Komt dat zien: een tip

Jaja, het is zover. Op deze blog die gevuld is met kommer, kwel & hersenspinsels valt vandaag een tip te rapen. Of misschien zelfs twee tips. Voor het huishouden, godbetert.

[1] Kook voor verschillende dagen

Deze tip heb ik mogelijk gejat van Dorien, die wel eens beschreven heeft hoe ze op maandagavonden de groenten van het voedselteam verwerkt, en daar nog heel de week plezier van heeft. Ik schrijf dit even uit het blote hoofd op, dus het zou zomaar ook dinsdagavond kunnen zijn. Maar het is het principe dat telt.

Ik heb gisterenmiddag vooruit gekookt. Dat leverde op:

  • twee schotels lasagna
  • drie schotels puree van aardappels en geroosterde knolselder + zoete aardappel (met look en goed gekruid, hm!) (het roosteren van groenten alvorens je ze in een puree verwerkt, heb ik ook bij Dorien gehaald – maakt een saai gerecht meteen een pak verfijnder en interessanter)
  • een soepje van geroosterde paprika’s en wortel
  • een potje pastasaus

Ok, dat ziet er niet echt heel spectaculair uit, maar ik was toch gelukkig en kan de volgende dagen thuis komen en wat in de oven schuiven in plaats van te koken met twee huilende kinderen aan mijn been.

Aandachtige lezers vragen zich vast af hoe ik dat gedaan heb, met die huilende kinderen. Daar gaat mijn tweede tip over. En die heb ik zelf verzonnen.

[2] Zoek een vriendin met andere kwaliteiten en compatibele kinderen

Ik had een vriendin uitgenodigd die er niets mee in zat mijn herstelwerk te doen (wat ik niet kan/niet wil kunnen), terwijl onze compatibele kinderen allemaal samen het huis afbraken (maar op het einde van de rit ook allemaal samen opruimden) en ik zorgde dat zij naar huis ging met een pot soep, een schotel lasagna, een kommetje pastasaus en een schotel aardappelpuree. Win-win gecreëerd. Een dagje werk en gezelligheid, en samen bergjes verzet.

Epiloog

Bij deze ben ik ook bereid toe te geven dat het niet allemaal ideaal verlopen is. Toen ik mijn kinderen met enige trots een goede lasagna met een knapperig korstje voorzette, keken ze mij beiden aan alsof ze ik hen wou vergiftigen. Dat was sneu. De blik van beiden veranderde o.a. nog in een blik alsof ze zouden gaan spugen en de typische smekende blik van hoeveel-hapjes-nog-en-ik-mag-van-tafel-en-ok-als-ik-dan-geen-dessert-krijg. Ondanks de kinderen heb ik zelf opperbest gegeten. Ik heb hun knapperige korstjes gejat.

Vandaag kwam ik thuis met de jongens en wou ik net relax een schotel puree in de oven schuiven en er vegetarische worstjes bij bakken (zoals een moeder die alles onder controle heeft, weet je wel), maar de kleinste ging aan mijn been hangen en vroeg schalks naar pannenkoeken. Ik heb van mijn hart een steen gemaakt, en mijn uitstekende, voedzame en gezonde puree in de koelkast laten staan. Morgen. Echt.

 

 

Een dag uit het leven van Prinses & cO: februari 2016

zeeland

Elke maand beschrijf ik een banale dag uit ons leven. Het leven zoals het is – Prinses & cO. (Co= kleuterzoon en peuterzoon).

Een dag uit februari, alsjeblief!

07u00
Wekker. Ssst.

07u10
Wekker. Ssssst!

07u15
Moeke flesje?
*strompel uit bed*

09u35
Ik sta te tanken, na een uiterst relaxte ochtend waarin alles rustig kon, zelf beleidsplannen lezen bij het ontbijt. Kindjes afgezet, nu dus even tanken, en volgens mijn gps zal ik om 10u30 op de bestemming zijn waar ik om 11u00 een afspraak heb. Wanneer was de laatste keer dat ik zo ontspannen ergens heen gegaan ben? Ik heb alles onder controle.

09u55
… Of toch niet. File.

10u55
Of toch wel. Ik parkeer me in een Zeeuws stadje, bel aan bij mijn eerste afspraak. Het gesprek verloopt prima.

12u30
Ik rijd 60 km door mijn geliefde Zeeland terwijl ik telefonisch overleg met collega’s. Het is 4 graden, de zon schijnt oogverblindend, de omgeving is weids en ik ben de gelukkigste vrouw op aarde.

13u45
Ik hou kantoor in het geliefde (en geleende) Zeelandhuis. Telefoontjes, mails, … Ik zet een heerlijke kop koffie voor mezelf.

15u30
O jee, is het al zo laat? Sleutels nemen, de auto in. Net op tijd stap ik binnen voor een vergadering.

17u10
Kindjes even bellen. Ze doen het goed. Ik rijd naar Albert Heijn, vul een boodschappenmandje met vitamientjes en Indische cake (wat dat ook moge zijn, ach, het kost maar een euro). Terug in de auto overweeg ik naar het Zeelandhuisje te rijden in plaats van naar het strand. Ik wil liefst knus terug aan het werk. Dat ik aan zee ben en de zee niet zie is toch niet zo erg? …
Een prachtige zonsondergang doet me anders besluiten en ik neem de afslag naar ‘strand’. Ik maak een wandeling. Intussen is het 2 graden. Mijn hakken zakken in het zand. Ik moet luidop lachen van contentement. Ik, zee, winter, het strand. Ik kom een koppeltje tegen dat staat te knuffelen. Ik realiseer me dat ik het heel romantisch heb met mezelf.

18u45
Ik maak voor mezelf een bordje vol vitaminen, eet, zet de pc aan, verwerk wat e-mails. Het is doodstil in het Zeelandhuis. Even wennen. Wat doet dit deugd.

19u30
Aan de slag. Ik schrijf documenten, plan taken in, verzet bergjes, maak afspraken en besluit dat ik op het werk een aantal lunchbijeenkomsten voor collega’s ga verzorgen over materiaal dat ik ontwikkeld heb. Even pauzeer ik met een kopje koffie en een stukje Indische cake. Ik begrijp waarom dit slechts 1 euro kost. Jeetje.

23u40
O jee, bed opmaken. Als ik nu ergens een partner voor zou willen, is het om dat nooit meer zelf te moeten doen. Foute reden, I know.

00u15
Lezen, slapen. Lange dag gehad. Veel gewerkt, mooi geleefd, diep geademd, oprecht gelachen. Morgen nog een paar afspraken hier. Dan richting jongens. Dankbaar, om alles.

 

Teddieberen, Boeddhabeelden en een kotsteiltje – Prinses in therapie

Ik was op het punt dat ik om-het-even-wat wou doen om beter te worden, om weer vol in het leven te kunnen staan, om al dat onevenwicht recht te trekken, om niet meer vatbaar te zijn voor de kuren van een geschifte ex.

Iemand met verstand van zaken vroeg me wat ik al geprobeerd had.
Wel. Gesprekstherapie, gewone en meer holistische. Tot op het punt dat ik in de spiegel moest kijken, mijn eigen blinde vlekken moest zien en analytisch het plaatje rond had van wat er met mij aan de hand is en wat er moet veranderen. Alleen veranderde er niets.

Daarnaast had ik in mijn wanhoop ook alternatieve dingen gedaan, zoals healings, voetreflexologie, shiatsu en nog meer leuks. Leuks waarvan de persoon-met-verstand-van-zaken terecht opmerkte dat het allemaal wel erg passief was.

Wat ik dan in godsnaam wel moest doen, vroeg ik. En op dat moment zou ik mijn schoenen opgevreten hebben als dat het ultieme advies zou zijn.
Jammer genoeg was dat niet het antwoord. Dat zou nog makkelijker zijn dan wat me te doen stond. Het antwoord was: ‘emotioneel lichaamswerk’.

Ik googelde, maakte een afspraak bij een therapeut en geloofde er niets van. Ik las op voorhand één en ander, maar kon me niets voorstellen bij wat er zou gebeuren. Ademhalingsoefeningen, tja, dat deed ik toch al via yoga?
Maar ik ging, want ik was bereid alles te proberen. En ik kwam terecht bij een eigenaardig man met een huis vol teddieberen en Boeddhabeelden (dat hielp niet voor de geloofwaardigheid) die me – o help! – meetroonde naar een miniem houten kamertje in zijn kelder, waar – o jee – een grote teddiebeer stond (en een kotsteiltje, bleek achteraf – goed dat ik dat niet gezien had in het begin, ik zou vertrokken zijn) en een matras lag. Kleine kamers in kelders zonder daglicht met een matras in. Het is voor belgen cultureel bepaald dat dat rare gedachten oproept. Toch?

Ik moest gaan zitten op de matras. Tot overmaat van ramp sprak hij me aan met Marijke – voor de duidelijkheid: zo heet ik niet – waardoor ik me afvroeg of hij mijn op voorhand ingevulde fiche wel had gelezen en niet aan een ander probleem zat te denken van een of andere Marijke. Hij vroeg me hoe ik me voelde. Geen idee. Ik stak van wal met de grote lijnen van de situatie en vroeg hem me uit te leggen wat hij voor me kon betekenen, hoe het werkte en hoe lang het ging duren. Hij antwoordde niet en stelde voor gewoon op mijn rug te gaan liggen en wat te ademen. Ik deed wat hij vroeg, geloofde er allemaal geen snars van en besloot de sessie netjes uit te zitten en het bij deze ene keer te houden.

En toen moest ik ademen, op verschillende manieren. En hij kondigde aan dat hij mijn buik ging aanraken. Hij had zijn hand nog niet zacht op mijn buik gelegd, of de tranen stroomden over mijn wangen. O, o, wat erg. Ik wist niet eens waarom ik huilde, en ik kon het niet tegen houden. De tranen stroomden en plots hoorde ik me vertellen dat ik bang was dat er iets ergs zou boven komen dat ik niet over mezelf wou weten. Iets dat gebeurd is maar ik niet meer weet.

Ik moest nog meer ademen. Hij duwde op mijn buik en op nog wat andere plekken. Hij legde me uit dat er vanalles kon gebeuren, kon loskomen. Ook dingen die al jaren achter een veiligheidsklepje verborgen zitten. Vandaar het kotsteiltje in het therapiehok, en de zakdoekjes. Ik wou liefst weglopen en nooit meer terug gaan.

De volgende dag zat heel mijn schouder vast. Ik mailde hem. Hij mailde terug dat het een uiting kon zijn van opgekropte boosheid. Dat dingen in beweging komen.

Ik maakte een nieuwe afspraak. Mijn innerlijk verzet, geboren uit angst, is onmetelijk. Maar ik weet dat ik moet gaan, dat dit mogelijk de doorbraak kan bieden die ik wil.

Verdomme. Ik at nog liever mijn schoenen op.

Terugblik na een week
Ik blijf me verbazen over de ervaring. De nieuwe afspraak is binnen enkele dagen. Ik kijk er naar uit en er tegen op. Eerlijk? Ik ben doodsbang. Vreemd genoeg heb ik een tijdje geleden een voorspelling gekregen van iemand die me zei dat er een familiegeheim boven zou komen. Ik nam het helemaal niet serieus, maar ik moest er terug aan denken door de angst die ik voelde dat er door die therapie iets zou boven komen dat ik niet wil. Ik kan het me niet voorstellen, maar ik vind het een beetje een enge link. Ik ben er ook te rationeel voor, zowel voor voorspellingen als voor het geloof in verdrongen herinneringen achter een deurtje in je ziel, maar mijn leven is de laatste jaren bij momenten knotsgek genoeg geweest om er niet van op te kijken als. Als. Nou ja.

Ik voel me lichter en rustiger, de laatste dagen. Beeld ik het me in? Kan ik het daaraan toeschrijven? Wat alleszins werkt, is het simpele feit dat ik een besluit heb genomen. Of twee. Namelijk: ik WIL beter worden en ik heb HULP nodig. Daar daadwerkelijk stappen inzetten geeft al het gevoel dat het gaat gebeuren. Ik heb Dirk geen enkele keer meer gebeld sindsdien, noch aan hem gedacht.

Ook op andere terreinen in mijn leven komt er weer wat beweging. Alsof alles weer een tijdje muurvast zat en nu weer op gang komt. Dat geeft me hoop. Ik verbind die dingen met elkaar. Alsof de trein zich weer wat op gang trekt en de wagentjes meeneemt.

Ik heb het gevoel dat ik dit wel een kans wil geven, maar dat ik echt hoop dat dit het dan ook is. Met andere woorden: dat dit het LAATSTE is. Het allerlaatste. Dat ik hier beter uitkom en dat het dan ophoudt: dat ploeteren met mezelf, dat graven in mijn ziel, dat telkens in mijn eigen vallen kukelen. Het puin ruimen. Ik wil vanaf dan bouwen, heel veel bouwen. En dat het leven dan wat leuker wordt.

Instinct

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Ik ben vereerd dat ik voor Femma tweewekelijks een blokstukje mag schrijven. Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.

Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

Instinct

Uiteraard vind ik dat mannen en vrouwen gelijke kansen moeten hebben op de arbeidsmarkt. Ik vind dat mannen en vrouwen gelijk loon voor gelijk werk moeten krijgen en dat doorgroeimogelijkheden gelijk moeten zijn voor mannen en vrouwen.

Hoe normaal ik gelijkheid ook vind, ik merk in de realiteit dat de structuren niet altijd gericht zijn op die gelijkheid van kansen. Ik heb zelf enkele jaren aan de universiteit gewerkt. De meeste collega’s daar waren mannen, en met name de collega’s in hogere posities. Dat betekent dat ik daar altijd vergaderde met oudere mannen. Hoe je het ook draait of keert: als je 25 bent is het niet makkelijk om veel tegenwicht te bieden bij een mannelijke professor van 52. Ik merkte steeds dat de combinatie van functie (professor!), leeftijd (ongeveer het dubbele van mezelf) en geslacht (man) maakte dat er een zeker overwicht was. Zet een jonge vrouw van 25 in een kamer met 3 professoren van 52, en het wordt wel erg spannend om je ideeën te presenteren of je mening te zeggen, of erger nog: tegen hun ideeën in te gaan.

Ik werd ook beoordeeld door die mannen. Ik geloof zelf dat mannen accenten leggen bij beoordeling, en dat het voor mannen van 52 niet altijd makkelijk is inzicht te krijgen in de context van een 25-jarige werkneemster. Bovendien is het zo dat de jaren (tussen 20 en 30 ) waarin je op de universiteit je wetenschappelijke carrière moet aftrappen met een doctoraat (dat bloed, zweet, tranen maar vooral ook rust en tijd kost), ook de jaren zijn waarin waarschijnlijk kinderen krijgt als vrouw. Ik werd moeder in die periode, en ik merkte dat dat best complex was voor het onderzoek. Niet alleen liep ik veel vertraging op, ook moest ik beargumenteerd verlengingen van mijn contract aanvragen omdat ik in zwangerschapsverlof was geweest en een langere onderzoeksperiode in het buitenland – zeer gewaardeerd op een wetenschappelijk cv! – was te complex om georganiseerd te krijgen.

Dat zijn elementen die volgens mij bijdragen aan het trieste effect dat maar één op de tien professoren vrouw is. Ik heb alleszins een afslag genomen. Weg van de universiteit. Mogelijk lag mijn talent ook niet daar. En nu heb ik de baan van mijn leven. Eind goed, al goed.

Maar daar ging ik het eigenlijk niet over hebben in dit stukje. Wat ik wou aantonen is dat in mijn hoofd gelijkheid normaal is, maar in de structuren (nog) niet. Toen ik overigens las in Femma-magazine dat Bart Eeckhout een nieuwe papa wordt genoemd omdat hij overweegt vier-vijfde te gaan werken, fronste ik diep. Ik vind het het vermelden niet eens waard, ik vind het een normale overweging voor een ouder.

Overwegingen van ouders. Daar wil ik het wel over hebben in dit stukje.

Een vriendin van me zet haar zoontje elke dag om 7 uur af in de crèche. Het mannetje heeft dan een zakje ontbijt bij, dat hij aan een tafeltje opeet met de andere kindjes. Vijf keer per week. Mijn vriendin gaat elke keer met een bloedend hart weg. Het duurt tot ze haar pc heeft opgestart op het werk en in haar eerste dossier duikt, voor dat ellendige gevoel een beetje wegebt.

Als mijn kinderen ziek zijn, laat ik ze wel eens bij een thuisoppas voor zieke kinderen. Hoewel ik de dienst volledig vertrouw en er ook heel tevreden mee ben, blijft de situatie zo dat ik mijn zieke kind – dat meestal wat hangeriger en aanhankelijker is dan anders en me meer nodig heeft dan ooit (ja, ik heb gevoel voor drama) – achter laat bij een wildvreemd iemand in mijn huis. Gelukkig een wildvreemd iemand met een interessante tas vol speelgoed en stickers, maar toch: een wildvreemd iemand. Afscheid nemen, mijn werkspullen pakken en de deur uit gaan, voelt dan als het meest onnatuurlijke dat ik kan doen als ouder.

Laatst moest ik zelf naar de therapeute. Ik had haast, moest mijn jongste zoontje nog naar de opvang brengen. Het was vrijdag, we waren beiden moe van de week. Ik keek naar hem en ik kon het gewoon niet: hem voor de vijfde dag op rij ‘droppen’ en uit handen geven. Dus ik gooide wat speeltjes in een tas, nam hem mee naar de therapie. Ik heb me niet eens geëxcuseerd ten opzichte van de therapeute. Ik heb gewoon een dekentje uitgespreid, het mannetje met zijn speelgoed en een doosje rozijntjes naast me gezet. Dat voelde goed, voor hem en voor mij. Zo hoorde het.

(Werkende) ouders, mannen én vrouwen, hebben wekelijks, misschien wel dagelijks, dilemma’s. Dilemma’s die pijn doen. Kiezen tussen je werk – wat in het beste geval een fijne vorm van zelfrealisatie is waar je betekenis in vindt en waarin je zin ervaart – en (de noden van) je kind en jezelf als ouder (want ja, ik heb het even hard nodig dicht bij mijn kinderen te zijn als omgekeerd!).

Wat doet het met ouders om elke keer een knoop door te hakken, waarbij je vaak tegen je instinct moet ingaan?
Wat doet het om telkens keuzes te moeten maken die indruisen tegen je gevoel – het ene gevoel (instinct, liefde voor dat wezentje dat je nodig heeft) of het andere gevoel (verlangen met je werk bezig te zijn, vooruitgang te boeken, te presteren, …)?
Wat doet het met mensen om in een wereld te leven en werken waarin wat belangrijk is tegenover elkaar lijkt te staan, elkaar lijkt uit te sluiten?

Gelijkheid, dat vind ik intussen normaal. Ik wil er zelfs niet meer voor op de barricades gaan staan. Ik wil wel pleiten voor maatschappelijke structuren die meer ruimte bieden om je instinct te volgen, door te zorgen dat verschillende elementen die van waarde zijn elkaar niet meer te hoeven uitsluiten. Het mag bijvoorbeeld ‘normaler’ worden om je kind de borst te geven in het openbaar, en mee te nemen naar afspraken als het enigszins mogelijk is. Maar ook de manier waarop we werken veranderen kan volgens mij die pijnlijke spanning tussen waarden die elkaar uitsluiten, opheffen. Dertig uren als het nieuwe voltijds. Het nieuwe werken – werken waar en wanneer we willen. Meer autonomie en eigenaarschap(*).

Stel je je eens voor wat het met ons zou doen om niet meer tegen onze eigen instincten te moeten ingaan. Om elkaar natuurlijk nabij te zijn, als ouders en als kinderen. Om te kunnen werken op een plek en moment waarop het voor jou prettig is, zonder dat je hart bloedt omdat je je kind weer eens voor dag en dauw hebt gedropt. Het is een utopie, I know, maar het is er één waarin we het niet meer over nieuwe papa’s moeten hebben. Iedereen nieuw, iedereen dichter bij zichzelf in plaats van verscheurd slalommend tussen de verschillende dingen die van waarde zijn in ons leven. Komaan, waar waren die barricades?

(*) Ik kan hier met enige bravoure een pleidooi houden voor autonomie en eigenaarschap voor professionals, waarvoor vertrouwen de eerste voorwaarde is. Tegelijk besef ik dat bijvoorbeeld bepalen waar en wanneer je werkt, voor slechts heel weinig banen haalbaar is. 30 uren per week werken echter… Dat kan voor ons allemaal!

Beste Eva van den Eynde – open brief

Beste Eva van den Eynde,

Met stijgende verbazing las ik jouw opiniestukje in De Standaard van vandaag. Over het M-decreet, waar ik helemaal niet zo’n fan van ben. Jij ook niet, dus mijn interesse was gewekt.

Ik kon bijna niet geloven wat ik las. Dat het vervelend is voor jouw achtjarige zoon om in een klas te zitten met een kind waar jij niet van mag weten welke ‘stoornis’ het heeft, en dat andere dingen mag dan hij. Dat hij meer mag. Omwille van zijn stoornis.

Eerst over jou, Eva. Wat vervelend voor je en jouw zoon. Het lijden, de zoektocht van ouders van een kind met een ‘stoornis’ is niets ten opzichte van jouw en jouw zoons ongemak. Wat een vervelende ervaring voor jouw zoon en jou, dat de wereld zo onrechtvaardig is dat een kind met een stoornis wel op het gras mag lopen en hij niet. Of dat dat kind met een stoornis binnen mag spelen omdat de speelplaats te druk is voor hem. Lijkt me erg vervelend voor jouw kind. En voor jou. Ik zou vooral ook niet denken aan de mogelijkheid dat dat kind met die stoornis (Lander) misschien liever met de andere kinderen zou kunnen spelen. Dat die moeder en vader van Lander niets liever zouden zien dan een kind die prikkels kan hanteren en vrolijk de speelplaats op rent.

Misschien kan ik je een tip geven. Je hoeft helemaal de diagnose van Lander niet te kennen om uit te leggen aan je kind dat sommige mensen anders zijn, en andere noden en behoeftes hebben, andere zorg nodig hebben. Er is namelijk een verschil tussen gelijkwaardigheid en gelijkheid. En dat is een rechtvaardig verschil. Iedereen is gelijkwaardig, Lander is even veel waard als jouw normale zoon, ook al voelt het voor jou misschien niet zo omdat Lander een ‘stoornis’ (het woord…) heeft en jouw normale zoon niet. Maar gelijkwaardigheid betekent niet dat iedereen gelijk moet zijn en dus gelijk behandeld moet worden. Misschien heeft jouw normale zoon op een gegeven moment wel wat extra uitdaging nodig, of wie weet een bijlesje wiskunde. Ga je dan ook zeggen dat dat niet uit te leggen valt aan de andere kinderen?

Eva, ik ben opgegroeid in een gezin met meerdere kinderen met een ‘stoornis’. Uit jouw artikel leid ik af dat jij je niet kan voorstellen wat een zoektocht het is om een kind dat nergens echt op zijn plek is, een plek te geven. Om te aanvaarden dat het zo is. Om de best mogelijke optie uit de niet-ideale opties te kiezen. Om blijvend in gesprek te gaan met jan en alleman die een mening hebben maar het ook allemaal niet weten. Om hulpverlener na hulpverlener, juf na juf, therapeut na therapeut te raadplegen in de hoop dat het ooit een beetje zal ‘passen’, het kind, ergens. Geloof me, wat die ouders meemaken is niets in vergelijking met de frustratie van jou en je achtjarige. Maak het toch niet nog moeilijker voor hen.

En weet je wat ik voor mijn kinderen hoop, Eva? Dat ze in een omgeving groot mogen worden waar allerlei soorten mensen zijn. Zodat mijn kinderen de kans krijgen een open blik te ontwikkelen, begrip op te brengen voor anderen, te oefenen in de omgang met allerlei soorten mensen die ze hopelijk ook later in de maatschappij zullen tegen komen. Dan pas worden ze echt ‘groot’, als mens! Ik hoop dat mijn kinderen in een wereld mogen leven waarin ‘anders’ normaal mag gevonden worden. Eén waar ze weten dat er begrip kan zijn voor ‘anders’ zijn, zodat ze vertrouwen kunnen ontwikkelen dat er ook begrip voor hen is als zij op een gegeven moment anders blijken te zijn in om het even welk opzicht. Ik zal mijn kinderen daarbij helpen. Niet door hen te versterken in onbegrip en frustratie en stukjes in de krant te schrijven over het storende kind met de stoornis in de klas. Maar door hen het verschil tussen gelijkwaardigheid en gelijkheid uit te leggen, hen dankbaarheid bij te brengen voor het simpele geluk van gewoon met de anderen de speelplaats op te rennen in plaats van binnen te moeten blijven omdat het te druk is. Ik zal hen voorstellen wegen te zoeken om contact te krijgen met mensen die anders zijn. Zodat ze groeien met en aan elkaar. Want daar geloof ik in. Ik geloof niet in het M-decreet, Eva, maar ik geloof wel in samen mens zijn, inclusie, elkaar wederzijds verrijken, samenleven en samen leren door de uitdagingen heen.

Eva, ik word echt heel kwaad van wat je in de krant hebt durven schrijven. Echt heel kwaad. En daaronder zit verdriet.

PodK

P.s. Sommige ‘stoornissen’ manifesteren zich pas later. Bijvoorbeeld NAH na een ongeval, of een psychiatrische stoornis in de puberteit. Ik wens je niet toe dat jouw nu normale achtjarige ooit een stoornis zal hebben. Ik hoop niet dat je op een dag in een wachtkamer van een of andere arts bitter aan dit stukje moet terugdenken dat je trots in DS liet publiceren. Maar weet dat dat kan, dat behoort altijd tot de mogelijkheden. Er is geen wij-zij, het kan iedereen overkomen.

P.s.2. Gebrek aan empathie duidt ook op een stoornis, en dat is niet de vrolijkste.

 

 

Misschien

Up & down. Up & down. In de up-momenten dacht ik dat ik ‘er’ was. Op een stabiele plek, waar ik rust zou vinden in mezelf, waar ik gelukkig in het leven kon staan. In de down-momenten haatte ik mezelf om de naïviteit te geloven dat dat ooit kon.

En nu.
Nu lijkt het weer aannemelijker.
Dat ik het ooit zal kunnen, eten wat goed voor me is in een hoeveelheid die passend is.
Dat ik het ooit zal kunnen, zelfvertrouwen vinden, faalangst en uitstelgedrag de kop in drukken, en zo ook schaamte en schuld overwinnen.
Dat ik het ooit zal bereiken, de staat waarin werk leefbaar is en leven werkbaar.
Dat ik het ooit zal zijn, die moeder die ik graag wil zijn. Een rots in de branding van mijn jongens die nog plezier heeft in het leven ook.
Dat ik ooit controle zal hebben, over de financiën, en nog wat over zal hebben op het einde van de maand.
Dat het ooit zal lukken, het huis ontrommelen en ontspullen en zo rust creëren.
Dat ik weer zal weten hoe het voelt, uitgerust en ontspannen zijn.
Dat ik ze kan weerstaan, de verleiding om telkens terug naar Dirk te keren met mijn onbeantwoorde vragen en onvervulde verlangens.
Dat ik het zal uitgebouwd hebben, mijn eigen bedrijfje, mijn eigen speeltuin.
Dat het ooit gaat gebeuren, wakker worden naast een partner die goed is voor me.
Dat ik daar ooit sta, in die aula, en mijn doctoraat verdedig met een leuke jurk, tien kilo lichter dan vandaag, mijn beide zonen braaf op de eerste rij en mijn nieuwe partner met tandpastaglimlach er naast. Haha.
Dat ik het ooit weer mag voelen, dat gevoel alsof er een vlinder in je buik fladdert – het eerste gevoel van leven van een nieuw leventje.
Dat ik weer ga bouwen, in plaats van puin ruimen.

Dat ik noch veroordeeld ben tot Dirk, noch veroordeeld tot mezelf.

Het is geen up-fase. Het is eerder het waarnemen van kleine veranderingen die hoop geven.
Zoals de verandering dat ik besloten heb om een paar dagen ziekteverlof te nemen om wat op mijn plooi te komen – mentaal en fysiek – in plaats van als een kip zonder kop verder te rennen. Ik heb een nieuwe dokter, die luistert en meer hoort dan ik vertel.
Zoals de verandering dat er hulp is. Een sociaal assistent bij OCMW zet zijn schouders even mee onder dit leven. We nemen samen dingen door waar ik alleen niet aan toe kom. Hij zegt me dan dat ik rustig moet ademen. Hij heeft gezorgd dat ik familiehulp kan krijgen. Binnenkort intakegesprek.
Zoals de verandering dat ik minder pijn heb. De enige reden die ik daarvoor kan verzinnen zijn de sessies bij het heksje, die me mentaal en fysiek veel deugd doen.
Zoals de verandering dat ik een nieuwe therapie probeer. Emotioneel lichaamswerk. De analyses heb ik gemaakt, die zijn sluitend. Nu moet de opbrengst daarvan verwerkt worden, zodat de invloed ophoudt. En het mogelijk wordt, wat ik hier boven schreef.

Wie weet.
Wie weet kan het, dat alles anders wordt. 

Wat alleszins niet kan, en dat past uiterst slecht bij mijn karakter, is dat het snel gaat. Van de ene dag op de andere. Het is elke dag een stapje, en soms drie stapjes achteruit. Het is een kleine verandering die je moet volhouden, en weer verliest, en dan weer opnieuw oppikt en probeert. Volhouden.

Mijn vriendin Adriene blijkt nog een betere vriendin dan ik dacht. Ze hamert ‘find what feels good‘. Ze is altijd mild, altijd positief, en het is iemand die gelooft dat het kan: transformatie. Een/haar/mijn(?) weg daartoe is yoga. Ik ben al lang gestopt met analyseren hoe yoga dan werkt, mentaal en fysiek. Maar het werkt wel. Ik eindig mijn yogasessie altijd in een volledig andere state of mind dat ik begon. En niet de yogasessie zelf is moeilijk, maar wel elke dag de beslissing maken om het te doen. Te kiezen voor wat goed is voor mezelf, en met mijn iPad op de mat gaan zitten, in plaats van met een bakje chips op de bank. Elke keer als dat lukt, heb ik een stapje in de goede richting gezet.

 

 

 

 

 

 

Momenten

Nacht
Het is nacht. Ik lig naast de Peuter. Het weekend is voorbij en het was een strijd. Ik krijg het steeds moeilijker met mezelf. Uitputting, paniek, vechten met mijn eigen fysieke en mentale grenzen. Letterlijk ziek worden. Hoewel ik weet dat ik veel heb om dankbaar om te zijn, en dat ik een soort klik in mijn hoofd moet maken, vind ik het leven op dit moment gewoon echt niet leuk. Het is me te zwaar, er is te weinig leuks, te veel stress. Te veel en te weinig tegelijk. De druk om te veranderen wordt steeds groter, maar ik weet niet hoe. Ik moet door mezelf breken.

Dag
Ik ben ziek naar het werk gereden. Ik leid een groepsgesprek. Het gevoel van ziekte ebt weg. Ik krijg complimenten  om de charmante (sic) manier waarop ik de dingen aanpak. Ik maak een telefoongesprek met een organisatie waar ik graag voor zou werken als zelfstandige. Verder heb ik een aantal nieuwe opdrachtjes gekregen, alweer vanzelf. En ik heb besloten een cursus te gaan volgen waarvan ik hoop dat het een beetje lifechanging zal zijn. We’ll see. Stel je voor dat de man van mijn leven daar in die cursus zit te wachten. Het moest maar eens gebeuren. Een nieuw verhaal. Ben ik er aan toe?

Avond
Ik eet iets met een collega. We praten. Hij noemt me een schat, luistert naar me, geeft me wat leuke indirecte complimenten. Dat een mooie en zeer intelligente vrouw ben. Nounou. Hij vertelt dat hij zelf op straat nooit bekeken wordt, maar dat ik daar vast geen last van heb. Gek. Ik ben maar gewoontjes, maar blijkbaar vinden Nederlanders me vaak charmant. Ik merk dat ik me in Nederland ook wat extraverter durf gedragen, wat vlotter, wat grappiger. Ik voel me daar meestal sterker, heb wat meer durf, ben wat assertiever. Ik heb al vaak gedacht dat dat land me deugd doet.
Het verhaal  van Dirk komt op tafel. Hij benoemt de stappen die ik zet om afstand te nemen, ook al lukt het mij nog niet volledig. Ik spreek plots deze zin uit: ‘Het lijkt wel alsof ik soms fysiek ziek word omdat ik zo intens verlang dat hij voor me komt zorgen.’ Iets ervan is waar. We praten over leven en liefde en hoe iedereen een rol speelt omdat we onze eigen waarheid en die van anderen vaak liever niet zien.

Nacht
Op hotel. Leve hotels met pralines op de kamer. Ik maak koffie, ga aan het werk. Na enkele uren test ik of ik nog op mijn hoofd kan staan en ga moeiteloos in hoofdstand. Ik besluit te douchen, zittend op de grond in de inloopdouche. Water en ik. Zonen ver weg. Moederhart pijn. En tegelijkertijd voelt het ook zo vrij dat ik even alleen voor mezelf zorg, dat ik morgenvroeg met mijn werk mag ontbijten. Eigenlijk kan ik heel goed in mijn up zijn.

Nog meer nacht
Ik besluit dat ik naar de dokter ga. Mijn uitputting ga laten omzetten in tijd. Tijd om al die losse eindjes in mijn werk te weven in het geheel. Tijd om middagdutjes te doen als ik dat wil. Tijd om wel te mogen werken als ik wil, maar niet te moeten. Tijd om elke dag een goede yange maaltijd te koken – dat wil de voetreflexologe. En in mijn zelfoverschatting plan ik nog een uur yoga en een half uur fietsen per dag bij. Een week will do so far(*).

Diep nacht
Ik regel voor mezelf wat werkafspraken in de buurt van het geliefde zeehuis. Het idee om daar enkele keren alleen de nacht door te brengen, met de mogelijkheid tot een avondlijke eenzame strandwandeling, maakt me bang en opgewonden tegelijk. Ik realiseer me dat ik niet zozeer snak naar een partner, maar wel naar de luxe van met mezelf zijn. Met mezelf zijn in het zeehuis, een plek gevuld met herinneringen allerhande. Ik popel. Soms fantaseer ik zo over mijn oudere dagen, als de kinderen het huis uit zijn. Ik en een klein huis vol boeken. Leven volgens mijn eigen ritme – met eten, slapen, zijn, koffie, wandelingen, met de auto er op uit, lang, veel en goed met mezelf zijn. Ik denk zelden aan het oud worden met iemand. Soms fantaseer ik over het eigendom van het zeehuisje. Dan denk ik dat het vanzelf komt als het zo moet zijn.

Dag
Ik geef een hele dag cursus. De dag begint tamelijk gammel, ik ben nog steeds grieperig. Er wordt me een ontbijt opgediend door een lieve ober die twee keer komt vragen of alles naar wens is en of ik nog wat wil. Espresso, zeg ik, opkijkend van mijn papieren. En ik ben zo dankbaar om dat prachtige kopje dat hij even later voor me neerzet. Ik ben erg gevoelig voor zorg. En ook een beetje voor luxe.
Een half uur voor de cursus start, vraag ik me af hoe ik me door de dag heen ga praten. Ik heb weinig adem, er dansen zwarte vlekken voor mijn ogen, mijn tanden doen pijn, mijn haar doet pijn, mijn spieren doen pijn. Griepachtig. Ik neem twee pijnstillers. Schud mijn cursisten de hand. De eerste zinnen gaan moeizaam, en dan gebeurt het wonder weer. De ziekte ebt weg, ik sta er. Ik denk even niet aan de lange rit naar huis vanavond.
Het valt me op dat ik steeds minder voorbereid. Ik heb voor vandaag zelfs geen powerpoint gemaakt. Ik ontdek dat voorbereiding vaak iets is om je achter te verbergen. Dus ik dwing mezelf vandaag, naast alles wat ik wil overbrengen en meegeven, echt naar mijn cursisten te luisteren. Pertinente vragen te stellen, in te gaan op wat ze antwoorden, hen in gesprek te brengen met elkaar. Het lijkt wel alsof minder voorbereiding een betere dag oplevert. In de evaluatieronde hoor ik dat iedereen weer verder kan. Ik besluit iedereen nog een keer op te bellen tussen deze dag en de volgende. Vinger aan de pols houden.
Vanuit de auto bel ik naar mijn leidinggevende. Dat ik ziek ben. Dat ik naar de dokter ga, hem op de hoogte zal houden.

Nacht
Ik lig naast de Peuter. Hij wordt half wakker en zegt: ‘mijn moeke, mijn moeke‘.
Ik ben er, man,’ zeg ik.
Ik leg mijn hand op zijn voetje. We slapen.

 

(*) Ik kreeg drie dagen.

 

 

 

 

 

 

Prinses is one of the guys

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Ik ben vereerd dat ik voor Femma tweewekelijks een blokstukje mag schrijven. Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.

Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

One of the guys

Op het werk ben ik one of the guys. Als ik met mijn collega’s op tweedaagse moet, ben ik de enige vrouw in het gezelschap. Op de werkvloer bij ons nemen de vrouwen de telefoon op, of brengen de broodjes en koffie op de vergaderingen waar de mannen zitten. Vaak in pak. De mannen en ik dus. Want ik neem geen telefoons of en breng geen broodjes, maar ik zit in de vergaderingen.

Ik ben daar goed in, one of the guys zijn. In deze baan heb ik ontdekt dat ik een haantje ben. Als ik samen met een collega op een locatie werk en we rijden elk in onze eigen auto terug naar kantoor, speel ik haasje over op de autostrade om eerst te zijn. Mijn bloed gaat dan pompen. Als het gaat over het halen van targets, ben ik akelig gedreven. Dat leidt niet tot immorele acties, maar ik zit wel eens met enig genoegen de cijfers van onze afdeling te bekijken en op een kladje uit te rekenen hoeveel procent van die omzet ik heb gedraaid.

Een haantje is per definitie mannelijk, en het gedrag dat ik op het werk vertoon, wordt maatschappelijk ook vaak als mannelijk gepercipieerd.

Daarnaast vind ik dat ik thuis een soort überkip moet zijn. Het nest warm en schoon houden, achter die twee kuikens van mij aan, hen op tijd sappige wormen voorschotelen, of de veggie variant.

De realiteit is dat ik geen goede kip ben. Ik vind alles wat in deze maatschappij als meer vrouwelijk wordt gepercipieerd, behoorlijk complex. Uiteraard kan ik al die huishoudelijke vaardigheden als activiteiten best aan. Maar het geheel overzien en volhouden? Puh. En ik heb wel ergens een moedergevoel om op te vertrouwen, maar dat laat me akelig vaak in de steek. Ik ben gewoon meer een haantje dan een kip. En daar krijg ik commentaar op. Want sommige mensen vinden dat vrouwen met kinderen zo kippig mogelijk moeten zijn. Een haantje kan toch geen moeder zijn?

One of the guys, Peter, en ik zaten na te praten na een middag samen werken. We zijn zo’n team waarin iedereen getest is op zijn kwaliteiten. Dan ben je een bepaald type, of een mix van een aantal types. Ik ben analytisch en verbindend. Maar ik ben niet resultaatgericht, efficiënt en ik werk niet met kracht en durf. Ik vroeg Peter hoe ik dat kon ontwikkelen. Durf, kracht, efficiëntie. Hij legde me uit dat ik daar veel energie aan ga verliezen. Dat ik beter een gebalanceerd verbindend en analytisch iemand kan worden, dan dat ik veel moeite ga stoppen in proberen zijn wat ik van nature niet ben. ‘Maar’, vroeg ik hem, ‘voor de taken die ik te doen heb is het toch beter dat ik al die facetten ontwikkel in mijn persoon? Zo maak ik toch het meest kans om de dingen goed te doen?

Nee,’ zei hij. En hij legde me uit dat ik beter een samenwerkingsverband kon aangaan met iemand met durf, kracht en efficiëntie. Dat hij in organisaties op die manier teams samenstelt en eventueel ook nieuwe vacatures plaatst. Door mensen in juiste verbanden samen te brengen kan iedereen een zo goed mogelijke versie van zichzelf zijn en behoudt iedereen energie.

Plots snapte ik wat er met me aan de hand is. De überkip proberen zijn thuis maakt me doodmoe. In mijn huishouden draait er altijd wel iets in de soep, en ik ben geen gezellig waggelende moeder die altijd tegen het gekwetter van dat stel kuikens kan. Ik ben gewoon meer een haantje, wat ik thuis vreselijk onderdruk omdat het niet bepaald past in het maatschappelijk plaatje van hoe een moeder zich behoort te gedragen. Resultaat? Mijn kinderen hebben nogal vaak een gestreste kip als moeder. Misschien moet ik gewoon proberen meer een haantje te zijn. En een teampje samen te stellen met iemand die het nest warm wil houden.

Ik geloof dat ik een vacature heb (*).

(*) Kandidaten? Graag een M met talent.