Voor onder de Kerstboom

Bevallen. Laatst had ik het er met een vriendin over. Ze vreesde dat de keerzijde van het maken van een bevalplan is dat mensen foute verwachtingen zouden hebben en sowieso teleurgesteld zouden zijn.

Voor de geboorte van de baby’s werkte ik tot vervelens toe aan mijn bevalplan, samen met de doula van het ziekenhuis. Er stond niets in over muziek en wierook. Het plan stond vol medische termen en wat-als-en. Baseline was echter dat er niets mocht gebeuren waar ik geen toestemming voor gegeven had. En als ik het niet kon: mijn man. Nee, ook niet knippen. Ook geen keizersnede. Toestemming vragen kan zo groot zijn als een vraag stellen. Er hoeft geen formulier aan te pas te komen (als er spoed is).

Tijdens een vorige bevalling was er immers wat mis gegaan op dat stukje toestemming geven. Ik heb die bevalling ervaren als geweld. De beelden hebben me lang achtervolgd. Beelden van verpleegsters die op mijn buik lagen, zweet parelend op hun voorhoofd. De reflectie in het raam van het bloedbad na de knip. Het geluid van het knippen. De geweigerde verdoving die toch gezet werd terwijl ik kermde dat ik het niet wou. De mensen die ik vertrouwde en die aan de kant stonden en toekeken.

Tijdens de tweelingzwangerschap kwamen de beelden en masse terug. Ik had depressieve gevoelens, angsten, ik huilde veel, ik kon niet echt uitkijken naar de komst van de baby’s. Het boek ‘Perfecte bevallingen bestaan niet’ opende mijn ogen over de impact van een bevalling op je welbevinden (relationeel, fysiek, emotioneel, …). Ook jaren later. Samen met een verloskundige werkte ik aan het trauma, maar dat was zo heftig en ik had al zo weinig energie. En per sessie betaalde ik ongeveer 100 euro uit eigen zak. Ik kon het niet opbrengen en stopte met de therapie.

De bevalling van de tweeling bleek heel helend te zijn. Er werd naar me geluisterd. Alles werd met me besproken. Ik mocht bevallen zoals ik het wou. Ik kon er op vertrouwen dat mijn doula wist wat ik wou. Ik heb heel veel geluk gehad met twee natuurlijke geboortes, maar zelfs als ik naar de operatiekamer was gebracht voor een keizersnede, was het niet traumatisch geweest omdat ik me als mens gehoord en gezien voelde door de hulpverleners.

Achteraf gezien had ik jaren eerder mijn eerdere bevallingstrauma willen verwerken zodat het me niet zo dwars had gezeten. Ik vraag me oprecht af wat het gedaan had met mijn lichaamsbeeld, zelfbeeld, zwangerschap, … als ik mijn verhaal een plekje had gegeven.

Janneke Jonkman, schrijfster van het beste tweelingboek ooit, biedt een online cursus aan om je bevallingsverhaal te schrijven en te helen. Ik wens alle mama’s met een bevalling die blijft hangen toe om deze cursus onder de kerstboom te krijgen. Van jezelf of van iemand anders.

Een boek als vriend

Boeken zijn een soort van vrienden voor mij. Ik heb boeken die me troosten, afleiden, boeken die bij een bepaalde periode in mijn leven horen.

En nu heb ik een boek waarvan ik wou dat ik het eerder had én dat het eerder geschreven was. Want het had me veel ellende bespaard.

Het betreffende boek heet ‘O jee, het zijn er twee. Het eerlijke tweelingboek voor supermoeders’ en is geschreven door Janneke Jonkman. In het boek vertelt Janneke haar eigen tweelingmoederverhaal: van de kinderwens, over de complexe tweelingzwangerschap, tot de kraamtijd en beyond. Het boek is mooi vorm gegeven. Er is ruimte voor kwetsbaarheid en authenticiteit, en tegelijkertijd bevat het ook veel tips en handvatten. Meerdere tweelingmoeders komen er in aan het woord.

Ik was heel vereerd met een uitnodiging voor de boekpresentatie, alwaar ik een aantal ‘beroemde’ tweelingmama’s ontmoette, en na tien maanden tweelingouderschap één glas wijn dronk en daar behoorlijk wiebelig van werd. En ik kocht meteen een cadeau-exemplaar voor een prille tweelingzwangere vriendin, die haar zwangerschap mooi in kon zetten met dit cadeautje, waar ik me mijn hele zwangerschap heb vastgehouden aan het toch wat verouderde/wetenschappelijke/afstandelijke tweelingenboek van Coks Feenstra.

Dit is totaal #nonspon, maar als je een tweeling verwacht of je kent iemand die een tweeling verwacht of heeft, is het echt goed om dit boek in huis te halen/het boek cadeau te doen. Waarom? Wel:
1. Het leest lekker. Ik heb echt tranen met tuiten gehuild bij het verhaal van Janneke zelf en ook bij de verhalen van de andere mama’s. Het was allemaal zo echt en ontroerend en authentiek.
2. Ondanks het echte en ontroerende en authentieke – waardoor Janneke je ook een inkijkje geeft in een hoop zoeken en ploeteren – staan er ook heel veel tips in. Niet van die gemakkelijke tips, maar doorleefde, echte tips die je kunnen voorbereiden op het leven met een tweeling of die je door bepaalde fases heen kunnen helpen.
3. Er staan veel mooie tweeling-foto’s in. In de donkerste nachten van mijn zwangerschap toen de beproeving eindeloos leek, zat ik vaak foto’s van tweelingen te googelen om iets te hebben om naar uit te kijken. Dit boek voorziet in de behoefte.
4. Verschillende experts zijn geraadpleegd, inzichten worden gedeeld. Je krijgt veel info en het wordt nooit normatief. Janneke blijft altijd mild en open.

Als ik dit boek eerder had gehad, had ik me niet zo alleen gevoeld met die zwangerschap die een soort nachtmerrie werd (ik sliep niet, ik werd ontzettend depressief, kreeg angstaanvallen, allerlei fysieke problemen, moest heel vroeg stoppen met werken, geraakte geïsoleerd, kwam in de psychiatrie terecht, verloor mijn baan, kreeg twee piepkleine baby’s die zichzelf niet warm konden houden en vergeleek mezelf al die tijd met stralende mama’s die zwanger waren van één kind en tot acht maanden een marathon konden lopen).

Maar toen ik het boek dan toch eindelijk had – een jaar nadat ik het het hardste nodig had – heeft het me zo veel geholpen met het plaatsen van de ervaring, het verwerken van alles, maar ook: het waarderen en begrijpen van het bijzonderste dat me ooit gegeven is – twee dochters in één keer. En het bracht mij en de Man in gesprek naar aanleiding van stukjes uit het boek: plots gingen we ook met elkaar praten over wat me doorgemaakt hadden. Boeken zijn vrienden. Dit boek is een vriend, een reddingsboei, een ervaren gids en een goede (relatie)therapeut in één. Dank, Janneke.

Do’s voor de kersverse (twin)mom

In de comments kwam laatst een vrouw langs die zwanger is van een meisjestweeling. Dat vond ik zooo leuk! Tijdens mijn zwangerschap las ik alle blogs van wolferien telkens maar opnieuw. Ze had zo’n leuke wekelijkse blog over hoe haar zwangerschap vorderde. Daar heb ik best veel aan gehad.
Gisteren wandelde ik met de twinnies door de stad. Achter mij stopte een fietster. ‘Even kijken hoor,’ zei ze. Daar ben ik intussen al aan gewend. En toen zei ze: ‘Het wordt beter! Die van mij zijn negen. Het eerste anderhalf jaar is hel, maar het wordt echt beter.’
Dat deed me zo’n deugd. Dus hier draag ik mijn steentje bij. Een blog voor de zwangere van een meisjestweeling en ook voor alle andere mama’s (to be) van 1, 2, 3, 4, 5 of 10 kindjes. Nonspon trouwens, zoals altijd.

  1. We waren er schromelijk laat mee, maar ik had graag voor de geboorte van de tweeling een COOKING BLENDER gehad. (Of zoals kleine broer zegt: een koekie bjender). Dat is een apparaat dat niet enkel een blender is, maar ook kan koken. Als in: babyhapjes maken! In grote porties, dus voor twee baby’s voor twee of zelfs drie dagen. Wat het apparaat ook kan en ik in die eerste intensieve periode graag gehad had, is vrijwel zelfstandig soep maken met een programma van 25 minuten. Je mikt er ongeveer 700 g groenten in en 800 ml water, wat kruiden en bouillon. Je zet het soep-programma aan, en na 25 minuten krijg je een piepje en staat er een heerlijk soepje klaar. Verder kan het apparaat natuurlijk nog allerlei toepassingen en variaties (er zit een kookboekje bij), maar de vegan chocomousse-applicatie is voor mij ook echt een trooooost op zware dagen. Het apparaat smelt de chocolade en mixt het dan met zijden tofoe en dan nog even laten opstijven (of niet, ik eet het ook zo) en je hebt heerlijk chocoladespul.
  2. Ik ben een beetje boos op de triptrap-stoelen, want ik vind dat bv de babyset schandalig duur is. Twee stukjes plastic voor 50 euro, maal twee baby’s dus 100 euro?! Maarrrr de newborn-sets zijn echter hier een uitkomst geweest voor de vele dagen alleen thuis met twee kleine pupkes. Zo kon ik er één eten geven, en de ander kon in de newborn-set naast mij, waardoor ik haar tutje kon geven, spuug weg kon vegen en het kindje in kwestie dus rechtop kon zitten na het eten. Want dat is dus één van de stomste dingen met tweelingen: je kan je kindje wel een boertje laten doen, maar daarna moet je hem/haar toch ergens kwijt om broer/zus te kunnen voeden. En de meeste kindjes worden na de maaltijd best een tijdje rechtop gehouden. Exact wat de newbornset van triptrap doet.
  3. Elke dag naar buiten gaan. Zeker nu is het een hoop gedoe om iedereen aan te kleden en in te pakken en mutsjes op en warme berepakken aan, maar het is zo belangrijk voor je mentale gesteldheid om even weg te zijn, lekker even naar buiten.
  4. Dat geldt natuurlijk niet voor de kraamweek. Ik ben verwend tijdens mijn kraamweek. Niet zozeer door mijn kraamhulp, wel door de lieve meter van de oudste dochter, die voor ons kwam koken. (Ik denk nog vaak terug aan die home-made-falafel.) Dankzij dat met liefde bereide voedsel, ben ik er goed bovenop gekomen na die bloeding. Als ik echter terug kijk, ben ik (op dat aspect na dan) te snel te flink geweest. Ik wou al gauw weer vanalles. Buiten komen, het huishouden doen, boodschappen halen, … Een tip voor elke nieuwe mama: je maakt het maar één of enkele keren mee. Maak een mooie kraamkamer voor jezelf, en blijf ook na de kraamweek nog twee tot drie weken elke middag of ochtend in de kraamkamer, met je baby. Je hebt de rust (of slaap) echt nodig en de wereld vergaat niet op een paar weken tijd. Hier hoort ook bij dat je gewoon hulp vraagt van andere mensen, voor bv het opvangen van oudere kinderen of het doen van huishoudelijk werk. (En laat je boodschappen bezorgen. Dat doe ik intussen en ik ben elke week weer even verliefd op de bezorger die me telkens vraagt waar ik de boodschappen graag wil hebben.)
  5. Hou de mogelijkheid open langer thuis te blijven dan de weken die wettelijk gezien voorzien zijn. De baby’s zijn hier ruim zes maanden, ik ben moe tot in mijn botten. Mijn nachtrust is nog steeds onvoorspelbaar en mijn dagen zijn nog steeds meer dan druk. Voor mij zou het een garantie op burn-out of ziekte geweest zijn als ik terug was gaan werken, terwijl ik op een bepaald moment wel nood kreeg aan ruimte voor mezelf en om wat te freelancen, wat ik dan ook genomen heb door regelmatig een oppas in te huren. Meteen ook belangrijk voor de moeilijke momenten: het besef dat ik er ongeveer twee keer per week enkele uurtjes uit ben.

En allez, nog een bonustip.
Rooming in, met de baby’s! In plaats van met de baby’s in de ouderlijke slaapkamer te liggen en dus ’s nachts elke keer het licht aan te knippen en je partner wakker te maken (en na een jaar je baby’s plots verbannen naar hun eigen kamertje met een hoop gehuil en ge-wen tot gevolg), kan je dus een bed op de babykamer zetten. Even investeren, maar het voordeel is dat één partner kan slapen. Je kan ook midden in de nacht wisselen van bed met je partner en vanaf dat moment ONGESTOORD slapen. Of ’s ochtends om vijf uur. Hahaha. En als je weer gewoon als ouders samen slaapt, maar je kind/eren is/zijn eens ziek of hebben nachtmerries of whatever, dan kan je besluiten om dus weer even mee in de kinderkamer te gaan liggen in plaats van het grut heel de tijd in het grote bed te hebben. Heel romantisch is het allemaal niet (ook daar is een goede planning voor de meer romantische momenten een niet zo romantische oplossing, maar dat moet je sowieso omdat het time-window waarin iedereen slaapt behalve jij en je partner heel klein is), maar wel heel slim.

Andere (tweeling)mama’s hebben zeker ook een do of don’t. We lezen ze graag in de comments!

Het postnatale lijf

Elke maandag ga ik op de weegschaal staan. Elke maandag ben ik opgelucht, want ik val per week iets tussen 0,8 kg en 1,5 kg af. Hoewel ik frietjes eet, taartjes, chocola en andere troep.

Ik was schandalig veel bijgekomen tijdens de tweelingzwangerschap. Een combinatie van hormonen, bedrust en eetlust. Of eetdrang. Intussen begrijp ik dat ik geen borstvoeding zou kunnen geven aan mijn duo als ik die vijftien kilo reserves niet had aangelegd. Vijftien kilo die ik nu geleidelijk aan verbruik. Ik hoop dat het afvallen doorzet en dat ik inderdaad op mijn pre-zwangerschapsgewicht uitkom. Soms neem ik me voor niet meer te snoepen, maar dat duurt meestal maar tot de eerstvolgende aanval van enorme vermoeidheid en dus zin zin zoet. Of tot de eerstvolgende keer dat ik geen tijd heb om iets deftigs te eten en een koekje of een boterham met choco het efficiëntst zijn. Of tot de eerstvolgende keer dat ik me realiseer dat koken met een huilende tweeling geen kattenpis is, en dat de Man om patat sturen soms de beste garantie is op warm eten.

Ik wou dat ik het bovenstaande had geweten, tijdens mijn zwangerschap. Dus ik vertel het hier voor toekomstige moeders: je lijf bouwt een reserveke op dat je opsoupeert als je borstvoeding geeft. De natuur heeft dat goed geregeld.

Verder kijk ik regelmatig op de instagram van kiind. Er zijn vrouwen die zo moedig zijn hun postnatale buik met de digitale wereld te delen. Ik ben niet eens moedig genoeg om mijn buik met de Man te delen en soms niet moedig genoeg om het aan te zien in de spiegel. Ik deel geen foto, maar als ik het in drie woorden zou moeten beschrijven: slap, strepen, bol. Ik heb allerlei truukskes, van een soort korset tot corrigerend ondergoed. Geen enkel truukske is ‘genoeg’. Ik blijf er zwanger uit zien, door de diastase waar ik maar eens voor naar de kine moet (maar wanneer, wanneer?).
Voor andere (twin)mama’s wil ik dit graag vertellen. Dat mijn buik nooit meer zal worden wat ie was (dus het is niet abnormaal als dat bij jou ook zo is – ik las laatst de Linda en daar stond een tweelingmama in die actrice is met een tweeling van twee en op één van de foto’s staat haar buik – de Man schoof het onder mijn ogen en zei dat het bij haar toch goed gekomen was – ze heeft de buik van een achttienjarig meisje, strak en plat en het is gefotoshopt, zeg ik u, want dat kan gewoon niet na een tweelingzwangerschap!). En dat op kiind moedige moeders hun buiken tonen en dat het echt helpt om dat te zien en zo heel langzaam je beeld te kantelen van hoe de realiteit is en hoe je ernaar kan kijken.

Nog meer wachten

D3D3BAFA-F8DD-4B03-A48B-76BD089DCDEF

In het ziekenhuis namen we een foto van hoe de baby’s nu in de buik zitten. De eerste (linkse) baby is ingedaald, hoera hoera. Dus die zit met haar hoofdje in mijn bekken, in tegenstelling tot de baby’s op de foto. Verder moesten er in het ziekenhuis nog twee afspraken gepland worden voor twee (wekelijkse) controles. Gevolg: tranen met tuiten. Nog TWEE weken?! We werden naar de parking gebracht door de shuttle (zo’n karretje dat door het ziekenhuis zoeft en dat mensen meeneemt die zelf niet kunnen stappen – de Man was tamelijk opgelucht dat hij de rolstoel kon parkeren en mee in de shuttle kon stappen). In de shuttle vroeg een geïnteresseerde dame mij of ik misschien een drieling krijg. (Grmbl.)

Je begeven in de openbare ruimte als je een tweeling krijgt, kent echt een omslagpunt. Tot op zekere hoogte is het leuk, maar er zijn ook gewoon dagen dat ik iedere onbekende die mijn buik wil aanraken een mep wil geven, en dat ik alleen maar in elkaar wil zinken bij mensen die kirren dat ze ook altijd al een tweeling hebben gewild. Heb recent ook iemand ontmoet die het helemaal niets vond, want zij had een kind van maar liefst 4,5 kilo gebaard, dus twee kinderen van 2,5 kilo (en groeiend!) is peanuts. Bovendien was ze graag zwanger en zou ze het zo nog tien keer opnieuw doen. Haar dokter had zelfs gezegd dat ze er een talent voor had. (Ik voelde me weer even in het derde middelbaar en gebuisd voor wiskunde.)

Intussen hebben we ook de maxi cosi’s gekocht en de isofixen en we hebben alles geïnstalleerd in de auto. Daarbij bleken we beiden de onhandigste tweelingouders ooit, want we kregen de maxi cosi’s niet meer van het onderstel van de bugaboo (stonden we daar naast de auto youtube-instructiefilmpjes te kijken) en die poot van de isofixen klapte niet uit en het inklappen van de wielen was ook maar improvisatie. Maar we hebben het uiteindelijk min of meer voor elkaar gekregen en ik had zowaar kortstondig een moment dat ik geloofde dat we ooit, any day soon, met de maxi cosi’s gevuld met baby’s naar huis zullen rijden en dat ik dan later tegen mensen op straat ga vertellen dat ik een talent had voor tweelingzwangerschappen en dat ik het zo opnieuw zou doen.

 

Nog steeds wachten

EEF6404C-55AE-4587-B28A-9514742FAD57

Zoals je kan zien, is de buik nu een volwaardige tafel voor bordjes met gebak. De kleinste zoon had het geniale voorstel te vieren dat hij groter wordt, en iets vieren met taart vind ik nooit zo kwalijk. We aten taart in mijn bed-op-de-babykamer waar ik het grootste deel van de dag doorbreng tegenwoordig. En de nacht.

De nachten zijn nog steeds niet om over naar huis te schrijven. Ik heb op enkele weken tijd de vijf seizoenen van Call the Midwife er doorheen gejaagd (ja,die had ik allemaal al gezien,  maar een mens moet wat). De laatste nachten heb ik ook Splitting up together gezien, een grappig-geniale serie over een koppel dat uit elkaar gaat en in één huis blijft wonen. De variaties op de situatie dat één van de twee seks heeft met een ander en de ander dat ontdekt/observeert, zijn nogal talrijk, maar daarnaast zijn er ook heel veel heel ‘echte’ situaties die zowel voor gêne als voor een glimlach zorgen.
(Bericht aan Netflix: graag seizoen 6 van CtM en het tweede seizoen van Splitting up together. Dank!)

En een twee- tot drietal keer per week komt de crisisdienst langs. Wat een lieverds zijn dat toch. Tijdens zo’n bezoek praat ik alle verwarde gedachten uit mijn hoofd (ik hoor dan zelf best dat ik sommige gedachten misschien wat te ver doorontwikkeld heb), wordt me keer op keer uitgelegd dat ik met slapeloze nachten + ADD + hormonen + altijd pijn + zwangerschapsdepressie + fysieke beperkingen niet van mezelf kan verwachten dat ik mijn postcode nog weet (kuch), en dat het echt heel logisch is dat ik de draad van de elektrische tandenborstel heb gesmolten in de tosti-machine (de Man had daar minder begrip voor). Ik voel me echt altijd beter als ze geweest zijn, omdat ze me een beetje uit de spiraal halen van mijn eigen gedachten, en de muren die hier op mij afkomen wat op afstand houden. Soms he, lijkt het alsof er nooit baby’s gaan komen. Het is zo abstract, hoewel ik ongeveer bezwijk onder het gewicht van mijn eigen buik, omringd ben door babyspullen en allerlei trapjes voel in mijn buik.

Wordt vervolgd.

 

 

 

 

Wachten

304ACBC3-9961-4D69-8D52-CA086579B779

De stilte hier betekent niet dat ik gelukzalig met de twee dametjes in bed lig. Of misschien wel, maar dan niet gelukzalig en ze zijn nog niet geboren.

Om hier wat informatie te voorzien zal ik af en toe een foto posten en iets vertellen, hoewel er dus niets te vertellen valt.

As we speak is de situatie dat ik ongewassen (douchen kost veel moeite, ik doe het straks nog wel), met een legging aan en een draagdoek rond mijn bekken geknoopt om het allemaal wat samen te houden, mijn dag vul met rusten. Een kwalijk ongelukje (uitgeschoven toen ik toch nog zelf eens een brood ging halen) zorgde er voor dat ik nog meer in de sukkelstraat terecht ben gekomen. Mijn bekken is namelijk behoorlijk verrokken en de trap op en af is plots nog moeilijker, net als mezelf omdraaien in bed, in bed gaan liggen of uit bed komen. De dag van de uitschuiver was trouwens een pechdag, want ik heb die dag ook een schaal uit mijn (al geruime tijd gevoelloze) handen laten vallen, met als resultaat dat mijn handen bloedden, het bloed alle kanten uit spatte, de grond vol glas lag en ik daar ook nog eens ingetrapt ben omdat ik het niet kon opruimen. Waardoor niet alleen het aanrecht, maar ook de houten vloer vol bloedvegen kwam te zitten. Spannend, jong. Zo alleen thuis zijn en hoogzwanger.

Eergisteren kwam het cadeautje dat je op de foto van zien, van één van de meterkes van de meisjes. Zelf gemaakt. Het concept ‘meter- en peterschap’ was trouwens voor mijn Man-van-boven-de-rivieren behoorlijk onbekend, dus ik heb hem een en ander kunnen vertellen over de eer die het meterschap inhoudt. Er zijn nog meer verschillen bij de geboorte van een kind. In Nederland is een geboortelijst leggen blijkbaar niet heel erg in (was ik overigens ook niet van plan) en het concept doopsuiker is ook niet uit te leggen aan mijn extreem nuchtere Nederlandse Man. Ik bedoel maar: je geeft geld uit en/of knutselt om suikerbonen te verpakken en die cadeau te geven aan bezoek?! Beschuit met muisjes zal het hier worden. Maar dan misschien cupcakes met muisjes, omdat zelfs mijn extreem nuchtere Man van-boven-de-rivieren niet van beschuit houdt.

Aan de meter in kwestie: duizend maal dank met hartjes. Al dat moois zit in het koffertje voor het ziekenhuis, want wat is mooier om aan te trekken dan iets dat met liefde gemaakt is? Ik hoop dat het gaat passen. Kan me niet voorstellen dat de kindjes zooo klein zullen zijn, als ik naar mijn buik kijk.

 

 

 

Nog eens in beeld

 

Ad 1. De buik is nu een tafeltje op zichzelf. Omdat weinig leuke dingen nog haalbaar zijn, is eten wel eens een troost. Meet chocomousse en sorbet. En een familieverpakking rennies natuurlijk voor na die zoete zondes. Ik heb intussen een apart bed op de babykamer, waar een soort van stelling van kussens gebouwd is, zodat ik enigszins comfortabel kan liggen. Het was bedoeld als overdag-bed, maar omdat ik de Man ’s nachts stoor met mijn wakker-liggen, lig ik daar nu ook ’s nachts. Hoe voelt enerzijds als een nest waar de slapeloze nachten minder eng zijn. En anderzijds maak ik me ook weer zorgen wat er van mij en de Man overblijft als ik nu ook nog apart slaap. Anyway. De iPad is een bron van vertier. Hoe deden mensen in de middelleeuwen dat, rusten zonder afleiding? Ik lees blogs, bekijk instagram-accounts, gebruik de NPO-app en Netflix.

Ad 2. Ik kreeg dit lieve boekje toegestuurd. De Prinses op de Erwt, die niet kan slapen door haar gevoeligheid en de erwt onder haar matras. ’s Ochtends zit te prinses huilend op haar berg kussens. ‘Zo gevoelig kon alleen een echte prinses zijn.’ Ik glimlach. Van niet slapen word je echt knettergek kan ik intussen uit ervaring vertellen. Ik denk dat ik blij mag zijn dat ik in dat knettergekke vooral heel passief ben. Ik kan en wil bijna niets meer. Lusteloosheid troef. (En nee, daar ben ik niet erg trots op.) Ik denk dat een scenario waarin ik gekke dingen zou beginnen doen, nog minder zou zijn. De psychiater staat klaar met een -pammetje (oxazepam of diazepam) als ik ja zeg, maar ik blijf koppig volhouden dat het niet goed is voor de baby’s en dat het echt de laatste weken zijn.
Op het eind van het boekje trouwt de prins met de prinses. Ik hoop maar voor haar dat daar geen tweeling van komt.

Ad 3. Controle bij 33 weken. De baby’s hebben de twee-kilo-grens overschreden! Iedereen happy happy. Complimentjes alom, omdat ze het beiden nog steeds op het niveau van een éénling doen (ook daar heb ik weinig verdienste aan – ik heb gewoon geluk en ik lig heel de dag lusteloos te zijn, helpt vast ook). Als het enigszins kan, hoop ik dat ik ze ergens tussen 36 en 37 weken aflever (en niet later, baby’s, echt niet veel later). Soms is dat even spannend. Er zijn momenten met voorweeën waar ik kreunend van over de bank hang. ’s Avonds heb ik één langgerekte harde buik. 33 weken lijkt goed, maar als ik dit lees ben ik toch weer heel bewust van het feit dat bevallen zou betekenen dat ik na een paar dagen zonder baby’s thuis zit. En dat is iets dat ik nog minder graag wil dan nog drie weken zwanger zijn. Benen toe houden, zegt de Man. En dan grapt hij er achter aan dat ik dat al die maanden geleden misschien ook beter had gedaan. Om vervolgens te vragen of ik het nog steeds gewild zou hebben als ik op voorhand wist hoe slecht het met mij zou gaan. En eerlijk gezegd? Op dat moment dacht ik: nee, ik zou het nooit meer durven. Weer een huilbui later besef ik dat ik daar radicaal anders over ga denken als de baby’s er zijn.

Ad 4. De baby’s. Aan mijn nest-bed heb ik twee jurkjes gehangen, die ik ook ’s nachts bij het licht van de straat kan zien. Kwestie van perspectief houden. Wordt vervolgd.

 

 

Intussen

Intussen tel ik de dagen af. Nog 24 denk ik. Of minder. Of meer. Ik kan er me niets bij voorstellen, ondanks alle voorbereidingen, de bewegingen van de meisjes, en bevallingsfilmpjes die ik stiekem (en meestal luid snikkend) kijk. (Echt jong, een porno-verslaving is waarschijnlijk gezonder.) En ik kijk hier en hier en hier af hoe het zou kunnen zijn.

Intussen heb ik een lijstje gemaakt van wat ik nog moet/wil doen in die 24 dagen. Luiertas, staat er. En jasjes. En kruikjes. En kapper. En nagels. En wees gerust, ook nog wat ‘echte’ dingen. De urgentie heft de stolp wat van de vermoeide dagen vol pijn.

Intussen heb ik misschien wel het slaapmiddel-bij-uitstek gevonden en het heet Jeroen Meus. Ik heb zowaar een nacht geslapen van 10 tot 1 en van 2 tot 5. (Met regelmatig wakker worden maar ook telkens weer inslapen.) Wat was anders dan de andere dagen/nachten? Aha, ik heb een filmpje van Jeroen Meus gekeken. Dagelijkse kost. Frambozenmousse. Blijkbaar kan je daar zoet van in slaap vallen :). Therapeutische dagelijkse kost.

Intussen komen er mensen langs van de crisisdienst om te kijken of ik niet gillend gek word. De vorige keer was ik te moe om te praten en lag ik op de bank. Straks komen ze terug. Eens kijken hoe dat zal gaan. Het breekt de lange dagen. Het heft de stolp wat op. Maar vooral: ik realiseer me door wat ze zeggen dat ik niet ben zoals ik nu ben. Lusteloos, eindeloos moe. Maar dat dat dus de ziekte is. En niet het gebrek aan wilskracht ofzo. En soms, soms durf ik denken aan de persoon die ik hierna (weer) kan zijn. Iemand met interesses en goesting en levenslust. En o ja, twee baby’s erbij.

Intussen lees ik over mensen die banen kwijt geraken en baby’s verliezen en ik voel zo veel compassie en vraag me elke keer af wat ik hier zo alweer zit te doen, met alles wat mijn hartje begeert, lusteloos op de bank.

 

 

 

De fuik

Binnen 27 dagen heb ik een afspraak met de baby’s. Ze kunnen ook later komen, maar ik heb ze uitgenodigd op de dag dat de maan vol is. Ze zijn immers ook ontstaan toen de maan vol was, en ik hou van cirkels die rond zijn.

De voorbije week was er geen om over te schrijven, dus ik twijfel of ik het doe of niet. Maar a. het gaat hier over het leven zoals het is, remember? en b. schrijven helpt het ook bij elkaar te puzzelen in mijn eigen hoofd.

Op vrijdag werd ik verwacht bij de poppoli. Het werd een lange zit waarbij de pijn heel snel het gesprek behoorlijk vertroebelde. Toen ik na allerlei vragenlijsten en onderzoekjes bij de psychiater kwam, was de diagnose ‘prenatale depressie’ een feit. Voor alle duidelijkheid: onder invloed van hormonen, pijn en slaaptekort is er iets mis gegaan in mijn hersenen. Het heeft niets te maken met niet blij zijn met de baby’s of ondankbaarheid. [Als ik hier iets van geleerd heb, is het dat het niet helpt om tegen iemand met een depressie te zeggen dat hij/zij maar eens wat leuks moet gaan doen, blij moet zijn met wat hij/zij heeft of dankbaarder in het leven te staan. Dat zijn nu net de dingen die niet lukken, omdat je hoofd gewoon even niet meer meedoet.]

Anyway. Het verbaasde me niets. ‘Die sluier die overal overheen ligt,’ zei de dokter, ‘dat is depressie’. Ja, denk ik. De sluier die over de dagen ligt, waar ik amper doorheen kom omdat ik pijn heb, moe ben, weinig energie heb, me beperkt voel, de slaapkamer mijn actieradius is geworden. En de sluier over de nachten. Jeetje, de nachten. Elke nacht strompel ik een keer naar de bank of het logeerbed om de Man niet wakker te maken. Meestal tussen 1 en 2. Uitzonderlijk een keer om 4 uur. Ik ben dan klaarwakker. Tegen de ochtend komt de slaap weer, maar dan begint de dag. [De voorbije nacht keek ik naar de mooie docu Verlaten op de NPO-app. Ik kijk ook vaak naar Jeroen Meus. Trage tv, mooi, dicht bij het leven.] [ Soms is het alsof mensen van de tv mijn vrienden zijn ofzo. Klinkt ziekelijk, maar als je heel de dag alleen bent en je kijkt naar een serie, heb je om den duur het gevoel dat die personages werkelijker zijn dan die hele wereld buiten de slaapkamer ofzo.]

Het weekend was extreem warm. Mijn voeten en handen zwollen nog meer op, ik voelde me zwaar beroerd. De slaap werd nog minder. Dus op maandag had ik een huilbui om u tegen te zeggen, belde ik het ziekenhuis en vertelde ik dat ik ongerust was (wijzen dat ellendige gevoel en die dikke enkels en handen niet op zwangerschapsvergiftiging?) en reed ik naar daar voor controle. Monitor, allerlei checks. Bloeddruk was laag in plaats van hoog. Baarmoeder was iets te actief, en baarmoederhals iets te ver verstreken.

Anyway. Ik sleepte me naar huis, kroop in bed. De Man kwam terug uit het werk. De telefoon ging. De psychiater van het ziekenhuis vroeg of ze mijn Man mocht spreken. Ik gaf verdwaasd de telefoon door. Het verzoek werd gedaan om me op spoed binnen te brengen. De combinatie van de diagnose op vrijdag en ellende op maandag had wat alarmbelletjes doen rinkelen.

Babysit gezocht, naar het ziekenhuis gereden. En toen werd de fuik opgezet. Ik was somber, toch? (ja) Wanneer had ik nog eens een nacht geslapen? (geen idee) Ik had wel eens wanhoopsgedachten gehad, toch? (ja, in maart – het hielp om te stoppen met werken) Het was fysiek zwaar, toch? (ja, maar 32 weken en twee baby’s zijn daar een prima excuus voor) Wist ik dat prenatale depressie een verraderlijk ziektebeeld is? Door de combinatie van hormonen en slaaptekort zou ik mezelf zomaar iets kunnen aandoen. (tegen die tijd snikte ik al)

Even later werd ik in een rolstoel naar een psychiatrische afdeling gereden. Als ik niet minder uitgeput zou geraken, zou het een drama zijn voor bevallen en kraamtijd. Ik werd in een kamertje gestopt. Er werd op me ingepraat over het nemen van slaapmedicatie. Ik weigerde, dat vonden ze dom. Twee dagen later vond ik op een website van de Nederlandse overheid dat de medicatie die ze me wilden geven absoluut uit den boze is in het derde trimester van een zwangerschap.

Het werd nacht. Ik hoorde andere patiënten huilen in andere kamertjes. Het werd weer dag. Ik werd gewekt, onderzocht en ging ontbijten. Ik zat aan tafel met huilende anorexia-patiënten met buisjes in hun neus, twee verpleegsters aan elke kant om hen te overtuigen een schepje corn flakes te eten.

Weer in bed probeerde ik mijn gedachten op een rijtje te zetten. Het was me duidelijk dat ik hier niet hoorde. Mijn Man was jarig. De omgeving nodigde niet echt uit tot tot rust komen of me beter voelen. Er was wel een heel lieve verpleegster die thee bracht en mijn kussensloopjes ververste omdat het zo warm was.

Na een paar uur zat ik voor een peloton van zes dokters. Dat ik naar huis ging. Dat daar zijn me niet hielp. Er werd gesproken over verraderlijke ziektebeelden en mezelf iets aandoen. Ik kreeg het gevoel dat alles wat ik zei of deed verdraaid kon worden. Als ik bijvoorbeeld vertelde dat ik geen plannen had mezelf iets aan te doen en wel gedachten heb over hoe het gaat zijn als de baby’s er zijn, werd er priemend naar me gekeken alsof ik in ontkenning was.

Anyway. De Man kwam. De dokters hadden een plan. Voor medicatie en hulp thuis. We gingen naar huis. Ik was even verdwaasd als geschrokken.

De volgende dag moesten we naar de psychiater van de crisisdienst. Tegen die tijd was ik kwaad, om drie dingen:

  1. Wie bedenkt het dat een zwangere vrouw (of wie-dan-ook!?) beter wordt in zo een omgeving?
  2. Wie bedenkt het om een slaappil op te dringen (niet genomen) die gevaarlijk is tijdens de zwangerschap?
  3. En wie bedenkt het om medicatie voor te schrijven waar baby’s postnataal afkickverschijnselen van krijgen?

De psychiater van de crisisdienst zei dat hij zich ook niet lekker zou voelen, als hij het huis amper uit kon, elke dag pijn zou hebben en niet zou kunnen slapen. Hij vond het allemaal niet zo vreemd, zei hij.

En nu. Nu komt er om de zoveel dagen iemand langs om te kijken hoe het gaat. We proberen hulp aan te vragen in het huishouden, zodat mijn frustratie van niets-meer-kunnen en heel-de-dag-alleen wat getemperd wordt. Ik probeer onder die sluier uit te komen, zonder pillen. En ik tel de dagen af, tot de geboorte. Uitkijkend naar de baby’s. En naar het achter mij laten van deze tijd waarin ik zo veel kwijt ben geraakt (werk, bijberoep, fysieke en mentale vermogens, zelfvertrouwen, …) en in verwachting ben van zo veel nieuws.