up & down

Vanochtend kwamen Babybroer en ik op straat voorbij een oude mevrouw en meneer. De mevrouw had een ongelukje gehad, bloedde hevig en de ambulance was op komst. Meneer zat er bevend en huilend naast, toen mensen hem wilden helpen zei hij: ‘nee, nee, help mijn vrouwke, help mijn vrouwke‘.

Mijn benen trilden. Ik moest echt heel erg hard aan andere dingen denken.

Babybroer en ik hadden vrij én geld, dus we gingen naar de stad en kochten een Manduca-drager. Ik hoop dat daarmee de avonden wat rustiger worden. Tijdens het ergste spitsuur valt Babybroer nu voortdurend om van vermoeidheid (letterlijk), terwijl ik Grote Broer eten geef, in zijn pyama help en zijn tandjes help poetsen, met alle gekrijs van beide broers dat daarop volgt. Ik hoor vaak zelf mijn verhaaltje van Jip en Janneke niet eens, laat staan dat Grote Broer het hoort. Vanaf nu kan Babybroer mijn rug op, en wordt het hopelijk wat rustiger in huis.
Als op een wolkje namen we de bus terug naar huis, blije ik en blije Babybroer duttend in onze nieuwste aanwinst op mijn rug.
Up!

Vanmiddag kwam de onwillende vader langs. En plots hoor ik mezelf huilend schreeuwen dat ik niet alleen wil zijn, dat ik niet alles alleen wil doen. Dat als ik later ergens val en heel hard bloed, dat ik dan wil dat er iemand naast me zit te beven van ontzetting en zegt ‘help mijn vrouw’.
Down.

Het voelt weer eens als terug naar af, al vond ik mezelf rustig en sterk de laatste tijd en had ik bedacht dat alleen zijn een pak beter meevalt dan samen zijn met iemand waarop je niet kan rekenen. En ik had me ook de vraag gesteld of ik überhaupt dus ooit nog eens een partner moest overwegen, want zo met mezelf en de jongens is het wel goed, los van het feit dat de nieuwe partners niet bepaald voor het oprapen liggen voor een alleenstaande moeder met twee kinderen.

Nou. Waar had ik die doos chocolade gelaten?