O so quiet

Het is stilletjes hier. Ik, de vrouw met meestal veertien blogposts in de vooraad, zat plots door de voorraad heen.

Dus verscheen er eens niets. En nog eens niets.

Soms voelt het alsof ik in de gietende regen sta. Mails, appjes, berichten, … overspoelen me. Ik heb het opgegeven bij te blijven. Ik laat veel dingen gewoon gaan intussen.

Ik wou dat ik iemand was die volledig operationeel up-to-date met alles en iedereen was. Of misschien ook niet. Ik wil graag iemand zijn die is waar ze is. Ook al is dat niet eens zo veel en indrukwekkend meer als vroeger.

Wat kan ik er over zeggen?
Laatst zag ik een hysterisch mailtje voorbij komen van de secretaresse van een HEEL BELANGRIJK IEMAND dat ik niet op de mail had geantwoord over de optie om een afspraak te maken met die ZEER BELANGRIJKE PERSOON binnen de twee uur na verzending van de mail. Ik heb geantwoord dat ik andere dingen doe dan heel de tijd aan mijn computer zitten en de afspraak is nog niet gemaakt. Couldn’t care less.

Soms zie ik de man met zijn telefoon vergroeid in zijn hand en zijn aandacht versnipperd. Ik begrijp het want ik was ook wel versnipperd ooit. Maar nu niet meer. Nu ben ik waar ik ben en geef ik daar aandacht aan. (Zij schreef er mooi over.)

En ik ben steeds minder overal en steeds meer hier. Gewoon in het moment met de kinderen of met hem als hij zijn telefoon weg legt 😉 of gewoon met mezelf, ik kan immers uitstekend bij mezelf zijn. Niet aardig voor mijn vrienden die ik zelden app, bel of wat anders. Niet aardig voor de wereld die staat te schreeuwen dat ik moet antwoorden, NU en HIER en METEEN en LIEFST GISTEREN. Het is ook niet onaardig bedoeld. Ik wil gewoon hier zijn. Me niet meer in duizend stukjes opbreken. Niet meer denken dat ik alles kan en alles moet. Intussen wel zeker weten dat de wereld ook draait zonder mij. En dat ik doe wat echt moet en wat ik echt wil.

Ik voldoe niet, ik kan het tempo niet bijhouden. So be it. Maar ik ben niet zeker dat het aan mij ligt. En ik hoef het truukje van diegene die er wel in slagen niet persé te kennen. Laat mij gewoon maar zachtjes zijn. Hier. Nu.

 

Lieverd

Bij het wakker worden voelde ik het al. Spaghettibenen. Spaghettibenen gaan uiteindelijk een eigen leven leiden. Bang zijn om weer spaghettibenen te krijgen, kan er al voor zorgen dat ik door mijn knieën ga.

Ik schreef het al. Ik ben 180 graden gedraaid met dit leven, en toch voel ik me sinds kort weer uitgeput. Het lijkt oneerlijk, soms. En soms denk ik inderdaad: als ik voor elke keer als ik over mijn grenzen ben gegaan in mijn leven een dag slappe benen heb, dan zijn we nog tien jaar zoet. Dus tja, wat wil ik eigenlijk?

Wat ik wil? Dat het beter gaat. Blaken van energie en gezondheid. Voelen dat ik een nieuwe zwangerschap aandurf en de man vervolgens een wolk van een dochter schenken. Zonder een uurtje misselijkheid en een centje pijn enzo.

Anyway. Ik werd dus wakker met spaghettibenen. Na het ochtendgebeuren glipte ik binnen bij mijn zuid-afrikaanse vriend. Dat zit zo. Ik heb nog geen vrienden in mijn nieuwe stad. Zwervend ging ik een keer binnen bij een massagepraktijkje. Een wat alternatieve plek. De man die het runt blijkt ook een immigrant te zijn. De eerste keer masseerde hij mij stevig. De tweede keer vroeg hij hoe het ging en vertelde ik over de slappe benen. Sindsdien noemt hij me lieverd en heeft hij zijn acupunctuurnaalden boven gehaald.

Dus daar lig ik, met naalden in mijn benen en voeten en handen. We praten, hij zegt tien keer lieverd. We vertellen elkaar hoe het is ergens opnieuw te beginnen en niemand te kennen. Hij drukt me op het hart dat ik hem mag vragen koffie te gaan drinken samen als ik nood heb aan gezelschap. En hij maakt mijn schouders los. En mijn nek. Een beetje streng, maar erg toegewijd. We moeten mijn lever opkuisen, zegt hij. En mijn longenergie activeren. Lieverd, lieverd, lieverd, zegt hij. Het zal allemaal wel, denk ik. En ik laat hem prikken en kneden.

Daarna haal ik koffie, en rijd ik naar het werk. Mijn benen doen het gewoon. Ik app mijn vriend dat hij gouden handen heeft. Graag gedaan, appt hij terug. En ook: rustig aan, lieverd.

 

Het luie etentje

Geniaal, vond ik het. Het shitty dinner. Maar eerlijk? Niet geheel mijn stijl. Dus varieerde ik. Zie hier: het tot stand komen van het luie etentje.

De afspraak stond al maanden. Een lief koppel van creatieve, slimme vrienden zouden een avondje langskomen. Ik prikte het op een thuiswerkdag, waarin ik dus twee uur reistijd kon vermijden. De reistijd kon ik investeren in koken. Met liefde.

En toen ging alles weer anders dan gepland. Ik moest naar kantoor om een tijdelijke lease-wagen op te halen. Mijn voornemen om min of meer op tijd te vertrekken werd gedwarsboomd door mijn onvermogen om met tijd om te gaan en het niet vinden van de manier waarop ik de spiegels moest afstellen en eenmaal bijna thuis lukte het me niet de nieuwe auto in te parkeren.

Hijgend en met een knalrode kop stopte ik de sleutel in de voordeur, een uur voor het bezoek zou komen.

Opties? Uit eten, suggereerde de man die tot mijn verwondering en dankbaarheid met stoffer en blik rondliep. Maar we hadden geen oppas.
Snel koken dacht ik, maar ik kan niet meer tegen stress en snel bij elkaar gekookte etentjes zijn nu ook niet zo geniaal.
Een lui etentje, besloot ik. En ik stapte op de bakfiets.

Eerst hield ik halt bij de Marokkaan, waar ik smaakvolle olijven, tapenade, feta en brood in mijn bakfiets laadde. En biologisch sap. Aperitief? Check.

Vervolgens fietste ik langs ons koffiezaakje voor Peruaanse boontjes. Koffie. Check.

Bij de Italiaan kon ik een heerlijk ovengerecht krijgen. De de mevrouw van de Italiaan verwees me door naar een chocoladezaak voor dessert. Check en check.

Thuis had ik nog tijd om een andere jurk aan te trekken. En toen werd er aangebeld. We zetten een grote bos bloemen in een vaas, gingen buiten aperitieven waarbij ik nog snel wat tomaatjes plukte op ons terrasje en in een kommetje deed. Er was tijd om te praten. De oven ging aan, na kinderbedtijd. Het eten was een verrassing en gelukkig verrukkelijk. De man maakte koffie, de gebakjes van de chocolatier smaakten er heerlijk bij en waren ook nog mooi, en we zakten onderuit met een kopje thee op de bank.

Een lui diner, wat een verademing. Niets met liefde gemaakt, alles met liefde gekocht. Extra voordelen: intercultureel én goed voor de plaatselijke economie. Maar vooral: de perfecte manier om zelf relaxed te blijven en ruimte te hebben voor een echt gesprek.

 

 

 

 

Schoon

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.
Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

We hebben een logee. Ze is jong en mooi. Haar haar krult, haar ogen stralen. ’s Avonds zitten we, de logee en ik, op de bank met een vriendin. We drinken rode wijn, we praten. Een echt vrouwengesprek, dat gaat van verhalen over ex-partners, over maatschappelijke bekommernissen, naar permanent ontharen. Tot mijn grote verbazing hebben de poppetjes bij mij op de bank complexen. Issues met hun uiterlijk, waar wat aan gedaan moet worden.

Ik herken het. Ook ik heb issues. Kilo’s te veel. Mijn zoontje die me laatst vroeg waarom ik strepen op mijn billen heb. (Omdat moeders afstammen van de zebra, daarom.) Nagels die lijden onder stress. Wallen door een zware tijd achter de rug. Haar met maar weinig fut.

We gaan naar het strand. Overal zijn er lijven. Mooie, krachtige lijven van studentenjongens. Tengere lijfjes van tienermeisjes. Kindjes, in alle maten en gewichten. Ik kijk rond. Aan elke vrouw kan ik zien of het een moeder is of niet. Zelfs de slankste mama’s hebben geen platte of stevige buik. En dan daar, een stralende vrouw. Ze ziet er sterk en zelfbewust uit en draagt een bikini. Haar lijf is alles behalve strak. Maar ze straalt zelfvertrouwen uit. En dat maakt haar mooi. Mooier dan de tienermeisjes die verlegen en ongemakkelijk in hun mooie lijfjes zitten.

En ook bij een bijeenkomst van vrouwen werd het me laatst duidelijk. We zaten in een kring en praatten over seks. De jongste vrouwen hadden de mooiste lijven, waar ze niet bepaald het lekkerste in zaten. Ze zaten ongemakkelijk, verlegen, onrustig. De rijpere vrouwen zaten lekkerder in hun vaak rijpere, zwaardere en soms zelfs wat gehavende lijven. De jongere vrouwen waren zoekend en wilden behagen, vertelden ze. De rijpere vrouwen kenden hun eigen lijf en dat van hun partner, en hadden pret in bed. Deugddoende seks, waarbij ze er niet aan dachten hun buik in te trekken of zich eerst nog eens te gaan ontharen.

Ik vond het wel eens oneerlijk vroeger. Dat je tussen je 15 en 25 het mooist bent, en dat het daarna alleen naar afneemt. Maar op lekker in je lijf staat geen leeftijd. En net vrouwen die al wat langer in dat lijf wonen, lijken er lekkerder in te zitten. Het is niet die permanente ontharing, die kilo minder of die anti-cellulitis-crème die ’t ‘m doet. Echt niet. Ik wou dat er een zalfje tegen complexen bestond.

 

 

Repeat

Het is als iets dat in me rond sluipt en weer toeslaat. Na maanden en alle veranderingen komen de symptomen weer terug van de ziekte die ik in de winter had. Ik krijg weer slappe benen, zo slap dat ik niet kan rijden. Ik heb geen kracht meer in mijn vingers en kan niet typen. Ik meld me een dag ziek. De volgende dag ga ik weer werken. Na die werkdag sleep ik me naar huis en eenmaal thuis ga ik recht naar bed, waar ik bang en ellendig blijf liggen. Zelfs een kopje thee maken voor mezelf is een niet te realiseren onderneming.

Ik ben boos omdat het terugkomt. Ik snap ook niet goed waarom. Ik heb gedaan wat ik moest doen om mijn leven een andere wending te geven. Ik ben verhuisd, ben minder gaan werken, heb andere keuzes gemaakt. Ik rust meer, ik probeer gezond te eten, ik loop, ik slik vitaminepillen en ijzer, ik werk niet meer ’s avonds. Wat moet ik nog doen?

Het loopt allemaal uit de hand, ook mentaal. Oude pijn wordt getriggerd door nieuwe gebeurtenissen, ik jank de ogen uit mijn kop, de man is boos op me en teleurgesteld, er is onbegrip en afstand, ik voel me verloren in deze stad en alleen.

Enerzijds wil ik toegeven aan die slappe benen. Rusten, slapen, niets doen. Ik wil verzorgd worden en een beetje zwelgen in gedachten  aan tijden die te moeilijk en te eenzaam waren en hoe die een tol hebben geëist waar ik vandaag nog wankel van ben.

Anderzijds wil ik in mijn kracht zijn en blijven. Ik wil eigenaarschap nemen, geen speelbal zijn van mijn eigen vermoeidheid en beperkingen maar mezelf waarmaken.

Ik vind het zo complex. Ik heb kasten vol boeken maar soms lijk ik niets te weten. Alles lijkt twee kanten te hebben. Als de man kwaad weg beent na een onaangenaam gesprek, zoek ik verbondenheid. Ik wil geen kat en muisspelletjes meer. Ik bel hem en zeg hem dat ik het wil uitpraten. Mijn ego aan de kant, en de neiging om me zelf een dagje te gaan verstoppen met mijn pc en een stapel boeken overwonnen. Maar daar zit ik dan, te janken. Boos, verdrietig. We praten, maar er blijft afstand. Achteraf gezien was ik liever een dagje alleen geweest met mijn boeken en mijn pc. Kan ik verbonden zijn zonder afhankelijk te worden?

Ik ben moe dus moet ik ervoor kiezen te rusten. Maar in plaats van mezelf compassievol te geven wat ik nodig heb, ontaardt het rusten in een soort onaangename lethargie. Kan ik mezelf geven wat ik nodig heb zonder te ontsporen?

Ik moet mijn energie doseren, dus ik kan en wil gewoon niet meer mee in de ratrace van berichtjes, appjes en duizend mails. Maar intussen lijk ik iedereen in de steek te laten en mezelf enorm te isoleren. Kan ik mijn energie houden zonder van het toneel te verdwijnen?

Ik moet mijn werk afbakenen, want ik kan niet meer werken zoals ik het vroeger deed. Maar intussen stapelen dingen zich op. Kan ik afbakenen zonder onverantwoordelijk te zijn?

Ik heb een cursus gevolgd en er sluimert iets nieuws in me dat ik wil ontwikkelen. Alleen is de tijd niet rijp en de omstandigheden nog niet goed. Kan ik wachten zonder iemand te zijn met duizend plannen die er nooit eens wat van bakt?

Verdrijf ik de zwakte in mijn benen en handen met rust of met mezelf wat strakker aansturen? Misschien zijn ze niet eens een tegenstelling.

 

 

Rusten kan je leren

Het is een dag zoals ik er vroeger meerdere per week had. Ik begin om half negen thuis te werken. Om 11u30 stap ik in de auto. Om 13u heb ik een eerste overleg. Dan rijd ik weer bijna twee uur naar het volgende. En na een vreselijke veggie-burger in de McDonalds wegens tijdsgebrek en toch iets moeten eten, open ik een vergadering om 20u. De derde van vandaag. Achttien mensen kijken me aan, ik ben de juf. Hoe krijg ik ze in beweging, denk ik. Het zaaltje is warm, duffig en te klein. Niemand heeft er zin in. Het is te lang geleden dat ik hier geweest ben. We zijn de draad kwijt met elkaar.

Na de vergadering rijd ik naar huis. Het is een uur en drie kwartier rijden. Ik rijd over de zeelandbrug, terwijl het laatste avondrood de hemel kleurt. Daarna wordt het taai. Zeeland is donker, de wegen zijn lang en recht. Ik moet geen moeite doen om wakker te blijven, maar mijn botten doen pijn en dat is intens. Deze pijn was er vroeger altijd, altijd.

Ik rijd de ring van Rotterdam op. Leve de podcasts. Ik luister naar Dear Sugar en geniet van de nuances, de volwassenheid waarmee topics met betrekking tot relaties besproken worden. Geen zwart, geen wit, maar een compassievol gesprek over echte vragen van echte mensen.

En dan kom ik thuis. Het is na middernacht. Mijn lijf is van streek door het slechte eten, mijn botten doen te veel pijn om te slapen. Ik besef dat ik weer een dag heb gehad zoals ik er vroeger te veel had.

Er is veel veranderd sinds ik ziek ben geweest. Ik weet niet of het een burn-out was, want ik weet niet goed wat dat is. Ik weet wel dat ik uitgeput was en dat ik moest rusten. Maar rusten was lastig.

Aanvankelijk rustte ik enkel als ik gewoon niet meer kon. Ik had een permanente strijd met mijn lichaam en haalde er zelfvertrouwen uit dat ik telkens over de grenzen van dat lijf kon. Maar soms sloeg dat lijf terug en velde me.

Toen werd ik ziek en was ik nog steeds in verzet.

Pas nu, pas nu, werken we samen. Dat lijf en ik. Ik rust, ook als ik niet met mijn tong tussen mijn voeten loop. Ik rust als de man gaat lopen ’s avonds. Dan ga ik in het grote bed liggen en lees ik een boek. Ik rust op mijn vrije dagen. Dan ga ik met de man koffie drinken of lunchen, banjeren we door de stad, ga ik in de tuin in de zon zitten met een tijdschriftje. Ik rust zonder schuldgevoel, zonder strijd. Rusten is gewoon een deel van het leven. Rust komt na inspanning.

Zoals de dag na de XL dag die ik net beschreef. Ik ga naar het werk, doe wat ik moet doen, en ga dan naar huis. Midden op de dag. Want ik heb gisteren anderhalve werkdag gehad, dus ga ik nu rusten. Ik ben van plan even op bed te gaan liggen, maar kom voorbij een massagezaakje waar ik me even laat kneden. Daarna doe ik boodschappen, kook ik voor de mannen, we eten. De man moet weg, dus na kinderbedtijd nestel ik me met een boek in bed, goed wetende dat ik in slaap ga vallen. Ik word wakker als hij thuis komt. We praten, ik ben rustig en loom als een poes. Ik heb ruimte. En tijd.