Intussen

Het is ochtend. Ik wandel door de stad. Haal een koffie. Slenter naar huis. We zijn anderhalve dag kind-vrij. De eerste avond verzink ik altijd in een soort van incompleet gevoel. Wat is dit onnatuurlijk. Maar intussen is de Man gaan lopen (hij komt wel terug), en ik gaan slenteren, en heb ik mijn eigen zolderkamertje ingericht en trek ik me daar terug met cappuccino en werk en boeken en ontdek ik dat het fijn vertoeven is in mijn eigen hoofd als ik gerust gelaten word.

Ik vind het moeilijk mezelf te voelen en de Man vindt het soms moeilijk anderen te voelen, denk ik. We hadden bezoek en het is vakantie. Feest. Maar ik geraak dan langzaamaan verwijderd van mezelf, omdat er geen alleen-tijd is. Ik kan dan niet meer voelen wat ik graag eet en wat ik wel of niet wil. Er komt geen letter meer uit mijn vingers. Het is moeilijk bij mezelf te blijven als ik veel bij anderen ben, en bij de Man lijk ik waar te nemen dat het omgekeerd is. Lijkt me best handig zo.

Het is een jaar geleden dat ik met de kinderen alleen in Amsterdam was (en deze! en deze). Laatst was ik met de bijna vierjarige zoon wat dingen gaan regelen in Amsterdam. Hij was buitengewoon bewerkelijk, ik denk dat hij een ontwikkelingssprong maakte. Hij oefende met afstand en nabijheid, dus laveerde tussen baby-staat en grote man, maar in en tempo dat ik niet kon volgen. En hij at de oren van mijn kop en wou niet wandelen. ’s Avonds snauwde ik tegen de Man omdat ik op was, en de Man snauwde terug dat je je humeur wat moet kunnen temperen als je samenwoont met anderen. Ik trok me terug met een boekje, verbaasde me over het feit dat ik vorig jaar een week alleen met twee kinderen in Amsterdam heb overleefd. Daarna zocht ik de Man op en we praatten en het was weer goed. Zo gaat dat.

Intussen blijft het een beetje sluimeren allemaal. Ik voel me fysiek beter, bouw weer wat energie op. Maar ik ben nog lang niet operationeel, ik vermijd veel dingen, vind normale dingen nog best zwaar en heb een hoofd vol ideeën waar ik niets mee doe, behalve er over twijfelen. Toen ik alleen moederde had ik niet de luxe te twijfelen over mijn werk en nu twijfel ik alleen maar over de verhouding tussen mijn vaste baan en de andere activiteiten. Wat wil ik worden, is de vraag. Terwijl ik al iets was, en er goed in was. Ik loop nog steeds en eindelijk voel ik mijn conditie beteren. Maar ik moet nog vaak opnieuw beginnen met mezelf omdat er roet in het eten zat en de dagen voorbij gingen zonder tijd of zin om mijn sportschoenen aan te trekken.

Ik ben kleiner dan ik dacht maar de wereld is groter. De Man en ik bezoeken musea. Ik laat me raken door portretten van pas bevallen vrouwen en aandoenlijke pubers. Ik wandel door een geschiedenis die niet de mijne is. En door geschiedenis die wel als de mijne voelt. Ik lees weer boeken. Ik koop zelfs weer boeken. Gewoon, in de winkel na lang lekker struinen.

En nog ongeveer elke dag denk ik dankbaar dat ik thuis gekomen ben. Hier bij hem, en hier in deze stad waar ik een mevrouwtje ben die stempelkaartjes van koffiezaakjes alfabetisch in haar tas heeft zitten en een zolderkamertje vol boeken heeft. De rest komt wel.

 

 

Talent

Het is another happy day, hier & nu (*). Een ochtend met de mannen. 17 km heen & 17 km terug gefietst naar een interessante bespreking en me een soort van superwoman voelen omdat ik het deed. Met de fiets dus.

Thuiskomen. De pc aan. Besloten dat ik me elke dag wil voeden. Ergens gelezen dat je elke dag een kwartier of een half uur kan lezen, zelfs als je geen tijd hebt om boeken te lezen. Het is vast niet waar, dat iedereen het kan, maar ik geef er prioriteit aan en ja hoor, ik ‘studeer’ een half uur in één van de tientallen boeken die me al lang vergezellen omdat ik weet dat ik ‘m moet lezen en er van moet leren. Ik maak nota’s, sla het boek met spijt dicht als de tijd op is, en besluit: morgen weer!

Daarna loop ik de stad in om een bestelling op te halen. Ik slenter terug langs de kantoorboekhandel en ik verlies me in al die papieren dingen. De stiftjes. De schriftjes. O, o, wat lekker. Ik houd mijn aankopen beperkt en wandel naar één van de vele koffiezaakjes die deze stad rijk is. Gewapend met een cappuccino en een chocolate chip cookie (dat mag na al het fietsen) ga ik even in een parkje zitten, en dan ga ik naar huis, waar ik een blogje schrijf, nog even werk aan de organisatie van een studiedag. En straks is er de avond met de mannen.

In het parkje besefte ik het. Ik heb talent voor het leven in de stad.

(*) Het happy-gehalte is complex. Enerzijds merk ik dat veel van de externe factoren die me pijn deden opgelost zijn en dat ik dankbaar mag zijn om de heerlijke luxe waarin ik me bevind. Dit is werkelijk de eerste keer in 33 jaren dat er zo goed voor me gezorgd wordt en dat ik leef op een plek die zo goed bij me past. Ik heb nog steeds het gevoel een soort gouden lotje uit de loterij getrokken te hebben. Anderzijds zijn er nu al die interne obstakels die overwonnen moeten worden. Het is vechten met energie, motivatie, geloven in mezelf, weten wat ik wil met werk, schaamte en schuld en frustratie omdat het werken zo veel beter ging in een periode waarin het zo veel slechter ging met me. Knoop daar maar eens een touw aan vast.

Fucking klein leven

Het is minstens de tweede keer dat ze dit voorheeft. Volledige blokkade, groot conflict. Totaal over de rooie. Crisis total. Iedereen zag het van ver aankomen, zij niet.

Ik probeer er voor haar te zijn, want zoals dat dan gaat, is alles ingestort. Ik zie dat ze alleen is tussen het puin.

Iemand die recht op een muur afrijdt om er tegen te pletter te rijden, kan andere mensen heel heel boos maken. Op het moment dat je op de muur afgaat, ben je meestal al in een soort tunnelvisie en niet echt te genieten. Je kwetst andere mensen, laat hen in de steek, neemt afstand.

Been there, done that. Maar dan anders. Ik denk dat ik op het moment dat ik overkop en uit de bocht ging, wel een spoortje van wat fouten heb achtergelaten. Vooral omdat ik mezelf niet realiseerde dat het me allemaal niet meer lukte. Onzorgvuldigheden. Verwaarlozingen. Maar wat zij gedaan heeft was nogal een frontale aanval op collega’s, en keert zich nu tegen haar.

En terecht. Als een collega van me zich zo zou gedragen tegen me zou ik er aan kapot gaan van onzekerheid. Als een collega van me me zou verbeteren en dingen overnemen, mijn werk opnieuw doen, zou ik afhaken, verward geraken, boos worden. En dat hebben haar collega’s gedaan. Collectief. En als je boos bent, is het moeilijk om te zien hoe hulpeloos iemand met goede bedoelingen zichzelf en een situatie totaal kan doen ontsporen. Hoe zij even erg gevangen zat dan ze hen gevangen heeft genomen.

Ze heeft niet door hoe erg het is gesteld met zichzelf. Ze is geobsedeerd door de situatie. Ze kan geen afstand nemen en geen perspectief ontwikkelen. Ze slaapt niet en ze eet niet. Ze huilt. De ene dag is het allemaal hun schuld want ze denken te traag en ze zijn zo dom dat ze wel moest ingrijpen, de andere dag is het de schuld van de baas die niet gereageerd heeft. Haar eigen schuld is het nog niet.

En schuld, tja, schuld. Who cares about schuld?

Mijn ervaren oog ziet dat dit een lange weg kan worden. De verloren kilo’s erbij eten. Uitrusten. Anders leren denken. Anders leren omgaan met anderen. Anders leren werken. Perfectionisme leren hanteren. Perfectionisme niet op anderen projecteren. Leven, niet alleen werken. Verbinden.

Ze wankelt. Tussen een andere baan gaan zoeken of vallen, en herstellen. Waarbij niets gespaard zal blijven. Ze zal moeten graven in haar verleden, ze zal overtuigingen in vraag moeten stellen, ze zal moeten kijken naar zichzelf, ze zal de triggers moeten leren kennen, ze zal moeten leren rusten. Het vallen is wat je niemand toewenst, maar ik weet ook dat een ander baan zoeken een garantie is op meer van dit. Binnen een jaar, twee jaar, drie jaar.

Ik ben de lange weg aan het gaan. Laatst moest ik mijn tussentijdse evaluatie invullen. Allemaal kolommetjes waar ik prestaties in moest proppen. Er zijn niet zo veel prestaties meer van het laatste half jaar, terwijl ik in mijn vorige evaluatie de tweede beste was van allemaal. Dus schreef ik een brief aan de baas. Waar ik een half jaar geleden stond. Over de frustratie van die kolommetjes vol prestaties willen proppen, maar voelen dat het niet kan. Dat een dag nog steeds zwaar is, dat ik zo veel vergeet, dat het overzicht vaak ver zoek is, dat de ene dag beter gaat dan de andere, dat ik mijn auto vaak aan de kant moet zetten omdat ik mijn benen niet vertrouw. Over de schaamte en de schuld omdat het niet gaat zoals ik zou willen en zoals het zou moeten. Maar ook over de hoop en het geloof. Dat ik keuzes maak en dingen ontwikkel waardoor ik die kolommetjes weer ga vullen. Niet zo uitbundig als ooit, maar wel op een manier die duurzaam is. Dat schrijf ik. Ik stuur mijn kolommetjes en de brief per mail en heb dezelfde avond al spijt omdat het kwetsbaar is en ik me een zeur voel die altijd wel een reden heeft om te zeuren. Een mankepootje dat meehinkt met de grote jongens.

De man en ik werken thuis en we praten even bij een kop koffie en ik vertel het hem. Dat er veel veranderd is en dat dat goed is. Maar dat het niet leuk is om minder te kunnen dan vroeger, om minder te zijn, om minder te verdienen. Jippie jee, wat een levenskwaliteit heb ik gewonnen door ontdekt te hebben hoe leuk het is om een gezin te hebben, meer te leven dan te werken en beter voor mezelf te zorgen (lees: elke avond om 22u naar bed). Maar tegelijkertijd: wat heb ik er aan op de lange termijn? Weinig flitsende perspectieven. En ik, ik heb nog steeds een zwak voor flitsende perspectieven. Toegeven dat dit het misschien wel is, elke dag ploeteren, je best doen, balanceren, buigen voor de grenzen waar je vroeger zingend overheen ging. Weinig glorieus. Het is een fucking klein leven geworden. Misschien wordt het nooit meer dan dit. Nooit die goed draaiende eigen praktijk. Nooit die drie boeken op mijn naam. Nooit dat doctoraat afgewerkt. Nooit het derde kind. Alleen maar dit fucking kleine leven.

Een fucking klein leven waar de vriendin in puin haar neus voor ophaalde. Maar wat ik haar met zo veel liefde ook toewens. En allez vooruit. Mezelf ook.

 

Plus êtes en vous – maar moet het er uit?

In de jaren als single mom was ik allerlei dingen. Moe, bezorgd, bij momenten wanhopig en gestresst, maar toch ook zeer vaak gefrustreerd. Ik had gestudeerd, ik had een leuke baan, ik was beginnen werken als zelfstandige in bijberoep en ik had meestal nog wel een hoofd vol ideeën voor dingen die ik meer of beter kon doen. Er kon nog wat ontwikkeld worden, zowel voor mijn gewone baan als voor mijn bijberoep. Als ik maar eens tijd en energie had, want daar ontbrak het me permanent aan.

Intussen is er wat meer tijd en ietsje meer energie, alhoewel ik nog steeds niet in mijn volle kracht ben. Ik heb net, maanden na het verhuizen, de nog niet geheel ingerichte werkkamer in gebruik genomen. Ik zoek een boekje in mijn nieuwe boekenkastjes, en vraag me af of het hier zal gebeuren. Zal ik hier mijn ideeën ontwikkelen, mijn plannen niet alleen smeden maar ook tot uitvoer brengen? Ik lijk al jaren te verzamelen. Kennis, inzicht, ideeën, inspiratie. Maar daar blijft het precies ook bij. Een verzameling van potentieel.

Tegelijk denk ik: moet dat dan? Moet je er het maximum uit slaan? Moet al dat potentieel gerealiseerd? En waarom? Moet het nu? Ja, ik heb net een fantastische opleiding gevolgd van waaruit ik tools heb om een eigen praktijk op te zetten. Ja, ik heb ideeën voor meerdere boeken. Ja, ik heb aanknopingspuntjes, hier en daar, voor samenwerkingen. Maar moet alles wat kan?

Gisteren had ik mijn vrije woensdag. We sliepen in het grote bed terwijl de man al uren zat te werken op kantoor. Pas om 10u30 stuurde ik hem een slaperige foto van zijn kleine gezinnetje verkreukeld tussen de lakens. We zouden naar zee gaan, maar er waren kindjes in de gedeelde tuin en daar moest mee gespeeld worden. Op een bepaald moment zat ik wat offertes te maken met allemaal jongetjes uit de buurt (waarvan ik hoopte dat ze konden aangeven wanneer ze naar toilet moesten) op de grond rondom mij met kleine autootjes en mijn kleinste jongetje wanhopig smekend of iemand mee wou werken aan zijn treinspoor. Ik liet hem koekjes uitdelen, ik schonk roosvicee en haalde doekjes voor mondjes. We lunchten in de tuin, ik deed wat huishoudelijk werk en daarna brachten we het afval weg, gingen we naar de supermarkt en een ijsje eten, om daarna weer in de tuin te belanden met ouders van andere kleintjes en te praten, over werk en leven in de stad en parkeerplaatsen. Aan de zee zijn we alweer niet geraakt. Samen met de man gingen we naar de buurtbbq en ik dacht heel de tijd: mijn leven is precies alles of niets, en nu heb ik alles. We praatten met de buren, ik kon weer geen enkele naam onthouden, aten vegetarische burgers, dronken wijn waar we de hele nacht nog brandend maagzuur van zouden hebben, terwijl het springkasteel op een bende vuile happy kindjes met knalrode kopjes paste. De kinderen aten vooral watermeloen wat volgens de schijf van vijf geen avondmaal is, maar who cares, morgen beter.

Na kinderbedtijd was ik zo moe, hoewel ik niets slims gedaan had, niets intellectueels, niets ontwikkelachtig. Ik lag op het grote bed en hoorde de man praten met een poes die ons huis was binnen gedrongen en overtuigd moest worden het huis weer te verlaten. Ik luisterde en glimlachte, want wat was hij leuk om te horen in gesprek met de kat.

En daarna sliepen we, een hele warme nacht lang. Af en toe gewekt door het maagzuur of een meeuw.

Er zijn nog zo veel ideeën in de lucht, een zolderkamer vol boeken die gelezen kunnen worden, boeken die geschreven kunnen worden, perspectieven die geopend kunnen worden, dingen die ik met elkaar kan verbinden tot een kloppend geheel. Maar nu vraagt het leven geleefd te worden, en mijn hoofd even on hold te zetten. En dat is nog nooit zo goed gelukt als hier & nu. Hier & nu. Hier & nu.

Hoofdzaken

Door omstandigheden heb ik effecten van een medicament dat mijn gevoel afzwakt. Het is hoogst onaangenaam, maar ook erg leerrijk.

Ik ben niet gelukkig. Ik voel niets. Ik proef niets. Ik ruik niets en ik heb geen eetlust. Maar ik kan gewoon aan mijn pc gaan zitten, het knopje in mijn hoofd omzetten en werken. Het werk doet me niet veel, waardoor ik het vrij moeiteloos kan doen. Als je niets voelt en het allemaal niet zo belangrijk vindt, kan je alles gewoon even ‘processen’. Met zorg, maar zonder al die angsten en gevoelens en twijfels.

De man en ik praten er over. Hij vertelt me dat zijn hoofd vaak zo werk. Dat hij verbinding en betekenis kan verliezen, maar wel heel goed kan functioneren. Ik weet dat, maar ik had nog nooit gevoeld hoe dat is. Het leert me zo veel over hoe onze relatie werkt. Ik spat uit elkaar van het gevoel, en hij is dedicated zonder meer, maar voor hem is het minder intens, minder diep, minder geladen, maar dus ook wat rustiger (denk ik).

Nu ik in deze staat ben (uiteraard stop ik met het medicament, dit was niet het gewenste resultaat), kan ik heel goed zien waar ik last van heb. Namelijk: intensiteit van mijn beleving, all over. Alles betekent veel voor me, alles is belangrijk. Ik voel zo veel, altijd en overal.

Dat maakt me een intense moeder en een intense partner en een intense werknemer, maar dat zorgt er ook voor dat ik doodmoe word en zo veel voel, denk, twijfel. Alles doet ertoe, dus elke beslissing, elke mail, elk bericht, alles is belangrijk. Zo kan je natuurlijk niet leven, en ik ben al een tijdje tussen mijn eigen spaken gedraaid.

Maar zoals dit kan ik ook niet leven. Moe word ik er niet van, maar alles wat mooi is, leuk, betekenisvol, waardevol, is weg.

Ik kijk terug en zie dat ik zelfs in periodes dat het heel moeilijk was, een overdaad aan voelen had. Ik kan me goed voorstellen – na gesprek met de Man – dat de gevoelloze staat waar ik nu in verkeer een heel goed beschermingsmechanisme is dat je lichaam zelf in gang zet als iets te intens is, pijn bijvoorbeeld. In deze staat kan je functioneren, heel nuchtere beslissingen maken, doen wat moet gebeuren. Alleen voel je er niets bij. Deze staat had me enkele jaren terug wel goed van dienst kunnen zijn om een periode te overleven waarin ik door de intensiteit van mijn eigen verdriet en boosheid bijna knettergek werd.

Een vriend laat me weten dat hij me graag terug wil zien. Ja, denk ik. Dat begrijp ik. Maar heel nuchter denk ik ook: ik moet nu even binnen mijn eigen grenzen leven, en daar hoort een afspraak waarvoor ik heen en terug meer dan 400 km moet rijden absoluut niet bij. Dat kan ik nu heel goed zien en gewoon communiceren.

Dit is waar de man mij vaak mee helpt, als ik weer een wirwar heb aan verwarringen, twijfels en gevoelens. Hij kan heel goed helder zien en zeggen wat ik wel of niet moet doen om het zo simpel en effectief en gezond mogelijk aan te pakken. Vaak is dat een opluchting voor mij, maar tegelijkertijd wordt het leven ook erg kaal van deze zakelijkheid, nuchterheid.

Deze staat gaat over. Ik hoop dat het uren zijn. Misschien dagen. Ik weet hoe het komt dus ik hoef me geen zorgen te maken. En tegelijkertijd is het een soort van vakantie van mijn intense zelf. Wist ik de weg maar naar het gezonde in between.

 

 

Hoe het zo gekomen is

Prachtig verhaal, bij Mme Zsazsa. Het deed me weer stilstaan bij mijn eigen prins op het witte paard, en hoe dat zo gekomen was.

Hoe ik hem voor het eerst zag bij een vriendin die net weduwe was geworden thuis, en ongepast dacht: ‘Die wil ik wel beter leren kennen.’
Hoe ik hem dagen later op de begrafenis zag met een vrouw.
Hoe ik twee etentjes met hem en onze gemeenschappelijke vriendin liet passeren, wegens te moe en te veel gedoe en hij had toch een lief.
Hoe we een architectuurwandeling lang praatten en grapjes maakten en koffie dronken en ik het toen nog niet wist, dat het bijna zo ver was.
Hoe we ergens midden in de nacht zwichtten voor elkaar op de bank die nu ook de mijne is.
En hoe het meteen serieus was. Hij en ik. Geen sprake van wat aanmodderen of wel kijken waar we zouden uitkomen. Maar meteen goed. Wij.

En nu zijn we niet eens veel tijd verder, maar we hebben onze levens samen gevoegd. De hoera hoera hoera-stemming lijdt wel eens onder het dagelijkse leven met brooddoosjes, moe, werk, zorgen en ik die de afwasmachine blijkbaar fout inlaad.

Soms denk ik dat hij meer van de kinderen houdt dan van mij. Soms denk ik dat ik meer van hem houd dan hij van mij. Soms besef ik dat hij zielsveel van ons houdt. Meestal voel ik dat ik onwrikbaar van hem houd, dat hij mijn man is. Goede en kwade dagen, goed of fout ingeladen afwasmachines, whatever. Ik ben hier en hier wil ik zijn en blijven. Bij hem. Zelden voel ik niets of niet zo veel. Dat is best vermoeiend voor hem.

We zijn in de fase dat we ons bewust moeten zijn van hoe oude (reactie)patronen vandaag doorwerken en dat we geen foute dingen moeten installeren hier. Dat is vermoeiend. Ik maakte me al eens schuldig aan doen alsof ik hem niet hoorde toen hij iets zei en ik mijn geluidsdempende koptelefoon op had en chagrijnig was. Hij haakt wel eens heel abrupt af in een gesprek. Ik probeer alert te zijn en het niet te laten gebeuren. Dat het gewoon wordt, inslijt. De prijs die je dan betaalt is dat er werk aan is en dat het soms genoeg is, al dat bewust met de relatie bezig zijn. De dagen waarin de magic z’n werk deed kijken dan lang geleden. Maar wat je krijgt is een constructieve en geen destructieve relatie. En daar ga ik voor, deze keer. Voor de kinderen. Voor hem. Voor mezelf.

Plotwendingen

Als de man een avond niet thuis is, weet ik niet wat doen. Dat klinkt sneu. Alsof ik afhankelijk ben van de man. Dat is niet zo. Vroeger had ik de man niet. Dan werkte ik, deed ik het huishouden of sliep ik. Ik wist altijd wat doen. Nu wil ik ’s avonds niet meer werken, het huishouden gaat hier sneller want beter georganiseerd en gedeeld, en slapen doe ik gelukkig niet meer om zeven of acht uur. Dus moet ik weer te weten komen wat ik zou doen als ik vrije tijd had en zelf mocht kiezen. Dat lukt me niet zo goed. Soms ga ik in bed liggen wachten tot de man thuiskomt. Ik ben het gewoon vergeten, door al die jaren flink zijn en hard werken of heel moe zijn.

Werk en leven. Het werk was zo belangrijk, tot ik ziek werd en niet meer kon. Er kwam meer leven en de noodzaak van het werk verminderde drastisch. Dus nu moet ik de inspiratie en energie en motivatie volledig intrinsiek oppompen. En ik die alles zo belangrijk vond en vond dat ik de mooiste baan ter wereld had, denk steeds vaker dat ik ermee wil stoppen om nog wat meer te leven. De dagen zitten immers propvol leven. Niets spannends. Niets geks. Maar bij de lieverds zijn, tijd met hen doorbrengen. In de stad zijn waar ik nu woon. Eten kopen en klaarmaken. Naar de zee fietsen. Koffie gaan drinken met de man. Praten met de man. Naar België rijden en terug voor allerlei doeleinden. Voldoende slapen. Een boek lezen in de tuin.

Ik ben al minder gaan werken en verdien drastisch minder. En ze zouden net zo goed mijn loon aan de kinderopvang kunnen storten voor de dagen waarop ik werk. De kinderopvang hapt meer dan de helft van mijn maandloon weg. Ik heb het gevoel dat ik voor niets werk, ik zit weer op het niveau van toen ik tien jaar geleden startte, mijn rekening is het grootste deel van de maand leeg, terwijl ik nu een mevrouw ben in een leuk straatje in een mooi huis met een leuke meneer en niets te kort. Het is confronterend om minder te verdienen en het is confronterend om zwetende handen te krijgen als je de rekening van de opvang opent. Het is confronterend om minder te verdienen en met twee te zijn en nog minder over te houden dan vroeger ondanks het wegvallen van huur en allerlei vaste kosten. Ik wil graag bijdragen aan het afbetalen van het huis waarin ik woon en ik wil graag de energierekening betalen, maar daar is voorlopig geen geld voor. Ik was financieel onafhankelijk (ok, het neep) en zit nu in een betere situatie en ben het allesbehalve.

Er zijn de dagen waarop ik werk en thuiskom na kinderbedtijd. Het is bijna onmogelijk op een werkdag thuis te komen voor kinderbedtijd. En ik heb het nog nooit zo absurd gevonden. Ik werk letterlijk om de kinderopvang te betalen en geen vergadering is interessant genoeg om een avondmaal met mijn gezin te missen.

En dat terwijl mijn gezin mij niet mist, want ze functioneren hier ook prima zonder mij.

Misschien kan ik de avonden dat de man weg is gebruiken om over deze eigenaardige en onwaarschijnlijke plotwendingen in mijn levensverhaal na te denken. Ja, dat lijkt me nog eens wat.