Trage dagen

Ik heb trage dagen nodig. Hoewel ik me tegen mezelf verzet daarin. Het is niet handig, het is niet praktisch. Behalve als ik alleen zou leven. Dan leiden de trage dagen tot gedachten, tot diep werk, tot creatie.

Maar ik leef niet alleen. Hoe romantisch sommigen ook over kinderen kunnen schrijven, de dagen met kinderen zijn niet traag en zelden uitgepuurd schoon. Ik zit op het grote bed en wil alleen maar even zitten en nadenken. Beneden hoor ik hen ruzie maken en schreeuwen. Ik wil even fijn douchen. Beneden hoor ik iets sneuvelen. Ik blader door de krant aan tafel. De oudste geeft de jongste een schop omdat hij iets fout deed, en ik niet reageerde.

Het gaat zo tegen mijn natuur in. In plaats van uit mijn schulp te komen, wat de situatie van mij vraagt, kruip ik alleen maar dieper. Ik verlang naar cocon, naar rust, naar stilte, naar een positieve energie, naar lezen, naar schrijven, naar ruimte in mijn hoofd om te denken. Ik heb een schrijnend tekort van jaren aan ruimte in mijn hoofd. Stilte. Traagheid.

Soms stem ik me af of hun tempo. Dan lukt het me, om vier keer het pontje over het IJ te nemen omdat ze dat willen. Om rustig te zoeken welke tram ze het leukste vinden. Om elke roltrap op onze weg op en af te gaan. Hun tempo. Hun dingen. Dat is mooi. Het schuurt dan minder. Maar mijn eigen honger is er niet mee gestild. Pun intented.

We zijn anderhalve week bij de Man. De eerste week doen we meer dan het voorbije half jaar. De Man blijkt ondernemend, mijn kinderen ook. Dus we wandelen door sprookjesparken, we zwemmen, we drinken koffie, we zien theater, we waaien uit in de duinen, en we kijken film met zijn allen op de bank.

Op het einde van de week ben ik gesloopt. Zo veel en zo veel samen. Maar ik ben ook heel dankbaar.

Na anderhalve week, bijna twee weken, zijn we weer thuis. Met drie. De eerste avond is al meteen een race, met twee overspannen kinderen, een opvoedingsondersteunster, geen eten in huis, janken, tranen. Name it. Vervolgens krijg ik het niet georganiseerd om opvang te vinden om naar mijn  werk te kunnen. Op enkele uren druipt alle opgebouwde energie van de afgelopen anderhalve week waarin ik niet alleen was, waarin we het samen deden, waarin ik niet hier was, waarin alles beter ging, weg. Ik realiseer me stomverbaasd dat ik al drie jaar het onmogelijke heb gedaan, met een ijzersterke garantie op schuldgevoel. Geen opvang vinden? Schuldgevoel naar werk toe. Gaan werken? Schuldgevoel naar thuis toe. Voor het eerst ben ik wat milder. Hoezo, ik had ook nog elke dag yoga moeten doen, het aanrecht schoon houden, vijf kilo afvallen, mails beantwoorden en mijn werk af hebben? Haha.

Van mijn werkgever moet ik een soort programma volgen. Een training. Omdat ik er even doorheen ging. Ik geloof er zelf niet in. Soms moeten de omstandigheden veranderen, waardoor je zelf ruimte krijgt om beter en anders te worden. Ik heb veerkracht opgebouwd. Misschien meer dan de jonge psychologe die me gaat vertellen dat ik positief moet denken en grenzen moet trekken. Daar ligt het niet aan. Als het daar aan lag, had ik het kunnen redden. Je kan iemand niet trainen om het onmogelijke te doen. Ik geloof best dat er single moms zijn die het goed doen, met twee kinderen. Maar ik niet, niet met deze kinderen, deze ex, deze combinatie van werk en gezin, dit energieniveau, dit beperkt netwerk, deze financiële situatie en mijn eigen persoon die een cocon nodig heeft en veiligheid en alleen zijn en rust.

I don’t belong here anymore. Ik ben klaar met alles alleen doen. Met de jaren van de lege bankrekening, van de eeuwigdurende stress, van pijn, van vermoeidheid, van conflict. De maanden die ik nodig heb om de overstap te maken, zijn er te veel aan. Alsof het niet meer kan, uithouden wat ik al drie jaar doe, voor die laatste maanden. Alsof ik niet meer weet hoe ik moet zwemmen nu de kust in zicht is.

Daar zal ik het lef moeten hebben een kamer in te palmen en er een cocon van te maken. Ik weet dat het geen rozengeur en maneschijn zal zijn. Er zal nog steeds vermoeidheid zijn, ik zal in een vreemde omgeving zijn, we zullen moeten wennen, aanpassen, veranderen, en de relatie met de Man zal ook het nodige onderhoud vragen.

Hij is geen reddingsboei. Hij is gewoon de juiste man op het juiste moment. Hij is verstandig, rustig, houdt het overzicht. Ik verbind me met hem, want dat heeft hij nodig denk ik. Verbinding. Hij heeft de plek, wij vullen de ruimte die anders een leegte is. We voegen de middelen samen. Niet letterlijk, maar figuurlijk. Samen hebben we voldoende tijd, zorg, geld, energie om het te laten werken. Fingers crossed.

 

 

Puzzelen voor gevorderden

Het is 22u32 en ik zit aan mijn computer. Ik ben trots dat ik weer als een normaal volwassen mens kan functioneren. Vandaag lukte het me om de hele dag te werken, de kinderen mee naar de dokter te nemen, eten te maken, samen te eten, het bedritueel te doen en me daarna terug te trekken met een mapje rekeningen.

Er kwam een rekening van de advocate. Anderhalf maandloon. Slik. Dat heb ik niet opzij staan. De vakantie viel wat duurder uit dan gedacht en een opdrachtgever betaalt ook wat later dan gehoopt. Ik wacht nog op een paar honderd euro aan gedeclareerde rekeningen. In oktober moeten de verzekeringen betaald worden. Tot eind 2016 wordt het allemaal erg krap. Ik reken en puzzel en ontdek dat ik deze maand 263 euro mag uitgeven aan boodschappen. Via Collect & Go doe ik heel beheerst en overdacht inkopen (het is toch anders met twee jongetjes die zeuren en naar toilet moeten en willen helpen tijdens het winkelen). Ik zet de extra korting-kaart bewust in (30 euro gescoord!) en vergelijk prijzen en hoeveelheden en merken tot ik er een punthoofd van krijg. De algemene producten (wc-papier, zeep, melk, …) voor de maand en de specifieke voor komende anderhalve week kosten me 250 euro. Ik slik, ik klik.

Het schoentje wringt op dit moment vooral bij kosten rond gezondheid, de kapper (ik heb al spijt dat ik een afspraak heb gemaakt voor mij en de peuter) en de winterschoenen voor de kinderen en als het ooit eens kan wil ik er ook. Voor het eerst in drie jaar. En ik wil ondergoed, mooi en comfortabel. Ook dat wordt zo’n bespaarpost die je spuugzat wordt. En hoe dankbaar ik ook ben voor de gekregen jurken uit anderen hun overvloed, intussen wil ik gewoon ook wel eens bedenken wat ik zelf mooi vind.

Ik ben het zat dat ik al jaren hard werk en niets opzij kan houden. Geen buffer kan inbouwen. Een combinatie van met één inkomen een huishouden ‘trekken’ en uitzonderlijke kosten, zoals de advocate. Ik vertel mezelf dat ik 2017 in zal gaan met een financieel plan, waardoor ik op mijn 35ste (binnen 3 jaar) een buffertje zal hebben. Maar stiekem weet ik ook dat het niet ligt aan het al dan niet hebben van een plan, want ik denk nog steeds niet dat ik onverantwoord geld uitgeef.

Nu het beter gaat, wil ik weer allerlei dingen. Een eigen huisje op een dag. Een mooie jurk. Een uitje. Een keer uit eten. Sinds ik me niet meer door de dagen sleep, doe ik meer leuke dingen, omdat het kan. Omdat ik mijn energie niet meer moet uitpersen om gewoon de afwas al gedaan te krijgen met wisselend succes. Ik bezoek een museum, ga uit eten met vrienden, trakteer de jongens op pizza na hun eerste schooldagen, breng een heerlijke avond in de sauna door met een vriendin. Ik kan plots vanalles. Het leven wordt feestelijker. Maar feesten kost geld.

Dat ik intussen energie heb om de dagen door te komen en dat ik bijna pijnloos leef, heeft het gif van de schaarste uit mijn systeem gehaald. En er is toekomstig geld op komst. Een belastingsteruggave die ooit eens gestort zal worden – liefst voor de verzekeringen betaald moeten worden. De declaraties. Verdiensten van het bijberoep, ook al weet je nooit exact wanneer dat komt. Het is puzzelen, in de hoop dat de ontbrekende stukjes gauw geleverd zullen worden.

 

 

 

 

Temperament

Ik ben vast niet de perfecte ouder. Wie wel? Ik heb mijn issues en heb behoorlijk wat werk aan mezelf gehad de laatste tijd. Ik heb nog steeds een hekeltje aan dat alleenstaand moederen, omdat ik het een klus vind, alles beredderen. Ondanks hulpbronnen, ondanks pillekes-waar-mijn-kop-rustig-van-wordt, ondanks steeds meer dingen op de rails.

Ik heb weinig antwoorden en veel vragen. De gedachten die hier de laatste dagen geuit werden rond mijn moederschap, over eerlijkheid, kwetsbaarheid en negativiteit, blijven een beetje aan mij plakken.

En toen kwam dit voorbij. Ik vond het sowieso al een goede mama-site, die helpt niet te oordelen over jezelf en over anderen.

Dit stukje was nagel-op-de-kop bij mij:

Elke dag is er strijd bij ons thuis. Strijd bij het aankleden, strijd om wat er op de boterhammen moet, strijd omdat Max niet naar de opvang/opa en oma wil, strijd bij het ophalen, strijd bij het traplopen, strijd bij het avondeten, strijd bij het badderen, strijd om hoeveel boekjes er voorgelezen moeten worden, strijd om het slapen…voel je hem? Als je daar al zo’n tweeënhalf jaar dagelijks in zit dan wordt dat je realiteit.

Uit: Als je elke dag in oorlogsstand staat – door Femke Sterken

Hoe graag ik mijn beide kinderen ook zie, ik weet dat het met de ene elke dag strijd kan zijn, en met de andere mopjes tappen. En dat ligt vast deels aan de interactie, deels aan fouten die ik maak als ouder, maar ik geloof dat er ook een gedeelte terug te voeren is op het karakter van een kind. De oudste heeft een knoop in zijn karakter die het voor hemzelf en zijn omgeving lastig kan maken. De jongste is mister sunshine. Maar OOK: de oudste kan zichzelf perfect nuttig en gedreven bezig houden, heeft focus, interesses, ideeën. En de jongste komt te midden van een kamer vol speelgoed nog liefst aan mijn been hangen om te zeggen dat hij iets-anders wil.

Ik negatief? … Ik denk het zelf niet. Als ik negatief zou zijn zou ik vertellen over de vrienden die me gezegd hebben liever niet meer af te spreken met de oudste erbij, omdat ze dat te irritant vinden (er is inderdaad geen gesprek mogelijk, maar mijn moederhart krimpt). Als ik negatief zou zijn, zou ik vertellen over die keer dat ik met mijn kinderen vroegtijdig weg ben gegaan van een speeldate omdat één van de andere kinderen overprikkeld geraakte door mijn oudste en zich onveilig voelde. Als ik negatief zou zijn, zou ik vertellen over al die keren dat ik huilend ben terug gereden van wat voor andere gezinnen een leuke activiteit kan zijn en geen onhoudbare toestand.

Aan alle andere ouders van temperamentvolle kinderen: veel liefs.
Aan alle andere ouders van niet-temperamentvolle kinderen: niet oordelen.
Aan alle anderen: niet oordelen.

En je kan ook dit lezen.
En dit.

 

Rilatine: magie of miskleun?

Of het nu een magische oplossing is, die witte pilletjes, vraag ik me af.
Om één of andere reden is het alsnog complex geworden, rilatine gebruiken.

Toen ik de medicatie kreeg, dacht ik dat de strijd gestreden was. Dat ik controle kon terugnemen over mijn leven omdat mijn hoofd nu kalm was. Dat ik de dingen beter kon aanpakken en me uit het slop trekken. Dat is/lijkt ook zo. Maar het is natuurlijk niet alleen maar leuk. Enkele bedenkingen:

  1. Er zijn nevenwerkingen. Ik moet het gebruik goed ‘mikken’ anders slaap ik een hele nacht niet. Ik klem mijn tanden op elkaar. Ben bij momenten wat nerveus. Maar vooral ook: het geraakt uitgewerkt en dan kan ik wel eens erg chagrijnig worden.
  2. Structureren en plannen moet je nog steeds zelf doen, ook al ben je plots in de mogelijkheid omdat er een stofje in je kop geactiveerd is waarmee je dat goed kan. En eerlijk, op dat niveau moet ik geraken. Ik ben nu zover dat ik bergjes kan verzetten, maar dat kan ik beter wat gestructureerder gaan aanpakken.
  3. Ik moest naar de psychiater. Ik dacht dat het een gemakkelijk gesprekje ging worden, als in:
    – ‘ik was onrustig en chaotisch en doooooodmoe, en toen kreeg ik rilatine en ging alles beter‘.
    – ‘o ja? nou, dan geef ik je een voorschrift voor de rest van je leven. Dat is dan vijfentachtig euro. Doe-hoei.
    Zo ging het niet. (Alleen het stukje van die vijfentachtig (!!!) euro).
    De man in kwestie was een zeer eigenaardig individu die o.a. naar de band met mijn ouders informeerde, alsook naar het huwelijk van mijn ouders, jeugdervaringen allerhande, mijn seksuele fantasieën, het onderwerp van mijn thesis, … Hij goochelde met termen als hoogsensitief en parentificatie, maar jammer genoeg ook ‘hoogfunctionerend autisme’, wat hij allemaal wil uitzoeken. Dat is een beetje als een soort tank over me heen gewalst. Denk je dat je genezen bent, heb je plots mogelijk honderd nieuwe ziektes. Zoiets. De man in kwestie was in staat om het onderwerp van mijn thesis te koppelen aan mijn mentale staat en mijn werk aan mijn seksuele identiteit. Ofzo. Anyway, aaaarghl. Ik kreeg er instant een identiteitscrisis van, wat hij dan weer erg interessant vond.
  4. Het leven blijft het leven zoals het is. Het is niet omdat je het wat beter aanpakt, dat single-mom-zijn plots een wandelingetje in het park is. Er staat al dagen 1,36 euro op mijn rekening (door de onverwachte rekening van de psychiater), de peuter is hangerig, de kleuter is druk en ik mag nu wel wat energie hebben, ik heb nu ook een pilletje nodig waarmee ik tijd creëer. Iemand?
  5. Ik schrijf minder. Ik kan plots heel goed verslagen en management samenvattingen maken, maar een spontane gedachte die ik kan uitwerken tot een blogpost? Vergeet het.

Het is een magisch pilletje. Ik presteer beter. In de euforie van het eerste gebruik dacht ik dat alles daarmee opgelost was. En dat is nu jammer genoeg ook niet het geval. Maar het blijft zalig om energie te hebben om de dag door te komen.

 

De jongetjes zijn op

Het is een week vol laatste en eerste keren en ook nog een verjaardag, godbetert. Op maandag installeert zich een knoop in mijn maag. Afwisselend denk ik dat ik ziek ben, overemotioneel, misschien nog een keer ongesteld (twee keer op twee weken, yeah!), dat ik echt beter geen frietjes had gegeten, dat ik elk graan dat ik in huis heb inclusief die dure lekkere bio-granola moet weggeven omdat ik er slecht op reageer.

Maar het is gewoon zo dat ik geen klein jongetje meer achter de hand heb, en dat het kleine jongetje hier een kleuter wordt en jarig in dezelfde week, terwijl de oudste de enorme stap naar het eerste leerjaar maakt. Toen ik de vorige keer afscheid nam in de opvang was mijn hart zwaar, maar na een week stond ik daar al terug om een plek te reserveren voor dat kerstcadeautje in mijn buik. Maar nu zijn de kleine jongetjes op en ik weet niet of en wanneer ik daar nog eens ga staan.

En ik moet weer gaan werken, en de herinnering aan Amsterdam is verworden tot een warme gloed. En ik geraak meteen alweer verstrikt in tien deadlines (ik ging het toch beter aanpakken!?), honderdduizend verwachtingen (vooral van mezelf), en gehaast en het rennen. De was moet opgehangen en de vloer gestofzuigd en ik wil alleen maar het hand van de oudste vasthouden en aan de teentjes van de kleinste ruiken.

Oh, oh, oh.

Soms denk ik aan de dag dat ik een oud vrouwtje zal zijn, en dat ik het dan heel stupide ga vinden dat ik niet durfde. Nog een kindje, alleen. Maar vandaag ben ik geen oud vrouwtje. Vandaag ben ik een jonglerende ploetermoeder die wel weet dat er liefde genoeg is voor zo’n ukje, maar dat er praktische en financiële bezwaren zijn die over zestig jaar waarschijnlijk peanuts lijken, maar waar ik vandaag behoorlijk van wakker lig.

Dus sluip ik naar de slaapkamer en kus ik de bijna-driejarige, de bijna-kleuter. De grote man die een eigen boekentasje en brooddoosje krijgt maar die eigenlijk stiekem nog gewoon mijn baby is en dat altijd zal blijven.

 

 

 

 

Zeelucht

De dagen in de Stad vliegen voorbij. Het wordt een vakantie met special thanks to. We bezoeken Artis, we eten pannenkoeken bij vrienden uit Amsterdam. Ik heb een soort date die volledig verziekt wordt door de kinderen, een dagje kinderboerderij met een vriend van vrienden. En de laatste dag past een collega op de Peuter en neem ik met de Kleuter de tram en de pont naar EYE, waar we samen van de GVR genieten. Terug in het leenhuis heeft de collega gekookt en helpt ze met orde op zaken brengen want de volgende dag vertrekken we naar zee. Voor vertrek vis ik een boete van onder de voorruit.

We vertrekken in mineur. De boete (shit man), maar ik ben ook gevangen in strikken van mijn eigen gedachten. Dat alleen op vakantie met twee kinderen onmogelijk is (we hebben bv heel ongezond gegeten omdat ik niet én uitstapjes kon voorzien én koken én animatie én al de rest). Dat een vakantie, zelfs als logeerden we gratis, veel te duur is voor ons. Gelukkig kwam er een onverwacht geschenk uit de hemel <3. Dat de Kleuter zo dwars is dat ik er echt heel ongelukkig van word, niets mocht makkelijk, ik herinner me bij elke activiteit ook de woedebuien en het verzet. Dat dit geen vakantie voor mij was, ik heb immers niets gedaan wat ik interessant of leuk vond (en dat is overdreven, want ik heb gelezen en ik heb van de stad genoten en vrienden gezien).

We rijden. Langs Schiphol, langs de haven van Rotterdam, naar een hoekje van Schouwen-Duiveland, alwaar ik de lelijkste chalet van Nederland heb gehuurd, zo blijkt. Twee nachten. We halen warm brood bij een vooroorlogs buurtwinkeltje. En kaas. We eten op het terrasje. We wandelen naar zee. Daar zit ik de hele middag, tussen de gezinnen. De jongens spelen, ze zijn niet blij dat ik geen zin heb om mee in zee te gaan. Daar heb je papa’s voor, denk ik. Rondom mij liggen vrouwen boekjes te lezen en vaders rennen de zee in met hun kinderen. We eten ijs, we wandelen terug.

Tijdens de wandeling bedenk ik dat vakantie elk jaar existentiële verveling oproept. Je leeft er naar toe, en dan denk je ‘is dit het maar?’. En plots wordt alles meegezogen in dat gevoel ‘is dit het maar?’. Kinderen hebben. Is dit het maar? Werken. Is dit het maar? Leven. Is dit het maar? …

Dan gebeurt het wonder. De Peuter en ik vallen in slaap, de Kleuter kijkt een filmpje. Na het dutje is alles anders. De jongens gaan plots kampen bouwen buiten en spelen zelfstandig en leuk zonder ruzie en zonder mij elke anderhalve minuut te roepen. Ik maak een pasta, lees verhalen van Primo Levi op het terras en geniet van het spel van de jongens, de zeelucht, de lelijke chalet, de rust. Dit is genieten, en alle valstrikken in mijn hoofd zijn opgelost.

Nog anderhalve dag. Herinneringen krijgen heel snel gouden randjes. Zelfs het dieptepunt van enkele dagen geleden (met twee vermoeide kouwelijke kinderen een beloofd softijsje eten voor een lelijk Amsterdams snackbarretje – de ijswinkel waar we naar toe wilden sloot voor onze neus, iedereen moe, al bijna zeven uur en nog moeten winkelen, koken, en eten – het gevoel de wereld op mijn rug te torsen, maar het was maar een peuter en een kleuter aan de hand).

Het gevoel ‘we did it’ overheerst. Dit is wat ik wou, dit is wat we gedaan hebben.

 

Aan wal

Could you help me, please?
De man nam mijn kind over. Ik stapte op de waterfiets, nam het kleine jongetje aan. Het bootjesgeval wiebelde. De Kleuter zat hysterisch van angst vooraan. Ik zette de peuter tussen ons in en daar gingen we, de grachten op.
De eerste tien minuten vaarden we tegen een brug op, keerden we onbedoeld, draaiden we kringetjes. Verdomme, dacht ik. De jongens kunnen niet zwemmen en ik heb niet eens om zwemvesten gevraagd (niemand droeg zwemvesten op de andere canal bikes, ik was dus niet de enige onverantwoorde ouder, maar wel de enige die alleen met twee ukken op zo’n ding zat), en ik kan niet sturen. De Kleuter geraakte vreselijk in paniek van mijn geklooi en ik moest alle zeilen bijzetten (haha) om de waterfiets te sturen, te blijven trappen, kalm de Kleuter te kalmeren op een niets-aan-de-hand-toontje (maar aaaaaaah, daar komt een grote boot met 100 toeristen in en we liggen exact op zijn route) en de Peuter aan te moedigen  vooral wakker te blijven en binnen de grenzen van de canal bike. Een kind van nog geen drie is immers in staat om zijn knuffel overboord te laten vallen en achterna te gaan. Een man op de kant kijkt ons lachend aan. ‘This is very good for you!‘ roept hij. Ik weet niet of dit een soort meta-boodschap van het universum is over angsten overwinnen en vertrouwen, of dat hij van bovenaf gewoon een te goed zicht heeft op mijn te dik geworden billen die trappen in de canal bike.

Aanmeren was een beetje zoals achteruit inparkeren. Niet mijn sterkste kant. De Kleuter, die behoorlijk gekalmeerd was na drie kwartier relaxed waterfietsen terwijl ik prima stuurde, geraakte buiten zinnen. Ik moest een Amerikaan to the rescue roepen. Die redde ons gaarne, trok de boot aan de kant, maakte ons vast, nam de kinderen over en trok mij aan wal.

Daarna tramden we naar het Vondelpark, waar ik koffie dronk en de jongens ijs aten en speelden. We tramden naar het leenhuis terug. Twee trammen, de jongens trots als pauwtjes op een zitje.

Koken, eten, bedjes. Boek lezen op de bank. Huishouden doen. Nog wat werk-dingen afronden. Mailtjes beantwoorden. Blog schrijven. Denken.

Denken. Alles waarvan ik denk dat het vervullend zal zijn, blijkt altijd een beetje minder dan ik dacht. Zoals deze vakantie met de jongens. Ik keek er naar uit, we leefden er naar toe. We nemen herinneringen mee en naarmate de tijd verstrijkt worden die glanzender en met meer gouden randjes, omdat we vergeten hoe het was. Hoe het echt was. De angst dat één van de kinderen in het water zou belanden. De vermoeidheid. Het plakkerige handje in het mijne. Het kind op mijn rug dat klaagde hoe moe het was. Het saaie van koffie drinken in een speeltuin in het Vondelpark. De jongens aan de tramhalte op de grond, wachtend tussen de sigarettenpeukjes. Het afgeraffelde verhaaltje bij het bed, omdat ik het totaal had gehad met de dag, met de jongens. En al die vieze snoepveters die ik hier vreet, ’s avonds, stiekem. Omdat ik moe ben, en hier alleen zit in een huis in Amsterdam.

Maar. We hebben gewaterfietst op de grachten. En dat vond zelf de Kleuter cool.

 

Een nieuwe man

De rechtszaak is ongeveer afgerond (op een zware rekening van de advocate na, geloof ik) en het is goed geweest. Er is zeer beperkte kindvrije tijd ontstaan voor me (twee dagen overdag per maand, een nacht per maand) en nog voor ik me er bij neergelegd had, zag ik de mogelijkheden. Tijd om alles te doen waar ik niet toe kom, tijd om te fietsen, op te ruimen, na te denken, bij te werken, iets te eten dat ik lust, een godganse dag in de sauna te gaan zitten als ik dat wil.

Het is een gevecht geweest dat belachelijk veel tijd heeft gekost, maar dat goed is geweest. Het was dus een soort van helend proces, het niet onder elkaar moeten uitvechten maar er een hogere macht bij inschakelen. Een boertige geld-vretende hogere macht, maar toch.

Intussen heel ik verder (dank emotioneel lichaamswerk). Ik voel me heler en heler en vrijer. Van op het punt waar ik nu sta zijn alle vragen die ik de voorbije twee jaar had, beantwoord. Ik luister in de auto naar een podcast en ik klem mijn stuur vast. Je kan ‘m hier vinden (‘meneer x’), maar ik ga even spoilen. Heel kort gezegd gaat het over een man die en vluchteling in huis neemt. Ze geven hem alles (hij is bijvoorbeeld dol op mooie schoenen). Hij studeert hard en aanvankelijk gaat alles goed, tot de vluchteling in kwestie een relatie blijkt te hebben met zijn vrouw. Jaren later is zijn vrouw alleen achtergebleven met twee kinderen waar hij soms mee voor zorgt. Op de vraag of hij het anders aangepakt had als hij het had geweten, zegt hij volmondig nee. Er is meer nodig om hem van zijn principes af te brengen, de deur staat nog steeds open.
Ik luister en wou dat ik ‘grootser’ geweest was. Niet verzopen was in mijn wanhoop en verdriet, in mijn boosheid, in mijn hulpeloosheid. Dat ik gewoon het vertrouwen had gehad om te weten dat ik het alleen kon (moeilijk gaat ook) en de wijsheid om te zien dat Dirk het niet kon, bij ons zijn en doen wat hem te doen stond. Dat er meer nodig was dan een Dirk om me onderuit te halen.

Het eigenaardige nu is dat Dirk in beweging is gekomen. Hij woont, hij werkt, hij herstelt schade, hij betaalt terug, hij maakt plannen. Hij is in therapie gegaan en dat is een heel heftig proces voor dat zwaar mishandelde kind dat hij met zich meedraagt. Enerzijds doet het me niet zo veel, anderzijds kijk ik met een frisse interesse naar wat er gebeurt. Al twee keer sprak hij naar mij uit toe hoeveel schade hij ons heeft toegebracht en dat dat hem spijt. Het lijken geen holle zinnen want hij gaat nogal diep op de kwestie in. Dat vind ik pijnlijk, ik ben er ongeveer wel klaar mee. Ik kan er weinig op zeggen. ‘Het viel wel mee,’ is niet aan de orde. Ik denk dat hij het meent, want hij wil er niets voor. Maar ik wil ook niets. Ik zie het wel. Alhoewel ik me laat verrassen door de daadkrachtigheid waarmee hij een belofte nakomt met iets te helpen hier in huis. Zijn blik is anders, hij praat anders. Hij wordt een andere man.

En ik, ik heb eindelijk beschikking over het vertrouwen en de wijsheid waar ik niet bij kon de voorbije jaren. Dus ik leun achteruit en sta open voor wat komt. Of niet komt. En niet zonder meer.

 

 

 

Een dag uit het leven van Prinses & cO: juli 2016

Elke maand beschrijf ik een banale dag uit ons leven. Het leven zoals het is – Prinses & cO. (Co= kleuterzoon en peuterzoon).

Een dag uit julialsjeblief! 

Vierentwintig uur
Een dag waarin prinses even kinderloos is, ontbijt met een potje troost en geniet met een triest ondertoontje.

Vanaf nu zal dit één keer per maand gebeuren, 12 keer per jaar. 24 uur kinderloos. Ik twijfel of ik er over ga schrijven, omdat ik geen reacties wil als in ‘ooh, dat zou ik ook wel eens willen‘. Met het alleenstaande ouderschap is het namelijk alles of niets. Alleen ouder zijn of je kinderen niet bij je. Niets tussenin zoals eens een half uur op toilet een boekje gaan lezen terwijl je partner zich om de kroost bekommert, of een avondje uit met vriendinnen terwijl je partner zich om de kroost bekommert of … You get it. Alles is vermoeiend, niets is eenzaam. Hoewel er ouders zijn die hun kinderloze tijd heel goed invullen (de ondeugdelijke man had daar een handje van weg – reisjes, uitstapjes en vrouwen), vond ik het vooral heel overweldigend om te beseffen dat ik 24 uur alleen zou doorbrengen. Op voorhand had ik bedacht dat ik dan alles kon doen wat ik normaal nooit kan. Alle kasten uitkuisen, de tuin opruimen, sporten, afspreken met vriendinnen, naar de film, 500 mails beantwoorden, mijn werk inhalen, bijslapen en mijn benen ontharen. En naar de sauna. De realiteit was enigszins anders. Bij deze een dag uit het leven van Prinses, special edition, want zonder co.

18u
Een leeg huis. Raar. Stil. Ik ga aan de computer zitten en verzink in mijn werk. Ik laat de boel de boel. De buurman komt buurten en kijkt een beetje fronsend naar het aanrecht dat vol groenten ligt.

20u
O ja, eten. Ik heb soep gemaakt. Ik eet aan de computer.

23u30
Ik moet een aantal telefoontjes doen voor mijn werk. Het worden interessante gesprekken, ik eindig de avond met bladzijden vol nota’s, een voldaan gevoel en een kitkat. Ik voel dat ik moe ben, ik kijk op tegen het slapen. Vreemd genoeg ben ik bang, wat ik niet ben als er leven in huis is. Ik laat het licht op de gang branden, luister in bed naar een aflevering van de podcast de verwarde cavia, en val snel in slaap.

07u00
Ik duw de wekker af.

07u30
Eerste mailtjes en smsjes lopen binnen. Ik vermijd de keukentafel. Het is zo alleen. Ik zet de pc aan en begin te werken met een kopje koffie en een potje tiramisu.

11u00
Veel gedaan. Ik maak een lijstje van huishoudelijke taakjes die ik wil doen. Ik begin met lasagna maken. Een grote voor morgen, een mini-tje voor nu. Als de lasagna in de oven staat, doe ik de was, de afwas en ruim ik op. Ik eet met de krant erbij. Weinig honger.

13u30
Na een snelle douche maak ik een lijstje. Ik fiets naar de stad langs een natuurgebied, heel rustig aan. Ik ga langs in de bib, bij de koffiewinkel en haal een voorschrift op bij de dokter dat ik meteen inwissel bij de apotheek. Ik fiets rustig terug, geniet met volle teugen ondanks dat eenzame ondertoontje in mijn gevoel. Hoe lang is het geleden dat ik tijd had om naar de bib te gaan? Hoe lang heb ik niet gefietst?

15u30
Rekeningen betalen. Op de fiets heb ik zitten fantaseren over het kopen van een klein huisje, maar de financiële realiteit blijft confronterend. Mijn loon is net gestort maar ik geef een vierde ervan meteen uit, aan het betalen van opvang, een rekening van de school, water, elektriciteit, zorgverzekering, labo na een bloedtest. Slik.

16u00
Ik moet nog even iemand bellen. Alweer een lang en intens gesprek waarin ik veel geleerd heb. De laatste 24u heb ik allerlei erg uitdagende dingen kunnen doen op werkgebied. Nieuwe ideeën, nieuwe theorieën, ik heb echt bijgeleerd en dat is lekker. Ik stel mezelf voor als een oud vrouwtje in een huisje in Zeeland, alleen en innig tevreden met boeken, een fietstochtje en een kopje soep.

18u00
Eindelijk. Weerzien. Het is raar omdat er enerzijds een poging is om het gemis te verbergen dat er vingerdik op ligt, en anderzijds een poging om te verbergen dat het leuk was. Nou ja, auw. Tussen mij en Dirk was één en ander ontdooid maar nu is het weer ijskoud. Ik ben kwaad dat hij me dit aan doet. Dit hoort niet. Moeders horen niet van hun kinderen gescheiden te worden. Het is allemaal de schuld van zijn vertrek. Thuis volgt er soep, spelen, landen, bedritueel. We zijn weer samen, oef. En tegelijkertijd weet ik dat ik heel gelukkig ben op mijn ééntje en dat het me heel veel deugd doet om tijd alleen door te brengen. Na kinderbedtijd drink ik een kop koffie, lees ik een paar bladzijden uit het boek van Paulien Cornelisse dat ik uit de bib heb meegebracht.

20u30
Lezen. Schrijven. Erg moe maar ik wil graag nog enkele teksten afwerken.

23u00
Bedtijd. De angst is weg. Het licht gaat gewoon uit vannacht.

 

 

 

Prinses wil een centrum in haar leven

Foto van ‘oogopnederland.nl’

Ik werd wakker en het was me plots glashelder. Ik moet met de kinderen in een yurt gaan wonen. Naast het feit dat er ongelooflijk veel energie gaat naar het betalen van de huur (daar moet ik behoorlijk voor werken) en het onderhouden van dit huis, snak ik naar een leven met een centrum. Een yurt is een spirituele plek. Er komt geen nagel aan te pas. Het is rond. Er staat een kachel in het midden. Het is geborgen. Het is basic. Mijn kinderen en ik zouden in één ruimte kunnen leven met elkaar, er zou rust en eenvoud zijn. Ik zou minder moeten werken. Ik zou koken op een kachel. Slow food. We zouden 80% van onze spullen weg doen. Ik zou geen huur meer moeten betalen, geen uitgebreid huishouden moeten draaien met kamers en kasten en vloeren en spullen, allemaal spullen.

Maar ik zou ook geen badkamer hebben. En daar komen we exact aan de tegenstelling in mezelf. Een deel van mij is het soort persoon dat in eenvoud in een yurt wil gaan wonen met allerlei principes over tijd en goed leven. Een ander deel van me wil zekerheid, vastigheid, de dingen netjes voor elkaar en een haantje zijn op het werk.

Uiteraard kan je vanuit een yurt op hoge hakken vertrekken in  je leasewagentje naar een bespreking met mannen in pak, maar eerlijk? Ik kan het niet zo goed samen denken, dat geitenwollensokkenleven waar ik naar snak en dat haantje dat ik ook ben.

Dirk was het soort man dat je kan hebben als je in een yurt woont, even los van zijn destructieve aard. Hij was een man die past bij een yurt. Iemand die zou opstaan op de kachel aan te steken en een kop koffie te zetten. Ik val voor die types. O, wat val ik voor het type man waarmee je in een yurt kan wonen. Het type man dat niet meedoet met de wereld, niet keihard wil werken, geen carrière wil maken. Het type man dat tijd neemt voor een goede kop koffie en een boek en de wereld de wereld laat zijn. Het leven vieren, in het klein.

En ik voel me evenredig zo veel aangetrokken tot zo’n snel haantje. In pak, snel, slim, zelfzeker. Altijd onderweg naar beter en meer. Het soort man waar je goed mee uit eten kan en een weekend naar Madrid om daar lange avonden wijn te drinken op een terras. Het leven vieren, in het groot.

En ook in mijn moederschap scheurt deze tegenstelling door mijn zijn. Ik wil de oermoeder zijn die draagt en baart en haar kinderen in een doek op haar buik knoopt met melk die stroomt en de wereld die verdwijnt. En tegelijkertijd vind ik een dag met mijn kinderen intellectueel een woestijnervaring en denk ik er niet over in onze yurt een keer te gaan zitten om samen een priegelig knutselwerkje te maken.

Kon ik mezelf maar in twee scheuren en twee levens leiden. Of kon ik de tegenstelling in me maar verzoenen.

Intussen overweeg ik serieus om in een yurt te gaan wonen. Lach maar. Iemand tips, ervaring? Ik vrees dat het er vooral op aankomt een plek te vinden om de tent op te slaan, de rest is een kwestie van lef. En dat lef kan ik misschien wel ergens opdiepen.

Verdieping
Mijn blogstukjes zijn nog zelden ‘vers’ bij u aangeleverd. Ik schrijf er soms vijf na elkaar en dan weer een week geen, maar ik plan ze in aan ongeveer twee tot drie per week, meestal zondagavond en woensdagochtend.
Ik twijfelde dus of ik dit stukje zou publiceren. En toen bedacht ik dat ik enkel voor wonen ongeveer vijftien dagen per maand moet werken. Als je gemiddeld twintig werkdagen hebt op een maand is dat onnozel veel. Ik heb daarbij de huur, gas, elektriciteit, water, poetshulp, verzekering en jammerlijke grote kosten die je soms hebt ongeveer bij elkaar opgeteld. Niet-wonen of anders-wonen zou me dus vijftien werkdagen per maand schelen.

En toen las ik dit bij mijn dierbare Kleine Atlas. Niets aan toe te voegen.

En ook las ik dit bij de o zo mooie Inkelspielchen. Alleen is zo onnozel, eigenlijk. Met twee halveer je minstens die werkdagen die je nodig hebt om te kunnen wonen.

Anyway, ik snapte mijn eigen intens verlangen naar ‘anders gaan leven’ (i.c. in een yurt gaan hokken) plots (nog) beter en ik durf het ook publiceren.

Dieper
In de weekendkrant las ik een stukje over de kinderwens van Halina Reijn (DS weekblad, 2-7-2016). Ergens kom ik dit tegen: ‘Er zijn veel meer voorbeelden van zeer hoogopgeleide vrouwen van onze generatie die hun plek niet vinden, en na een aantal jaren in de consultancy business plots yogalerares worden. Misschien vielen hun banen simpelweg tegen, maar het kan ook zijn dat het anno 2016 nog niet vanzelfsprekend is voor vrouwen om ook zelf te geloven dat ze naar de top willen.’
Ik vlak eerst even de toppen er af. Ik ben niet zeer hoogopgeleid, wel gewoon hoogopgeleid. Ik heb geen topjob, wel een job op niveau die moeilijk te combineren is met het ouderschap. (Mijn collega J. zijn vrouw waarschuwt hem met enige regelmaat dat het geen hotel is thuis – bij mij thuis geen hotelservice. Wat andere collega’s hebben thuisblijfvrouwen.)
Maar dan: mogelijk vielen de banen tegen, mogelijk geloven vrouwen zelf niet dat ze naar de top willen, maar misschien hebben die vrouwen wat ik heb: een verscheurdheid in hun ‘zijn’. Langs de ene kant in de aarde willen woelen (nou ja, daar heb ik minder last van), langs de andere kant de secretaresse een opdracht geven. Langs de ene kant aan het vuur willen zitten, langs de andere kant hun tanden zetten in een moeilijk dossier. Langs de ene kant de yurt, langs de andere kant een leuke jurk en pumps in plaats van de bij-de-yurt-horende kleding van Lamawol ofzo. (Vooroordelen? Ik beken 🙂 ). Langs de ene kant tijd met die kinderen, langs de andere kant uitgedaagd worden op intellectueel hoog niveau.

Ik geloof dat ik nog wel even bezig ben. Met het zoeken naar een manier om de tegenstellingen in mezelf met elkaar te verzoenen. Naar een manier om die wolfsvrouw te zijn, maar wel één met een kantoor.