Instinct

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Ik ben vereerd dat ik voor Femma tweewekelijks een blokstukje mag schrijven. Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.

Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

Instinct

Uiteraard vind ik dat mannen en vrouwen gelijke kansen moeten hebben op de arbeidsmarkt. Ik vind dat mannen en vrouwen gelijk loon voor gelijk werk moeten krijgen en dat doorgroeimogelijkheden gelijk moeten zijn voor mannen en vrouwen.

Hoe normaal ik gelijkheid ook vind, ik merk in de realiteit dat de structuren niet altijd gericht zijn op die gelijkheid van kansen. Ik heb zelf enkele jaren aan de universiteit gewerkt. De meeste collega’s daar waren mannen, en met name de collega’s in hogere posities. Dat betekent dat ik daar altijd vergaderde met oudere mannen. Hoe je het ook draait of keert: als je 25 bent is het niet makkelijk om veel tegenwicht te bieden bij een mannelijke professor van 52. Ik merkte steeds dat de combinatie van functie (professor!), leeftijd (ongeveer het dubbele van mezelf) en geslacht (man) maakte dat er een zeker overwicht was. Zet een jonge vrouw van 25 in een kamer met 3 professoren van 52, en het wordt wel erg spannend om je ideeën te presenteren of je mening te zeggen, of erger nog: tegen hun ideeën in te gaan.

Ik werd ook beoordeeld door die mannen. Ik geloof zelf dat mannen accenten leggen bij beoordeling, en dat het voor mannen van 52 niet altijd makkelijk is inzicht te krijgen in de context van een 25-jarige werkneemster. Bovendien is het zo dat de jaren (tussen 20 en 30 ) waarin je op de universiteit je wetenschappelijke carrière moet aftrappen met een doctoraat (dat bloed, zweet, tranen maar vooral ook rust en tijd kost), ook de jaren zijn waarin waarschijnlijk kinderen krijgt als vrouw. Ik werd moeder in die periode, en ik merkte dat dat best complex was voor het onderzoek. Niet alleen liep ik veel vertraging op, ook moest ik beargumenteerd verlengingen van mijn contract aanvragen omdat ik in zwangerschapsverlof was geweest en een langere onderzoeksperiode in het buitenland – zeer gewaardeerd op een wetenschappelijk cv! – was te complex om georganiseerd te krijgen.

Dat zijn elementen die volgens mij bijdragen aan het trieste effect dat maar één op de tien professoren vrouw is. Ik heb alleszins een afslag genomen. Weg van de universiteit. Mogelijk lag mijn talent ook niet daar. En nu heb ik de baan van mijn leven. Eind goed, al goed.

Maar daar ging ik het eigenlijk niet over hebben in dit stukje. Wat ik wou aantonen is dat in mijn hoofd gelijkheid normaal is, maar in de structuren (nog) niet. Toen ik overigens las in Femma-magazine dat Bart Eeckhout een nieuwe papa wordt genoemd omdat hij overweegt vier-vijfde te gaan werken, fronste ik diep. Ik vind het het vermelden niet eens waard, ik vind het een normale overweging voor een ouder.

Overwegingen van ouders. Daar wil ik het wel over hebben in dit stukje.

Een vriendin van me zet haar zoontje elke dag om 7 uur af in de crèche. Het mannetje heeft dan een zakje ontbijt bij, dat hij aan een tafeltje opeet met de andere kindjes. Vijf keer per week. Mijn vriendin gaat elke keer met een bloedend hart weg. Het duurt tot ze haar pc heeft opgestart op het werk en in haar eerste dossier duikt, voor dat ellendige gevoel een beetje wegebt.

Als mijn kinderen ziek zijn, laat ik ze wel eens bij een thuisoppas voor zieke kinderen. Hoewel ik de dienst volledig vertrouw en er ook heel tevreden mee ben, blijft de situatie zo dat ik mijn zieke kind – dat meestal wat hangeriger en aanhankelijker is dan anders en me meer nodig heeft dan ooit (ja, ik heb gevoel voor drama) – achter laat bij een wildvreemd iemand in mijn huis. Gelukkig een wildvreemd iemand met een interessante tas vol speelgoed en stickers, maar toch: een wildvreemd iemand. Afscheid nemen, mijn werkspullen pakken en de deur uit gaan, voelt dan als het meest onnatuurlijke dat ik kan doen als ouder.

Laatst moest ik zelf naar de therapeute. Ik had haast, moest mijn jongste zoontje nog naar de opvang brengen. Het was vrijdag, we waren beiden moe van de week. Ik keek naar hem en ik kon het gewoon niet: hem voor de vijfde dag op rij ‘droppen’ en uit handen geven. Dus ik gooide wat speeltjes in een tas, nam hem mee naar de therapie. Ik heb me niet eens geëxcuseerd ten opzichte van de therapeute. Ik heb gewoon een dekentje uitgespreid, het mannetje met zijn speelgoed en een doosje rozijntjes naast me gezet. Dat voelde goed, voor hem en voor mij. Zo hoorde het.

(Werkende) ouders, mannen én vrouwen, hebben wekelijks, misschien wel dagelijks, dilemma’s. Dilemma’s die pijn doen. Kiezen tussen je werk – wat in het beste geval een fijne vorm van zelfrealisatie is waar je betekenis in vindt en waarin je zin ervaart – en (de noden van) je kind en jezelf als ouder (want ja, ik heb het even hard nodig dicht bij mijn kinderen te zijn als omgekeerd!).

Wat doet het met ouders om elke keer een knoop door te hakken, waarbij je vaak tegen je instinct moet ingaan?
Wat doet het om telkens keuzes te moeten maken die indruisen tegen je gevoel – het ene gevoel (instinct, liefde voor dat wezentje dat je nodig heeft) of het andere gevoel (verlangen met je werk bezig te zijn, vooruitgang te boeken, te presteren, …)?
Wat doet het met mensen om in een wereld te leven en werken waarin wat belangrijk is tegenover elkaar lijkt te staan, elkaar lijkt uit te sluiten?

Gelijkheid, dat vind ik intussen normaal. Ik wil er zelfs niet meer voor op de barricades gaan staan. Ik wil wel pleiten voor maatschappelijke structuren die meer ruimte bieden om je instinct te volgen, door te zorgen dat verschillende elementen die van waarde zijn elkaar niet meer te hoeven uitsluiten. Het mag bijvoorbeeld ‘normaler’ worden om je kind de borst te geven in het openbaar, en mee te nemen naar afspraken als het enigszins mogelijk is. Maar ook de manier waarop we werken veranderen kan volgens mij die pijnlijke spanning tussen waarden die elkaar uitsluiten, opheffen. Dertig uren als het nieuwe voltijds. Het nieuwe werken – werken waar en wanneer we willen. Meer autonomie en eigenaarschap(*).

Stel je je eens voor wat het met ons zou doen om niet meer tegen onze eigen instincten te moeten ingaan. Om elkaar natuurlijk nabij te zijn, als ouders en als kinderen. Om te kunnen werken op een plek en moment waarop het voor jou prettig is, zonder dat je hart bloedt omdat je je kind weer eens voor dag en dauw hebt gedropt. Het is een utopie, I know, maar het is er één waarin we het niet meer over nieuwe papa’s moeten hebben. Iedereen nieuw, iedereen dichter bij zichzelf in plaats van verscheurd slalommend tussen de verschillende dingen die van waarde zijn in ons leven. Komaan, waar waren die barricades?

(*) Ik kan hier met enige bravoure een pleidooi houden voor autonomie en eigenaarschap voor professionals, waarvoor vertrouwen de eerste voorwaarde is. Tegelijk besef ik dat bijvoorbeeld bepalen waar en wanneer je werkt, voor slechts heel weinig banen haalbaar is. 30 uren per week werken echter… Dat kan voor ons allemaal!