘nalatenschap’ (of bedacht hebben dat dat niet hoeft), bewust geleefd hebben (als in: bewuste keuzes, niet zomaar een beetje van dag tot dag, de tijd die me gegeven is goed inzetten zeg maar, iets waar ik pas recent het knopje van omgezet heb in mijn hoofd – voordien hobbelde ik wat mee met wat iedereen nodig had en verwachtte en wat ik dacht dat allemaal moest – en ja, er is nog werk aan de winkel).

En mijn brief? Moeilijk om te schrijven, maar hierbij een poging.

Hee jij daar, bijna-35-jarige zelf.

Je staat middenin het leven, met die kleine baby’s. Wat een drukte! Wat een dynamiek. Ik begrijp dat je soms doodmoe bent.

Een paar dingen die ik je wil aanreiken:
Doe maar rustig aan. Je wil veel en je moet veel van jezelf. Er komt nog tijd om hard te lopen, boeken te schrijven, yoga te doen, het huis op te ruimen, … Kies er maar vaak genoeg voor om gewoon eens met die kleintjes te tutten, of met de grote mannen een ijsje te gaan eten, of in het gras te gaan liggen met alle vier of met de Man te praten. Dat kan nu, dat kan binnen vijf jaar niet meer op deze manier. En dan kan je de zolder opruimen, hoewel het geen kwaad kan als je dat nu al doet, maar dan niet ten koste van de mooie dingen. Het rare is dat de afwas doen niet echt een goede besteding van tijd is, maar dat het wel beter is als die gedaan is. Als het maar geen doel op zich wordt.
Hou ruimte voor jezelf zonder schuldgevoel. Je voelt je nu soms schuldig als je je morning pages gaat schrijven zonder eerst de keuken op te ruimen, of als je een oppas neemt en die tijd gebruikt om wat te kliederen op papier, of als je man en kinderen achter laat om naar de film te gaan of wat anders te gaan doen, maar je moet ook ademen en jezelf voeden en daar is niets mis mee.
Je hebt er nu even een rothekel aan dat je geen inkomsten hebt, en daar teert je eigenwaarde van weg. Probeer zelfstandig zijn (eigen auto, mogelijkheid om een eigen huis te huren of kopen, geld verdienen) even los te laten. Je bent de moeder in dat clubje. Je bent niet meer zelfstandig, haha. Geld verdienen is geen doel op zich, maar het is een bijkomstigheid, een effect van de dingen doen die je wil realiseren in de wereld. Net als een gezond gewicht. Dat hoeft geen doel op zich te zijn. Leef actief en draag zorg voor jezelf, fysiek en mentaal, en dan volgt dat lijf wel. (Ja, ik heb nu drie keer na elkaar ‘doel op zich’ geschreven, maar dat komt omdat ik ook stilaan wat vergeetachtig word 😉 ).
Het is noch het één, noch het ander. Kinderen hebben (of om het even wat in het leven) is nooit het eeuwige instagram-moment, maar ook niet alleen maar dat plakkerige nooit-klaar-en-altijd-moe. Ja, ik weet het. Er zijn veel dagen dat je al om 4 uur wakker bent en al voor 7 uur vier poepluiers hebt verschoond en dat het lijkt alsof je enkel maar was weg werkt, dingen van de grond schraapt, eten maakt dat toch uitgespuwd wordt en koude koffie drinkt. Dat is allemaal waar. En nee, kinderen zijn in het echt zelden zo charmant als op een ander of op een foto van een ander. Maar ze zijn echt en warm en ze zeggen grappige dingen en ze hebben warme lijfjes en je mag er boeken aan voorlezen. Dat is ook allemaal waar. Dus stop met je fantasieën over een kinderloos leven waarin alles groots en meeslepend is en niets plakt en je je ’s ochtends tenminste een mens voelt en indien niet: dat je dan gewoon nog wat kan slapen of warme koffie drinken. Of fantaseer er op los als dat helpt. Maar blijf ook gewoon daar, bij hen. En probeer beide kanten te zien.
Hou de Man in ere. Ik weet het, hij is weinig speels en een beetje streng en hij ruimt altijd op en verwacht dat je dat ook de hele dag doet. En hij is iets minder aaibaar dan je zou willen. Maar het is geen flierefluiter, en we weten allemaal hoe het is afgelopen met mister Flierefluiter. De Man is er, hij doet zijn best op allerlei onzichtbare manieren (want dat is net zo mooi aan ‘m, hij doet wat moet gebeuren zonder een schouderklopje te verwachten). Hij zorgt voor je, hij is meestal redelijk en meestal in voor een gesprek of samen koffie drinken. Hij is een goed mens, dat weet je best. Hij kan best onbuigzaam lijken, maar hij is een Man uit één stuk.
En tot slot: zelfs nu zie je al dat het leven zijn stroom volgt en dat het één tot het andere leidt en dat er een tijd is voor alles en dat je hulp krijgt uit onverwachte hoeken op momenten dat je het nodig hebt, dus vertrouw daar maar op. En stroom maar mee tot hier & nu, een dag met een appeltaart in de oven.

Liefs.
Je 80-jarige zelf




Hoe zou het nog met die twinnies zijn?

De tweeling is intussen alweer zeven maanden. ZEVEN. Ik vind het indrukwekkend hoe zo een eerste jaar gaat. Van mini wormpjes zijn ze nu zelfbewuste dames geworden, maar tegelijkertijd zijn ze natuurlijk nog niet goed ‘afgesteld’. Lees: midden in de nacht wakker worden, ’s nachts POEPEN (echt seriously), tien keer poepen op een dag (van waar blijft dat komen?), …

Ik vind het heel leuk dat ze zo verschillend zijn. Dezelfde dag geboren, dezelfde ouders, dezelfde context waarin ze opgroeien, en toch hebben we twee totaal verschillende kinderen.

De oudste is sociaal. Ze is lief, ze is er graag bij, ze knuffelt graag. Ze heeft een gezellig figuur (lees: dikke billen, lekkere baby-spekjes). Ze lacht vaak en breed. Haar focus is echt prutsen met dingetjes. Ze kan behoorlijk lang op haar rug iets bestuderen, of zittend in een stoeltje een speelgoedje rustig van alle kanten bekijken.

De jongste is mevrouwtje Woelwater die alles gedaan krijgt van iedereen. Ze is super beweeglijk tot en met dat ze erg onrustig is, ze heeft voortdurend input en prikkels nodig, ze heeft alles snel door. Ze weegt een kilo minder dan haar zus maar eet meer, om maar even te zeggen wat lichaamsbeweging blijkbaar doet. Ze drinkt al zelf uit een beker. ’s Avonds zorgt ze dat ze nog eens uit bed mag en lekker mee met ons even tv kan kijken (niet dagelijks, maar ze heeft er een gevoel voor wanneer wij even toe zijn aan een brainless avondje). En als ik ga slapen ligt ze binnen een kwartier bij mij, waarbij ze zich gedurende de hele nacht tegen mij aan schurkt.

Vorig jaar deze tijd moest ik gezien de zwaarte van mijn zwangerschap bijna mijn werk opgeven. De weken en maanden die volgden waren donker en leken zo eindeloos. Sinds de dames er zijn vliegt de tijd. De Man en ik zijn vaak best moe, het is echt niet niets, vier kinderen waaronder een tweeling in baby-formaat. Ik zou het niemand aanraden en iedereen gunnen ;).

Team Kikkererwt

In de reacties komt wel eens verontwaardiging omdat het blijkbaar lijkt alsof de Man zijn snor drukt als het over de kinderen gaat. Dat hij zijn leventje verder leeft en mij met de kids laat zitten.

Wel, dat is niet zo.
We zijn een Team. Dat betekent dat we enerzijds taken verdelen, en anderzijds dingen samen doen.

Wat we bijvoorbeeld verdelen: hij is momenteel de kostwinner, dus ik sta ’s nachts op voor de baby’s. Op weekendochtenden neemt hij het vanaf 5 uur over, en slaap ik wat langer en ongestoord.

Wat we samen doen: bijvoorbeeld het avondgebeuren. Er moet voorgelezen worden, de baby’s moeten beiden verschoond worden, pyjama aan, flesje en dan nog wat slaap-begeleiding en rond die tijd moet ook de keuken opgeruimd worden. De Man en ik zijn daarin stilaan een geoliede machine, met één van ons die al met een baby naar boven gaat en de andere die een flesje brengt en de tafel al afruimt en tralala, een hele fabriek hier. Als ik de baby’s in bed stop, kom ik daarna beneden en is de keuken schoon en is er een verhaal voorgelezen. Omgekeerd idem.

In een team laat je elkaar liefst niet alleen op de moeilijke momenten. De avonden zijn bij uitstek het zwaarste, vooral dat uurtje waarin er gekookt en gegeten moet worden maar beide baby’s vermoeid zijn en huilen, en ook daarna als iedereen naar bed moet. Dan weg gaan, is de ander echt opzadelen met een hoop gedoe. Dat vermijden we allebei en heeft niets te maken met dat hij of ik niet voor onze eigen kinderen willen zorgen, maar wel dat we als enigen in de wereld weten wat het vraagt aan energie om de avond goed in te koppen, en dat we dat liefst als geoliede machine doen. Als ik laat ’s avonds (dus na kinderbedtijd) zou weg gaan, zou ik a. in slaap vallen en b. verhinder ik de Man die vroeg op moet zelf tijdig te gaan slapen omdat hij dan voor de baby’s moet zorgen tot ik terug kom en hij dus niet zomaar zelf met oordopjes in kan gaan slapen. Lijkt mij geen ramp, maar voor hem is het een stressfactor want hij heeft al jaren een slaapprobleem en hij kan niet relaxed gaan slapen als hij tegelijkertijd moet luisteren of er iemand huilt en of ik al thuis ben.

Daarnaast is het zo dat de Man sport en nog andere hobby’s heeft. Ik doe momenteel The Artist’s Way en ben daar wat tijd mee kwijt. Ik heb een tijdje in standje Chagrijn gestaan. De Man was eens een hele zaterdagmiddag weg, de kleine baby huilde de hele middag, ik heb hem woest opgebeld. Je kan je de scene voorstellen. In de supermarkt kwam ik een vriendin tegen bij wie ik mijn gelijk wou halen, en die me streng toesprak dat de Man en ik geen concurrenten mochten worden met tijd voor dingen. Ze vond dat ik maar twee uurtjes een oppas had moeten laten komen in plaats van hem naar huis te sommeren.
Eerst vond ik dat onnozel. Alsof het geld op mijn rug groeit. Later vond ik het wijs. Ik wil niet met de Man concurreren om tijd. Ik wil ook niet opgebeld worden en naar huis gevraagd als ik net lekker naar de film ga. Het leukste in onze relatie is als we elkaar dingen gunnen. Hij mij, ik hem. Zonder de meetlat ernaast. Soms heb ik meer nodig, soms hij.

Elkaar iets gunnen is gezonder voor een relatie dan elkaar achter de tralies zetten. Zeker als je een stel lieve doch intensieve baby’s hebt (baby’s zijn echt een andere categorie dan andere kinderen, de zorg is zo omvattend!). Sinds ik weer weg kan af en toe voel ik me zo veel meer mezelf. Ik kan me alleen maar voorstellen dat dat voor hem ook zo voelt, en dat het heel gezond is dat we beiden zo’n momenten hebben. Zonder dat ik heel precies ga meten wie er het meeste heeft.

Anyway. Ik ben (bijna) altijd blij met de reacties, maar ik vind van die reacties van ‘wat voor Man heb jij nu’ nogal ongepast en veroordelend. Hij heeft ook niet bepaald een blog met zijn kant van het verhaal :). (Zou ZOOOO grappig zijn – een zakelijk feitenverslag van ons leven.) We zijn een Team. Een team dat taken verdeelt en dat taken samen oppakt. En we gunnen elkaar dingen. Tijd, eigen ruimte. Dat gaat twee kanten op. Ik geef de Man ruimte om in zijn vaderrol te komen. Hij geeft me ruimte om mijn moederrol niet te hoeven combineren met een baan als ik daar nog niet klaar voor ben (even verondersteld dat ik nog een baan heb, maar daarover later meer). Zo kan ik veel voorbeelden geven. Niet alles is altijd in evenwicht, maar dat is het leven.

We zijn een Team. We zijn hier goed in. Ik had met niemand anders een tweeling willen hebben dan met hem. Gisteren was alles klaar & opgeruimd en zaten we lekker samen ‘Friends from college’ te kijken. De kleine baby miepte, dus de Man viste haar uit bed. Toen zat ze zo gezellig bij ons op de bank te glunderen, en ik vond – ondanks het feit dat er nog steeds en altijd pijn en verdriet en frustratie en vermoeidheid in het leven zijn en ondanks het gegeven dat we de kleine baby niet willen leren dat ze lekker mee op de bank mag als ze niet wil slapen – het leven even echt helemaal zoals het hoorde te zijn.

Over de poeperd van de dag en dat dat nu het spannendste is in mijn leven

In de begindagen van mijn zwangerschapsdepressie, kreeg ik hier een keer het ‘verwijt’ dat ik nooit ‘content’ zou zijn. Wel, ik ben toch niet zo gestoord, want ik ben op dit moment best content met het leven zoals het nu is. Al is het gezapig. Al geef ik per nacht minimum drie en maximum tien keer voeding. Al hebben de Man en ik wel eens ‘klinkenden ambras’ om het in mijn mooiste Vlaams te zeggen. Al zit ik ‘opgesloten’ in huis met minimum twee en maximum vier kinderen (en soms meer). Al werk ik nu even niet. Al maak ik weinig mee, buiten de huiselijke sfeer (laatst ging ik wel naar een prachtig huwelijk – ik denk er nog steeds met kippenvel aan! Verder: geen events). Als praten de Man en ik elke dag over wie de ‘poeperd van de dag’ was. (Met een tweeling kan je zo’n categorieën invoeren.) Al heb ik even geen inkomen (vind ik best eng). Ook al is het steeds duidelijker dat er iets aan de hand is met onze kleinste twinnie en denken we intussen in de richting van een oogprobleem dat invloed heeft op haar ontwikkeling. (En amaai, dat doet pijn. Ik zou het zo van haar overnemen. Ik wens haar toe dat ze zich gewoon helemaal goed kan ontwikkelen en nergens door geremd wordt. Ze heeft zo’n kraaltjes van stralende oogjes en het idee dat ze me daarmee niet ziet doet akelig veel pijn.)

Ik denk ook vaak et elors. Ik zou blogjes kunnen schrijven over hoe je twinnies structureert als twinmom. Ik zou huishoudelijke besognes kunnen delen. Weekmenu’s. Lijstjes met boeken die ik lees (ok, weinig, meer aandacht voor de poeperd van de dag). Ik zou over borstvoeding kunnen schrijven. Of over thuisblijfmoederen. Of whatever. Maar hoewel ik dat allemaal graag lees bij anderen, voel ik niet echt de nood me te profileren als twinmom of huishoudblogger of andere zaken. Ik doe maar wat.

Het leven is gewoon klein en goed en stil. Ik ben dol op de dagen thuis. Lekker rommelen met de baby’s. Op donderdagavond ben ik blij dat het weekend aanbreekt en dat de Man thuis is op vrijdag, zaterdag en zondag. En op zondagavond ben ik blij dat het weer week is en de twinnies en ik lekker saaie dagen tegemoet gaan.

Werk blijft wel een item. Ik kan me niet voorstellen ooit terug te gaan, en tegelijkertijd weet ik niet wat ik dan wel wil en snap ik ook niet goed waarom ik de lol in mijn werk zo kwijt ben geraakt. Ik was ooit best ambitieus en gedreven en snel enzo, en nu weet ik het gewoon allemaal niet zo goed meer.

Ik ontdek door contacten met andere moeders ook wat voor moeder ik zelf ben, en ik blijk verrassend behoudend. De kinderen liggen hier elke dag allemaal tussen 19 en 20u in bed, en ik probeer de tweeling te structureren (eten, slapen), door heel goed naar hun signalen te kijken en dat te combineren met wat kennis over slaap- en wakkercycli van de kleintjes en hoe hun hersenen ontwikkelen en slaap nodig hebben (lees: baby in een droomritme. Dan toch een tip!). In mijn hoofd was ik een knallende attachment parent, maar ik zie veel te veel attachment parents met vermoeide en overspannen kinderen en hondsbrutale kinderen soms ook. Ik geloof intussen niet meer dat kinderen alleen maar op je buik willen zitten en bij je willen zijn, maar ook dat ze rust willen en structuur en houvast en zelfs regels om zich veilig door de wereld te bewegen. Mijn baby’s huilen bijna nooit, alleen als er iets aan de hand is. Dus het is hier geen verhaal van gecontroleerd laten huilen. Maar wel een verhaal van liefdevol geven wat ze nodig hebben en beseffen dat dat niet enkel ik ben.

Zo.
Het leven zoals het is.
Saai. En vol contentement.

 

 

Happy happy

Niet alle dagen zijn ploeteren. Vandaag was een erg leuke dag met de baby’s. We dronken thee met bezoek terwijl ze sliepen in mijn armen, beurtelings. Daarna dronken ze terwijl ik een leuke serie keek. En na een beetje geknuffel (en lunch) op de bank, zijn we samen gaan shoppen. Borstvoedingsproof kledij! Veel modelletjes van King Louie hebben een goede decolleté waar je snel even een borst uit wipt, maar dit jurkje is ook bijzonder geschikt.

In de winkel wiegde de verkoopster de baby’s terwijl ik in het pashokje was. We praatten over haar kinderen en baby’s en mijn postnatale lijf en het was reuze gezellig. Daarna gingen de baby’s en ik de stad verder in. Soms heb ik er een hekel aan, de verrukte kreetjes, het aangesproken worden (soms heb ik haast, of geen zin om aan vreemden te vertellen dat ze inderdaad een tweeling zijn, zelf gemaakt ja, spontaan, twee-eiig, x aantal weken oud, inderdaad leuk ja, een rijkdom, dat ook, nee niet mijn eersten, ja twee meisjes). Maar soms is het ook erg grappig en lief. Zoals bij de dokter, waar ik in de wachtzaal borstvoeding gaf en een mevrouw naar me toe kwam en ze: ‘dankjewel, dat was zo mooi’. Of op open monumentendag, waarop een mevrouw mijn hand nam en stralend zei: ‘gefeliciteerd, he, gefeliciteerd’. (Ze had een zachte, warme hand.) Of toen de pubermeisjes kirrend voorbij reden (kijk, die baby’s!) en er één tegen de vlakte ging (gelukkig geen verwondingen). Het is een attractie.

Het lukte me avondeten te maken, de baby’s gingen om 20u naar bed (en vroegen alweer een voeding om 21u30 – ze eten nog steeds 8 tot 10 keer per dag!), ik heb alle was daarna nog opgevouwen en het grote bed nog verschoond. Dat is zowaar een succes te noemen.

Nog leuke banaliteiten.
– Nu ik hier 1,5 jaar woon heb ik EINDELIJK geleerd zelf melk te schuimen voor een cappuccino. Blijkt er (bijna) niets aan te zijn. Zucht.
– Tijdens de borstvoeding lees ik boeken van Helle Helle. Toevallig uit de bib meegenomen. Er gebeurt geen klap in die boeken en toch lees ik ze ademloos uit.
– Eén van de baby’s heeft een keer doorgeslapen. Het is een begin. Ik ben overigens niet zo uit op doorslapen, want ik vind het niet goed voor de borstvoeding.
– Kleine broer vroeg gisteren aan de Man of hij nog eens een pitje in mijn buik kon doen. Want hij wou nog wel een setje tweelingzusjes. Voor mij hoeft het niet zo nodig.
– Ik ben er aan toe een paar uur in de bib wat te gaan werken voor mezelf. Na 10 weken :). Ik vind het wel spannend.
– Ik ontdek telkens weer hoe goed het is af te spreken met andere mama’s. Dat breekt de dagen met kinderen.
– De osteopaat heeft Kruimel deugd gedaan. Ze spuugt minder! Ze lijkt zich ook wat beter te voelen. (Als ze spuugt, mikt ze exact tussen mijn borsten in. Dan druipt het in mijn bh. Ik kan daar voorlopig nog mee lachen.)
– De bib. Dat is dus een soort universum waar heel de dag allerlei soorten mensen rondhangen, waar je altijd naar toe kan en altijd mooie dingen vindt. Aaaaaah.
– Wat ik mis van België is a. het voedselteam en b. het bos. De Man neemt me nu op vrijdag regelmatig mee voor een boswandeling-met-draagdoeken, om te bewijzen dat hier ook bossen zijn (en warempel!). Het voedselteam is nog niet vervangen. Het zelfoogsten bleek niet voldoende op te leveren (twee bieten, drie wortels, tien aardappelen – tja). Maar afgelopen vrijdag heb ik een bio-dynamisch kraam gevonden op de markt en daar heb ik een keur aan groenten gekocht. Plots lijk ik weer te kunnen koken. Blijkbaar begint het voor mij met een resem groenten in de frigo, en dan goed nadenken wat ik daarmee kan doen.

 

Zieltjes

In één van de zwangerschapsboeken las ik over zieltjes. Dat je kan voelen wanneer de ziel in je kindje(s) komt. Dat de zieltjes ons uitkiezen als ouders. Dat we iets te leren hebben in dit leven samen. Dat we in verschillende levens met dezelfde zielen in aanraking komen en zo een karmisch iets voltrekken.

Ik vind dat mooie gedachten. Een vriendin van mij vertelde me ooit dat ze een karmische rekening heeft verhoffen met haar inmiddels overleden echtgenoot. Ze is ook heel rustig onder zijn dood. Ze mist hem, maar ‘het is volbracht’.

Ik kijk zelf graag naar het leven met een perspectief dat bv de sterke aantrekkingskracht die je voelt ten opzichte van iemand aan de orde is omdat je met die persoon een ontwikkeling kan doormaken. Misschien is het maar een mentaal construct om vervelende ervaringen retrospectief zin te geven :). Maar bv de ex en ik hadden een enorm intense relatie, heel destructief. Daartegenover is het leven met de Man een rustig kabbelend beekje, maar ik had die destructieve relatie wel nodig om dit te appreciëren en te komen tot een staat van rust, liefde en waardering voor wat er nu is. Daarnaast ga ik nu ook toxische mensen uit de weg, de mensen die vaak erg aantrekkelijk zijn, erg sprankelend, maar waar iets niet aan klopt. O, wat kon ik daar een enorme bewondering voor hebben. Dat is intussen sterk geluwd. Lesson learned. 

Anyway.
Zieltjes dus. En het recyclen van zieltjes.

Van zodra ik wist dat ik twee baby’s krijg, heb ik heel sterk het gevoel dat baby twee mijn eerder verloren kindje is, dat terug gekomen is. Omdat het nu wel tijd is. Omdat ze graag bij ons wil zijn. Omdat als ze toen gekomen was, ze nooit haar zusje zou hebben gehad die nu mee in de buik zit (want als ik haar had gekregen toen, was ik natuurlijk enkele maanden later niet opnieuw zwanger geworden).

Het is iets heel irrationeels (de Man benadert het met een mix van irritatie en begrip) en misschien een gek mentaal construct mijnerzijds om de miskraam zin te geven, om te geloven dat het kindje niet verloren is gegaan maar gewoon is terug gekomen en haar zus heeft meegebracht.

Waarom ik zo sterk voel dat het kindje twee is (de nummering komt van de dokters, die het kind dat tweedes geboren zal worden als het natuurlijk gaat kind 2 of b noemen), weet ik niet. Dat is gewoon zo ontstaan in mijn hoofd. En dat heeft gemaakt dat ik gepleit heb bij de Man voor het geven van de naam van het verloren kindje aan dit kindje. Toen hij de naam voor baby A kwam aandragen, was er geen moment discussie. Het was meteen raak, prima. Maar de naam voor baby B klopte maar niet, hoe hard ik ook probeerde met die naam aan haar te denken. Het was best een mooie naam, maar het was niet haar naam. Hij (de Man) is overstag gegaan, en ze krijgt de naam die we hadden voor het kindje-van-toen-dat-teruggekomen-is. Het rare is ook dat ik het gevoel heb dat ik kindje B al een beetje ken, en dat kindje A ‘nieuw’ is. Ik heb ook het gevoel dat ze erg van elkaar verschillen. Dat kindje A een krachtig en autonoom kind is, en meer ‘van de Man’, en dat kindje B wat gevoeliger is en in de wereld zal staan.

Hoewel van die gevoeligheid vannacht weinig te merken was. Om vier uur uit bed gestrompeld, omdat de dames zo aan het pingpongen waren in mijn buik dat de matras ervan schudde. Geeuw.

 

 

Over het tweeling-effect, de stoelendans en de meest relaxte trouw ooit

(Nvdr.: deze blog loopt niet bepaald simultaan met de werkelijkheid, er zitten altijd een paar weken tijd tussen schrijven en publiceren.)

Vorige week zagen we twee spartelende mensjes met alles er op en er aan op de 14-weken echo. Tijd voor een update.

  1. Leve de antroposofische arts. Er waren dagen waarop ik na het werk te moe was om uit mijn auto te stappen, dus bleef ik snikkend zitten, soms wel een half uur, tot ik wat moed had verzameld of de auto te koud was geworden. Ik lijk/leek wel een baby soms, met nood aan drie nachtvoedingen (echt, honger dat ik ’s nachts heb), klaarwakker van 12 tot 5 (standaard – leve The Good Wife op Netflix, Will Gardner is een mooie troost), overdag verschillende keren in slaap vallen om het even waar en huilbuien om u tegen te zeggen. Bij de antroposofische jeugdarts zat ik op een consultatie voor kleine broer bijna te slapen. Toen ze vertelde dat hij beter geen tv kijkt (te veel indrukken!) haalde ik mijn schouders op. Leuk voor ouders die niet zwanger zijn en energie hebben voor entertaining, maar in dit huishouden vervangt de tv op dit moment de moeder vrees ik. Toen richtte ze haar aandacht op mij, raadde me aan me ’s ochtend in te smeren met Moor Lavendel, wat een beschermend laagje moet bieden zodat ik mijn energie wat beter kan bijhouden. Ze belde ook naar mijn antroposofische arts en ik werd prompt weer opgebeld door de antroposofische voorganger, die me telefonisch bevroeg, me een soort antroposofisch geneesmiddel tegen depressie voorschreef en zei me gauw te willen zien. Dat soort zorg, dat heb ik in het verleden wel eens gemist. Het soort zorg daarbij er pro-actief wordt nagedacht, waarop je als patiënt niet zelf van deur tot deur moet gaan smeken om hulp, het soort zorg waaraan je merkt dat de zorgverlener er voor gaat. Ik neem het medicament nu drie keer per dag. Het is een poedertje.  Na de eerste inname kalmeerde mijn wrok tegen de Man omdat hij gemaild was door zijn ex en kon ik hem volwassen appen dat we het er eens over moesten hebben (hij kan er niet veel aan doen, maar het voelt onveilig als je al weken huilend en uitdijend op de bank ligt als de betekenisvolle ex na drie jaar plots koffie wil gaan drinken en wil praten; in mijn hoofd was ze er al met hem vandoor). Na de tweede inname kreeg ik weer moed om te werken. Na de derde inname had ik weer een idee voor een blogpost. Haha. Dat het allemaal zo makkelijk is, zal waarschijnlijk niet het geval zijn. Maar de wanhoop is wel een beetje getemperd door de zekerheid dat ik hulp krijg.
  2. We weten natuurlijk nog niet wat we krijgen, maar dat heeft me er niet van weerhouden een jurkje te kopen in de tweedehandswinkel. Ik zag een leuk pakje hangen, maatje 50. Maar het tweeling-effect speelde onmiddellijk op. Ik kan toch niet voor slechts één baby iets kopen? Nee, alles dubbel (al mag ik van de Man niet dezelfde dingen kopen voor de baby’s). Omdat ik niets moois meer vond dat genderneutraal was, kocht ik op hoop van zegen een klein jurkje. Duimen.
  3. Werk. Soms luister ik naar Stef Bos, over later als je groot bent. ‘Ik weet nog steeds niet wie ik ben.’ En ‘We spelen nog verstoppertje, maar niet meer op het plein.’ Het blijft een bron van gepieker. Ik heb een heerlijke baan, maar ik verpest het voor mezelf door stress te hebben over alles, verstoppertje te spelen. De pijn zit ‘m in de voorbereidingen, het plannen en organiseren (nu ik niets waard ben loopt dat helemaal in het honderd). Maar als ik ergens wat moet doen (lees: studiedag geven, vergadering leiden, fusiegesprekken begeleiden) is iedereen altijd meer dan tevreden. Kortom: ik lijk relatief goed, maar het is zo’n geworstel. Gaat dit ooit een keer gewoon worden? Ga ik ooit een keer zelfvertrouwen hebben in plaats van dit eeuwige mentale geworstel? Eigenlijk ben ik gewoon bang voor alles, daar komt het op neer. En het blijkt achteraf ook altijd wel prima mee te vallen. Maar dat is achteraf.
  4. De meest relaxte trouw ooit. Vrienden van me bereiden een trouw voor met weer veel gedoe, want het kost veel geld en hoe krijgen ze hun ouders in de positie even veel geld te geven? Ik snap dat niet en zal dat nooit snappen. Waarom zou je je ouders geld gaan vragen voor iets dat jij wil en zelf niet kan betalen? Doe dan iets dat wel kan, en ook echt van  jezelf is. Toch? De Man is over trouwen begonnen (hij heeft me niet gevraagd, dat is te romantisch voor hem denk ik, ik vind het prima), omdat we dan meteen alles voor de baby’s geregeld hebben. Ik wil liever mijn voeten kunnen zien op mijn trouwdag, dus daar zit ik wat te twijfelen. Maar ik twijfel niet aan hem, en niet aan het feit dat het de meest relaxte trouw ooit moet zijn. Iets op een relaxte locatie (een kas, bijvoorbeeld), op de middag (dus kinderen welkom), met een buffet zodat iedereen kan eten waar, wat en wanneer hij zelf wil en een dessertenbuffet en de Man wil een orkestje en ik gun de kinderen een springkasteel en that’s it. Intussen zitten de plannen overigens alweer in de kast. Iets met griep en huilbuien en dat het al even genoeg is zo.
  5. De planner. Ik schreef er al eens over, en de planner en ik werken twee uur per week leuk samen. Niet alleen doet haar aanwezigheid me deugd (ze is zo monter en weet van aanpakken), ook is ze onmisbaar met de stoelendans hier thuis. De stoelendans? De jongens krijgen de werkkamer van de Man. De Man gaat met zijn werkkamer naar het kleine kamertje, aka dressing. Zijn grote kamer moet verbouwd worden waardoor we een nieuwe inloopkast hebben en een jongenskamer. En de babykamer moet dus op een dag ook ingericht worden voor twee baby’s. We zijn dus permanent bezig met spullen en kasten verslepen (lees: hij versleept, ik lig meestal op de bank). O, hel, o hel. Zo moet eerst de dressing leeg vooraleer de Man zijn kamer kan ontruimen en de jongenskamer naar boven verhuisd kan worden enzovoort enzovoort. Op een bepaald moment woonde niemand hier nog graag, en toen kwam de planner die op drie uur tijd de boel organiseerde en ons weer moed gaf de volgende stap te zetten.

Een update om u tegen te zeggen. Saai wordt het hier nooit, erg alledaags intussen wel :).

Intussen

Het is ochtend. Ik wandel door de stad. Haal een koffie. Slenter naar huis. We zijn anderhalve dag kind-vrij. De eerste avond verzink ik altijd in een soort van incompleet gevoel. Wat is dit onnatuurlijk. Maar intussen is de Man gaan lopen (hij komt wel terug), en ik gaan slenteren, en heb ik mijn eigen zolderkamertje ingericht en trek ik me daar terug met cappuccino en werk en boeken en ontdek ik dat het fijn vertoeven is in mijn eigen hoofd als ik gerust gelaten word.

Ik vind het moeilijk mezelf te voelen en de Man vindt het soms moeilijk anderen te voelen, denk ik. We hadden bezoek en het is vakantie. Feest. Maar ik geraak dan langzaamaan verwijderd van mezelf, omdat er geen alleen-tijd is. Ik kan dan niet meer voelen wat ik graag eet en wat ik wel of niet wil. Er komt geen letter meer uit mijn vingers. Het is moeilijk bij mezelf te blijven als ik veel bij anderen ben, en bij de Man lijk ik waar te nemen dat het omgekeerd is. Lijkt me best handig zo.

Het is een jaar geleden dat ik met de kinderen alleen in Amsterdam was (en deze! en deze). Laatst was ik met de bijna vierjarige zoon wat dingen gaan regelen in Amsterdam. Hij was buitengewoon bewerkelijk, ik denk dat hij een ontwikkelingssprong maakte. Hij oefende met afstand en nabijheid, dus laveerde tussen baby-staat en grote man, maar in en tempo dat ik niet kon volgen. En hij at de oren van mijn kop en wou niet wandelen. ’s Avonds snauwde ik tegen de Man omdat ik op was, en de Man snauwde terug dat je je humeur wat moet kunnen temperen als je samenwoont met anderen. Ik trok me terug met een boekje, verbaasde me over het feit dat ik vorig jaar een week alleen met twee kinderen in Amsterdam heb overleefd. Daarna zocht ik de Man op en we praatten en het was weer goed. Zo gaat dat.

Intussen blijft het een beetje sluimeren allemaal. Ik voel me fysiek beter, bouw weer wat energie op. Maar ik ben nog lang niet operationeel, ik vermijd veel dingen, vind normale dingen nog best zwaar en heb een hoofd vol ideeën waar ik niets mee doe, behalve er over twijfelen. Toen ik alleen moederde had ik niet de luxe te twijfelen over mijn werk en nu twijfel ik alleen maar over de verhouding tussen mijn vaste baan en de andere activiteiten. Wat wil ik worden, is de vraag. Terwijl ik al iets was, en er goed in was. Ik loop nog steeds en eindelijk voel ik mijn conditie beteren. Maar ik moet nog vaak opnieuw beginnen met mezelf omdat er roet in het eten zat en de dagen voorbij gingen zonder tijd of zin om mijn sportschoenen aan te trekken.

Ik ben kleiner dan ik dacht maar de wereld is groter. De Man en ik bezoeken musea. Ik laat me raken door portretten van pas bevallen vrouwen en aandoenlijke pubers. Ik wandel door een geschiedenis die niet de mijne is. En door geschiedenis die wel als de mijne voelt. Ik lees weer boeken. Ik koop zelfs weer boeken. Gewoon, in de winkel na lang lekker struinen.

En nog ongeveer elke dag denk ik dankbaar dat ik thuis gekomen ben. Hier bij hem, en hier in deze stad waar ik een mevrouwtje ben die stempelkaartjes van koffiezaakjes alfabetisch in haar tas heeft zitten en een zolderkamertje vol boeken heeft. De rest komt wel.