Iets in de wereld zetten

Iets in de wereld zetten. Het is een uitdrukking die ik op een vrouwenfestival geleerd heb. Een uitdrukking die meteen resoneerde bij me, want ik vind het spannend iets in de wereld te zetten.

Ik ben daar best lang geblokkeerd in geweest en dat breng ik zelf in verband met een moeilijke bevalling waar ik hier eerder al over schreef.
Het kind is toen uit mij gehaald, ik heb het niet zelf op de wereld gezet. De jaren die daarna volgden waren niet makkelijk en ik merkte toen dat er veel was dat ik niet in de wereld kon zetten. Veel dingen die ik graag wilde en die ik gewoon niet gerealiseerd kreeg.

Na de geboorte van de tweeling, die vliegensvlug ging :), veranderde dat. Plots zette ik dingen in de wereld die ik een snelheid hadden die me soms zelfs verbaasde. Niet altijd trouwens, sommige dingen sleepten gewoon ook aan. Maar ik startte bijvoorbeeld twee bedrijven. Tot mijn eigen verbazing eigenlijk, want de meest logische weg en mijn plan bestonden er uit in loondienst te blijven.

Het is echter nog steeds een thema voor me, iets in de wereld zetten. Iets maken, creëren en het daarna ook delen in plaats van in een laatje verstoppen. Hier iets schrijven en dan op ‘publiceer’ drukken. Op LinkedIn iets delen. Een podcast inspreken en delen. Een artikel indienen als journaliste. Het gaat gepaard met allerlei gevoelens, met spanningen. Met telkens weer onzekerheid. Met een duik in mijn energie: eerst veel energie, dan een dip omdat ik bang ben.

Het went nooit.

Maar het hielp me wel de uitdrukking te kennen. Het te herkennen als gegeven. Rond me te kijken en te zien dat sommige mensen makkelijk dingen in de wereld zetten en anderen er op haperen. Om als het moeizaam gaat en ik zelf haper, te beseffen dat het eigen is aan dat proces.

Ik vertel er over in de Tiny Podcast van vandaag.


Voor onder de Kerstboom

Bevallen. Laatst had ik het er met een vriendin over. Ze vreesde dat de keerzijde van het maken van een bevalplan is dat mensen foute verwachtingen zouden hebben en sowieso teleurgesteld zouden zijn.

Voor de geboorte van de baby’s werkte ik tot vervelens toe aan mijn bevalplan, samen met de doula van het ziekenhuis. Er stond niets in over muziek en wierook. Het plan stond vol medische termen en wat-als-en. Baseline was echter dat er niets mocht gebeuren waar ik geen toestemming voor gegeven had. En als ik het niet kon: mijn man. Nee, ook niet knippen. Ook geen keizersnede. Toestemming vragen kan zo groot zijn als een vraag stellen. Er hoeft geen formulier aan te pas te komen (als er spoed is).

Tijdens een vorige bevalling was er immers wat mis gegaan op dat stukje toestemming geven. Ik heb die bevalling ervaren als geweld. De beelden hebben me lang achtervolgd. Beelden van verpleegsters die op mijn buik lagen, zweet parelend op hun voorhoofd. De reflectie in het raam van het bloedbad na de knip. Het geluid van het knippen. De geweigerde verdoving die toch gezet werd terwijl ik kermde dat ik het niet wou. De mensen die ik vertrouwde en die aan de kant stonden en toekeken.

Tijdens de tweelingzwangerschap kwamen de beelden en masse terug. Ik had depressieve gevoelens, angsten, ik huilde veel, ik kon niet echt uitkijken naar de komst van de baby’s. Het boek ‘Perfecte bevallingen bestaan niet’ opende mijn ogen over de impact van een bevalling op je welbevinden (relationeel, fysiek, emotioneel, …). Ook jaren later. Samen met een verloskundige werkte ik aan het trauma, maar dat was zo heftig en ik had al zo weinig energie. En per sessie betaalde ik ongeveer 100 euro uit eigen zak. Ik kon het niet opbrengen en stopte met de therapie.

De bevalling van de tweeling bleek heel helend te zijn. Er werd naar me geluisterd. Alles werd met me besproken. Ik mocht bevallen zoals ik het wou. Ik kon er op vertrouwen dat mijn doula wist wat ik wou. Ik heb heel veel geluk gehad met twee natuurlijke geboortes, maar zelfs als ik naar de operatiekamer was gebracht voor een keizersnede, was het niet traumatisch geweest omdat ik me als mens gehoord en gezien voelde door de hulpverleners.

Achteraf gezien had ik jaren eerder mijn eerdere bevallingstrauma willen verwerken zodat het me niet zo dwars had gezeten. Ik vraag me oprecht af wat het gedaan had met mijn lichaamsbeeld, zelfbeeld, zwangerschap, … als ik mijn verhaal een plekje had gegeven.

Janneke Jonkman, schrijfster van het beste tweelingboek ooit, biedt een online cursus aan om je bevallingsverhaal te schrijven en te helen. Ik wens alle mama’s met een bevalling die blijft hangen toe om deze cursus onder de kerstboom te krijgen. Van jezelf of van iemand anders.

Mothering the mother

De zwangerschap, de kraamtijd, de babytijd, het eerste jaar. Ik heb het allemaal al twee keer meegemaakt. Intussen zijn de dames hier aan hun tweede winter toe, rond de anderhalf jaar, en is daar de Vreselijke Winter. Want nu ik het meemaak, herinner ik het me pas: er is altijd een winter met een kind waarin je van ziekte naar ziekte sukkelt, er met zijn allen aan onderdoor gaat, het hele huis begint te kreunen onder achterstallig onderhoud, alles permanent onder het snot/de spuug/de diarree hangt, de was niet bij te houden is, de nachten drama’s zijn ondanks het eerder verworven ongeveer doorslapen, …

Bij de jongens dreef die fase me tot uitzichtloosheid en wanhoop. Ik herinner het me plots ALLEMAAL want we zitten er weer middenin en leven van griepje naar luchtwegeninfectie, van buikgriep naar hoestbuien, van tandjes en bijhorend leed naar een nieuwe buikgriep enzovoort.

Ik ben er niet zo best aan toe, merk ik along the way. Voor de tweede keer op een maand tijd ben ik geveld door een buikgriep. Je moet weten dat ik een fobie heb voor overgeven, dus ik vind het extreem erg dat ik op een maand tijd TWEE keer buikgriep heb. De eerste keer was erg. De tweede keer is er ééntje met acht keer op één nacht. De nacht nadat de beebs samen 18 keer hebben gespuugd en we letterlijk heel de nacht getroost hebben, lakens en pyjama’s en slaapzakjes verschoond en gewassen. De kleinste twinnie, tevens recordhoudster, kotst ’s ochtends slapend gal door haar neusje.

Anyway. De hele nacht dus – wat een verschrikking. De ochtend breekt aan, ik heb een betaalde klus (want o ja, ik ben ook startend zelfstandige en heb eindelijk een echte opdracht bij een organisatie enal) maar ik kan mijn hoofd niet optillen. Alles doet pijn, mijn botten, mijn hoofd, mijn maag, mijn keel. Ik blijf de hele dag lijden in een donkere kamer. De nacht die volgt heb ik nachtshift met de twee baby’s want de Man is ziek in de kamer ernaast. Ik ben op, totaal op.

Als ik ziek ben, word ik er meestal ook nog depressief bij. Dat is heel stom maar wel verklaarbaar (namelijk: je goed voelen vraagt ook energie). De hele zieke dag lig ik in bed en het lijkt alsof ik zo gesloopt ben door al die moederjaren op de teller, door het alleenstaand moeder, door het tweelingzwanger zijn, door het hebben van een tweeling, dat ik er nooit meer bovenop kom. Ik had me net een sportief doel gesteld dat ik tegen niemand zeg en waarvoor ik een geheim trainingsplan had opgesteld, om mezelf de hoop te geven dat ik binnen een half jaar krachtig en fit een medaille binnen rijf om te bewijzen dat het wel kan, moeder zijn en ondernemer en een fit wijf. Maar ik lig in bed en mis mijn tweede training en schaam me al te pletter en besef dat het moeder zijn, zelfs met de Man en in tamelijk luxe omstandigheden, zo een aanslag is op alles. Op mij. Ergens op instagram las ik iets over ‘mothering the mother’ en dat voelt plots als een schrijnend gemis. Dat er voor mij gezorgd wordt, zodat ik deze hopeloze eindeloze taak tot een goed einde kan brengen. O ja, wacht, er is geen einde.

En dan komen er hulptroepen. Zomaar uit België. Ik vind het zelf tamelijk absurd als ik er over nadenk. Terwijl ik ellendig op de bank lig, worden mijn toiletten gepoetst, wordt er gekookt, opgeruimd en een berg was weggewerkt op uiterst efficiënte en deskundige wijze. Ik blijf achter met een bos bloemen op tafel en een huis waarin ik, als ik eenmaal beter ben, niet meteen de puin van een aantal dagen ziekte moet gaan ruimen.

Zo dankbaar.

Leven met de barbaren

Het is absoluut relatief. Dat weet ik. Het gaat voorbij. Het is een fase.
Maar soms komt het mijn strot uit.
Zo. Ik heb het gezegd.
De meisjes hebben één of andere zeer eigenaardige trek. Alleszins niets genetisch van mij, dus het moet wel van bij de Man komen of een soort van normaal menselijk gedrag vanuit de evolutie. Maar tijdens elke maaltijd gooien ze hun bord met inhoud en al weg, en hun beker er achter aan. Soms meerdere keren. Na elke maaltijd schraap ik etensresten van de vloer. Een hoeveelheid waarmee ik nog een tweede tweeling zou kunnen voeden.

En ik weet dat het niet erg is. Net als het ontplofte huis, de dagelijkse drie wasmachines was, de nachten met gemiddeld acht onderbrekingen. Het gaat over, ik wou de baby’s graag, ik mag blij zijn met twee gezonde poepies.

Maar soms. Soms ben ik het gewoon even helemaal moe. Meestal is er dan meer aan de hand. Een vriendin die afzegt. Een ruzie met de Man. Ongesteld. De nanny die een dag ziek is waardoor mijn hele planning in het honderd loopt.
Dat zijn de druppels. En de emmer loopt dan wel eens over.

Ik voel dat dan zelfs fysiek. Een zwaarte. Mijn lijf voelt log. Mijn hoofd doet pijn. Mijn oogleden slepen. Ik kan het niet opbrengen koffie te zetten voor mezelf. En natuurlijk zijn er ook remedies. Allerlei dingen die goed zijn voor je mentale gezondheid en waar je geen zin in hebt als je je zo belabberd voelt. En een guilty pleasure: overdag tv kijken. Tijdens het middagdutje. Nadat het eten van de grond geschraapt is.

Liefde in tijden van tweelingouderschap

Drie jaar. Drie jaren samen, markeerden we laatst.
We keken naar de tweeling van 15 maanden.
We verbaasden ons. In het eerste jaar zijn we gaan samenwonen (emigreren, van mijn kant). In het tweede jaar kregen we de tweeling. In het derde jaar nam ik ontslag en startte ik mijn eigen zaak. En toch voelde het nooit als snel, hals-over-kop, raar.

Het is avond. De regen striemt tegen de ramen. Wonder-o-wonder, alle kinderen liggen in bed. We kijken een detective. Ik drink ginger-curcuma-latte. Shit, denk ik. Mijn oogleden zijn weer zo zwaar. Ik kijk op de klok. Tien na negen nog maar. Ik kijk naar de Man. Zou ik…? Nee, doorzetten. Even later zeg ik het toch. Dat ik op ben. Zoals zo vaak zetten we de aflevering stop twintig minuten voor het einde, wat vrij stom voelt, zo dicht bij de ontknoping. Ik duik ons bed in. De Man doet de lichten uit en zet de vaatwasser aan. Op het moment dat hij komt slapen, slaap ik al diep.

Het is nacht. Het kleinste ontembare kind huilt. Ik hijs haar uit het bedje aan mijn kant van het bed en leg haar slaapdronken tussen ons, waar ze zich content nestelt en verder slaapt. Even later wordt de andere dochter aan zijn kant van het bed wakker. Die mag ook aan boord, maar vindt haar draai niet, hoest, worstelt. Midden in de nacht vertrekt hij naar beneden met haar, om te zorgen dat ik en de mini kunnen slapen. Als de wekker gaat, voelen we ons allemaal weer beroerd.

Een uitstapje. We gaan naar het museum met de tweeling. Als we aankomen, help ik de Man de grootste in de draagdoek te zetten. Als ik de kleinste wil pakken, spuugt ze de hele auto onder. Als een geoliede machine poetsen we de auto, kleden we het kind om, troosten haar en haar zus, laden we iedereen weer in, rijden we naar huis, wassen we iedereen, wassen we alle jassen en alle kleding waar spuug op gekomen is. En dan is het etenstijd en eet het zieke kind drie borden pasta.

Liefde in tijden van tweelingouderschap. Heel spannend is het allemaal niet. Heel lief wel. En heel echt. En heel erg dit-zou-ik-nooit-willen-missen. En ook: ik ben zo zeker van hem.

Dametjes

De grootste heeft gepoept. Haar slaapzak zit onder. Voor de zekerheid verschoon ik het bed maar even. Traphekjes toe, aan de slag. Ik haal de lakentjes. In die tijd hebben de dames met vereende krachten de prullenbak geleegd. Ik ruim op. In die tijd hebben de dametjes met vereende krachten de wasmand geleegd. Het is alsof er een bom ontploft is – de vuile was is overal.

Ik zet dit muziekje aan. De grootste zwaait met haar handjes, de kleinste schudt met haar heupjes.

Het is avond. Er moet heel veel gebeuren. Ik wil een rondje hardlopen, heb de keuken opgeruimd, de afwas gedaan, de was ingestoken, moet het speelgoed nog opruimen. De Man komt de trap op met de kleine dochter, die me verheugd aankijkt en dan naar de bank wijst. Kleine schurk. Op de bank zitten, moeke tanken. We zitten. Met een dekentje. Ze zucht van contentement. Draait zich dan om en zegt ‘ham!’. (Ja, hier bestelt mevrouw dus wat te eten.)

Ochtend. We zwaaien de Man uit. Grote dochter vlijt haar hoofdje tegen mijn schouder. Ze is zacht en lief en baby-achtig. Kleine dochter staat aan mijn been. Ze ziet haar kans schoon en zet het op een rennen, de straat op, de andere richting uit dan de Man. Thank God voor autovrije straatjes. En jeetje, hoe kom ik aan zo een ondernemend kind?

Het is veel, het is druk, het is dag-en-nacht en ik drink alleen maar koude koffie. Maar het is ook zo uniek en grappig en overweldigend en het gaat zo akelig snel.

Een boek als vriend

Boeken zijn een soort van vrienden voor mij. Ik heb boeken die me troosten, afleiden, boeken die bij een bepaalde periode in mijn leven horen.

En nu heb ik een boek waarvan ik wou dat ik het eerder had én dat het eerder geschreven was. Want het had me veel ellende bespaard.

Het betreffende boek heet ‘O jee, het zijn er twee. Het eerlijke tweelingboek voor supermoeders’ en is geschreven door Janneke Jonkman. In het boek vertelt Janneke haar eigen tweelingmoederverhaal: van de kinderwens, over de complexe tweelingzwangerschap, tot de kraamtijd en beyond. Het boek is mooi vorm gegeven. Er is ruimte voor kwetsbaarheid en authenticiteit, en tegelijkertijd bevat het ook veel tips en handvatten. Meerdere tweelingmoeders komen er in aan het woord.

Ik was heel vereerd met een uitnodiging voor de boekpresentatie, alwaar ik een aantal ‘beroemde’ tweelingmama’s ontmoette, en na tien maanden tweelingouderschap één glas wijn dronk en daar behoorlijk wiebelig van werd. En ik kocht meteen een cadeau-exemplaar voor een prille tweelingzwangere vriendin, die haar zwangerschap mooi in kon zetten met dit cadeautje, waar ik me mijn hele zwangerschap heb vastgehouden aan het toch wat verouderde/wetenschappelijke/afstandelijke tweelingenboek van Coks Feenstra.

Dit is totaal #nonspon, maar als je een tweeling verwacht of je kent iemand die een tweeling verwacht of heeft, is het echt goed om dit boek in huis te halen/het boek cadeau te doen. Waarom? Wel:
1. Het leest lekker. Ik heb echt tranen met tuiten gehuild bij het verhaal van Janneke zelf en ook bij de verhalen van de andere mama’s. Het was allemaal zo echt en ontroerend en authentiek.
2. Ondanks het echte en ontroerende en authentieke – waardoor Janneke je ook een inkijkje geeft in een hoop zoeken en ploeteren – staan er ook heel veel tips in. Niet van die gemakkelijke tips, maar doorleefde, echte tips die je kunnen voorbereiden op het leven met een tweeling of die je door bepaalde fases heen kunnen helpen.
3. Er staan veel mooie tweeling-foto’s in. In de donkerste nachten van mijn zwangerschap toen de beproeving eindeloos leek, zat ik vaak foto’s van tweelingen te googelen om iets te hebben om naar uit te kijken. Dit boek voorziet in de behoefte.
4. Verschillende experts zijn geraadpleegd, inzichten worden gedeeld. Je krijgt veel info en het wordt nooit normatief. Janneke blijft altijd mild en open.

Als ik dit boek eerder had gehad, had ik me niet zo alleen gevoeld met die zwangerschap die een soort nachtmerrie werd (ik sliep niet, ik werd ontzettend depressief, kreeg angstaanvallen, allerlei fysieke problemen, moest heel vroeg stoppen met werken, geraakte geïsoleerd, kwam in de psychiatrie terecht, verloor mijn baan, kreeg twee piepkleine baby’s die zichzelf niet warm konden houden en vergeleek mezelf al die tijd met stralende mama’s die zwanger waren van één kind en tot acht maanden een marathon konden lopen).

Maar toen ik het boek dan toch eindelijk had – een jaar nadat ik het het hardste nodig had – heeft het me zo veel geholpen met het plaatsen van de ervaring, het verwerken van alles, maar ook: het waarderen en begrijpen van het bijzonderste dat me ooit gegeven is – twee dochters in één keer. En het bracht mij en de Man in gesprek naar aanleiding van stukjes uit het boek: plots gingen we ook met elkaar praten over wat me doorgemaakt hadden. Boeken zijn vrienden. Dit boek is een vriend, een reddingsboei, een ervaren gids en een goede (relatie)therapeut in één. Dank, Janneke.

Bob heeft een kater

Shit, denk ik. Ik ben echt te moe om uit eten te gaan.
De Man en ik hebben een volwassen-mensen-date met elkaar. Maar de dag met twee ondernemende éénjarigen eist zijn tol. ’s Middags zitten we in de zandbak en eet de grootste een schep zand. We gaan wandelen en ze vallen prompt in slaap, waardoor ze hun dutje later missen (en ik dus ook de tijd om te eten en even te gaan zitten). We stoppen even op het terras van Stach voor een cappuccino en een croissant die ik netjes onder ons drie verdeel, en voor ik het weet heeft de grootste de croissant van haar zus gepikt en opgesmikkeld. En dan iets met brullen en wespen, fietstochten met lege maag, tomatensoep maken met twee poppies aan mijn rok zwiepend. Zo een dag.

We gaan toch. Als bij het voorgerecht – beter werd het niet meer: een crème brûlée van geitenkwark – glijdt de vermoeidheid van me af. Het is en blijft luxe, zulke etentjes. Maar het is een heel mooie tegenhanger tegen de maaltijden met kinderen, waarbij er altijd twee stroop in hun haar smeren, hun drinkbeker grijnzend op de grond uitgieten of er genoeg van hebben en met hun eten beginnen gooien.

Ik voel me tijdens zo een etentje plots weer een volwassen mens, met een toegang tot allerlei dimensies. Toegang tot een echt gesprek, zintuiglijk genot, ontspanning. Helaas is deze vermoeide moeder zelfs niet tegen een bob-arrangement opgewassen. ’s Avonds thuis zit ik te giechelen in de badkamer, maar de ochtend is brak en zwaar en ik vind mijn focus niet en hoewel de wijnen van topkwaliteit waren, heb ik het idee dat mijn lijf vol log gif zit, en dat dat niet leuk samenwerkt met de spierpijn die ik aan de yoga heb overgehouden.

Anyway. Ik zit aan mijn bureau. Drink koffie. Doe een poging om mijn morning pages te schrijven. Maar in mijn hoofd dwarrelt alles, en ik besluit toch maar even om een soort van mindmap te maken van wat ik moet doen.

Ik moet YNAB bijwerken.
Mails beantwoorden.
Twee verjaardagscadeautjes kopen.
Avondeten voorzien.
De oppas instrueren.
Een boek terugbrengen naar de bib.
De verjaardag van de kleine zoon voorbereiden.
Bloggen.
De grote zoon ophalen op zijn kampje.
Reageren op een vraag van iemand.
Drie mensen bellen.
Twee voorstellen schrijven.
Een communicatiestrategie verzinnen.
Twee besluiten nemen.
De tandarts bellen.
Twee machines was doen.
Naar de yoga.
Lunchen.
Boodschappen doen.
En dan nog tien dingen.

Hier ben ik slecht in. Zeker als mijn hoofd dwarrelt van een te volwassen avond. Al die balletjes in de lucht. Dat voortdurende door elkaar lopen van alles. Ik staar maar naar mijn mindmap, en heb geen flauw idee waar te beginnen vandaag. En dan grinnik ik. Wat sneu, dat ik zelfs van een bob-arrangement een kater krijg (*).

(*) Uiteraard heb ik niet gereden. We aten op wandelafstand. Ik nam een bob-arrangement omdat ik wel wat maar niet veel wou drinken.

De ultieme relatietest

Voor iedereen die een ultieme relatietest wil, raad ik de volgende mix aan:

  • Een hittegolf
  • Een stacaravan
  • Een zoon van 9, een zoon van 5
  • Twee zieke baby’s (met koorts)
  • Luizen
  • Constipatie (ik ben zo iemand die niet naar toilet kan op een ander)

We hebben het weekend van ons leven gehad. Een jaar met een tweeling was peanuts in vergelijking met het voorbije weekend. De Man wou graag eens proberen kamperen. We boekten online een stacaravan, maar eenmaal daar vond ik het zo ontzettend triest (ik ben nogal gevoelig voor sfeer en de stacaravan stond op een plek waar mensen ook leken te wonen in hun caravan en op zich is het al best een sneu ding). We ontdekten al vrij snel dat we een probleem hadden met het beveiligen van het slaapproces van de baby’s omdat de bedden niet verschuifbaar waren. De grote baby sliep in een bedje dat midden in de stacaravan moest. De kleine sliep bij mij, waardoor ik tegelijkertijd met haar naar bed moest omdat ze makkelijk uit bed kon vallen.

Beide dames hadden koorts. En er was een hittegolf.

Op zaterdagavond deden we er meer dan drie uur over om de baby’s in slaap te krijgen. Daarna begon een onrustige nacht waarin de mini elk half uur wakker werd.

De jongens hebben luizen en ik vast ook – imaginair of echt – maakt dat uit?

Midden in de vreselijke nacht hoorde ik een bonk. Ik ging kijken bij de kleine zoon die glazig naar zijn raam zat te kijken. ‘Er is hier iemand die zegt dat ik dingen moet doen,’ zei hij. Waar dan, vroeg ik. Hij wees langzaam met zijn vinger naar het raam. Ondanks de warmte kreeg ik kippevel all over.

Het leven zoals het is. Er zijn idyllische momenten, maar euhm. Dit was er geen.

De Man en ik hebben maar drie keer ruzie gehad. We konden er vrij snel ook mee lachen, zij het nog wat groen. Toen we weg reden, keken de jongens verlangend naar het meertje waarin ze uren hadden gespeeld en gezwommen. ‘Wanneer komen we terug?’, vroegen ze.

Nooit gedacht

Het is hier even wat stiller, o.a. doordat mijn computer stuk was. Ik merk dat ik de toon weer even moet zoeken en mijn ritme vinden in het schrijven. Daarnaast zet ik op dit moment heel veel neer (echter: achter de scenes), dus is er minder de drang om te schrijven.

Maar op verzoek: wat over de tweeling.

Ze zijn bijna een jaar. Dat is schrikken.
Het is ook grappig om ze te zien rondkruipen, achter elkaar aan. Ze zijn partners in crime. Laat je bv de deur open, ontsnapt de ene razendsnel en als je die dan gevangen hebt, ontsnapt de andere en zo ben je altijd lekker bezig. Of ze stormen met twee op de magische vuilnisbak af en gaan daar op timmeren. Ze strooien eten in het rond, maken steevast een waterballet met hun drinkbeker en vreten alles wat ze tegenkomen.

Daarnaast zijn ze ook heel verschillend. De kleinste is een wild kind, onrustig, snel, altijd op zoek naar prikkels en uitdagingen. Ze heeft veel last van dingen nog niet kunnen en zoekt de grenzen op. Ze slaapt onrustig, eet onrustig, heeft alles gezien en gehoord. Ze is stoer en tegelijk ook klein en heel fijntjes en heeft veel bescherming nodig.

De grootste is rustig, blij. Kan zich bezig houden met dingetjes, zit te prutsen, lacht vaak breed, heeft wat meer geduld en doet alles wat trager. Ik vind het vaak gek dat ze mijn kind is, omdat ik niets in haar herken, noch uiterlijk, noch innerlijk. Ik hou zielsveel van beiden, maar het is ook gek dat het kleine spook als een soort stukje van mezelf voelt dat ergens dwarrelt, en dat het lijkt alsof de grootste meer het kind van de Man is omdat ze elkaar woordeloos begrijpen en duidelijk graag samen zijn.

Het eerste jaar zit er bijna op, en dat geeft wel een gevoel van ‘we made it!’. De schade is beperkt, maar er is wel schade natuurlijk. Relationeel, tijd voor de andere kinderen, voor onszelf, voor elkaar. Het huis is vol kinderspullen. We zijn moe. Mijn lijf wordt maar niet fitter en slanker, ondanks mijn pogingen (ben daar veel mee bezig en dat ergert me). Er zijn hopen was en massa’s werk.
En tegelijkertijd is er ook veel winst. Twee zelfbewuste dames, maar ook de Man die zo anders is geworden, zo aanwezig en gelukkig en connected met zijn dochters. Knopen die ik heb doorgehakt in mijn leven (mbt mijn baan bijvoorbeeld). Het gezinsgevoel dat erg sterk is. Nieuwe vrienden gemaakt (tweelingouders en mensen met kinderen). Een net rond ons (wij zijn die van ‘de baby’s).

In de gang hangt een foto van mezelf met die kanjer van een buik, vorig jaar. De dagen bestonden alleen maar uit wachten, pijn, traagheid, beperking. En nu hebben we een huis vol leven en ik had echt niet bedacht dat het zo leuk zou worden.