Het is absoluut relatief. Dat weet ik. Het gaat voorbij. Het is een fase.
Maar soms komt het mijn strot uit.
Zo. Ik heb het gezegd.
De meisjes hebben één of andere zeer eigenaardige trek. Alleszins niets genetisch van mij, dus het moet wel van bij de Man komen of een soort van normaal menselijk gedrag vanuit de evolutie. Maar tijdens elke maaltijd gooien ze hun bord met inhoud en al weg, en hun beker er achter aan. Soms meerdere keren. Na elke maaltijd schraap ik etensresten van de vloer. Een hoeveelheid waarmee ik nog een tweede tweeling zou kunnen voeden.
En ik weet dat het niet erg is. Net als het ontplofte huis, de dagelijkse drie wasmachines was, de nachten met gemiddeld acht onderbrekingen. Het gaat over, ik wou de baby’s graag, ik mag blij zijn met twee gezonde poepies.
Maar soms. Soms ben ik het gewoon even helemaal moe. Meestal is er dan meer aan de hand. Een vriendin die afzegt. Een ruzie met de Man. Ongesteld. De nanny die een dag ziek is waardoor mijn hele planning in het honderd loopt.
Dat zijn de druppels. En de emmer loopt dan wel eens over.
Ik voel dat dan zelfs fysiek. Een zwaarte. Mijn lijf voelt log. Mijn hoofd doet pijn. Mijn oogleden slepen. Ik kan het niet opbrengen koffie te zetten voor mezelf. En natuurlijk zijn er ook remedies. Allerlei dingen die goed zijn voor je mentale gezondheid en waar je geen zin in hebt als je je zo belabberd voelt. En een guilty pleasure: overdag tv kijken. Tijdens het middagdutje. Nadat het eten van de grond geschraapt is.