De ware liefde

Thee & troostvoer

Het is zo’n avond waarop ik het niet warm kan krijgen. Ik zet warme thee, struin de keukenkasten af naar alles wat zoet, ongezond maar troostend is. Ik schroei mijn keel als ik drink, en dat zit net op het randje tussen genot en pijn. Ik lees een stukje op Bieke’s blog en ben er even stil van.

De ware liefde

Ergens in haar stukje beschrijft Bieke wat de ware liefde allemaal doet, zoals om frieten rijden in de stad waar ze de tartaar vers maken. Ook schrijft ze over ontnuchtering.

Ik heb lang veel over liefde gedacht.
Dat de ware liefde de nukken van de ander verdraagt. Dat de ware liefde na drie dagen van zwijgen van die ander, om God weet welke reden, poogt om het gesprek aan te gaan, keer op keer op keer op keer op keer. Dat de ware liefde probeert om de ongenaakbaarheid die de ander steeds vaker en steeds langer in zijn macht kreeg, te doorbreken. Met een aanraking, met een woord. Met een brief in de keukenkast – tegen het koffieblik aan gepost. Vol angst en beven, want het kon zo’n mijnenveld zijn.
Ik dacht dat de ware liefde zich kenmerkte doordat ze niet opgaf. Doordat ze naar de buitenwereld toe de gordijntjes sloot, de vuile was binnen hield.

Kapot geanalyseerd

En ondanks de behoedzaamheid, ontploft het dan toch. En dan begint het analyseren. Wat zochten we bij elkaar? De ware liefde bleek een destructief patroon te zijn, waar de ene pool uit angst aanhankelijk en te verdraagzaam was, en de andere pool de poten van onder de stoel van die ene zaagde, wanneer het maar even kon. Omdat hij zichzelf ook niet zo groot en flink en stevig voelde als hij zou gewild hebben, en dan is het wel handig als er iemand naast je staat die klein is. Klein blijft. En die je kan neertrappen als die probeert op te staan.

Het analyseren duurt en duurt, en het begint soms op navelstaren te lijken. Er worden boeken gelezen, gesprekken gevoerd, dingen geschreven. Maar het is nodig.

Het groenere gras

En ook rondom sneuvelen er wat relaties, en koppels die twee jaar geleden nog straalverliefd op de bank zaten bij me met een zeemzoet verhaal over hun wonderbaarlijke eerste ontmoeting, vertellen nu – apart van elkaar – dat ze er te snel in gestapt zijn, omdat ze niet alleen konden zijn, omwille van wat ze geprojecteerd hebben op die ander, … Liefde als oorzaak of als lijm sneuvelt in elk van die analyses. Zinnen als ‘ik heb zijn behoeftes scherp aangevoeld en iets in mij wou daar aan tegemoet komen‘ klinken, in plaats van: ‘ik hield zo waanzinnig veel van hem‘. De magie heeft plaats gemaakt voor ontnuchterende inzichten, oorzaken en gevolgen.

En dan kijk ik eens goed rond naar de stabiele koppels die ik goed ken. Vanuit het buitenperspectief zie je dat ze elkaar een beetje klein moeten houden en wat moeten klem zetten in de rol die ze in de relatie hebben. Mannetje en vrouwtje spelen. Niets te gek, niets te anders, niets te nieuw, geen zotte dingen zoals eens twee dagen alleen op stap of een nieuwe baan die een grote verandering in het gezin zou teweeg brengen en het daarmee zou ontwrichten. En elke zondag bij de ouders en schoonouders op bezoek. Stabiliteit vraagt offers en snoeit groei.

Wat is waar?

Als alles kapot geanalyseerd is, is er niet veel meer om in te geloven. Niet in het verleden althans.

Momenten. Het station uitlopen met een bonzend hart en in de verte zijn krullen zien. Met spaghettibenen op hem aflopen, allebei niets kunnen zeggen maar eindelijk, eindelijk, die armen, die lippen. Gewekt worden terwijl je in een wirwar van dekens ligt, heel laat op de avond. Verlegen om naakt, terwijl er van verlegenheid een uur eerder weinig te merken was. Een bord eten voorgeschoteld krijgen en een glas wijn. Het bed dat opgemaakt wordt, de kussens opgeschud. De nacht die een eiland lijkt: het maakt niet uit hoe laat het is, want morgen bestaat niet. Fietsen in Zeeland met een erg bolle buik en bij het etentje later die avond ook een dessertje voor de baby nemen. Wandelen in het woud, zwijgend boterhammen met pesto en kaas eten en hete gemberthee met veel honing drinken. Een slecht moment hebben op het werk, een smsje sturen en een grapje terug krijgen.

Niets ervan voelt nog als ‘waar’. Het pijnlijke einde en de uitgebreide analyse, hebben er een waasje van ‘nep’ over gelegd. Een waasje van nep waardoor ik me naïef voel. Dom.

Niets meer om in te geloven in het verleden, maar ook zo weinig in de toekomst. Ik weet niet wat het is, liefde. Ik weet niet of het echt bestaat. Ik denk eerlijkgezegd dat het een sprookje is, waar we iets te graag in geloven. En in het beste geval een goede win-winsituatie van twee rustige mensen, die daar genoegen mee nemen.

Aangeraakt worden

Laatst kreeg ik een massage van iemand die overweegt ome en massage-opleiding te gaan doen en een proefpersoon zocht. Het was een man. Jonger dan ik en best leuk. Halfnaakt gaan liggen en wachten op die eerste aanraking van handen op mijn huid. Een ballon met herinneringen knapte open in mijn hoofd. Herinneringen aan aangeraakt worden, aan overgave, aan vertrouwen. En het besef dat ik al geruime tijd niet meer het gevoel ken van een slapend lichaam naast het mijne. Althans, een lichaam dat ouders is dan vier jaar.
Gemis ervaren. Want die magie krijg ik niet kapot geanalyseerd. Gelukkig zijn er ook zelden momenten waarop ik het me voor de geest kan halen. Hoe het was, hoe het voelt.

Wat overeind blijft

Ik maakte het flesje van Babybroer, dacht al deze dingen. Vroeg me af of ik ooit nog een keer kan geloven. En vertrouwen. Ik zit erg in mezelf, door de pijn die er was en het verdriet en de ervaring en al het navelstaren. Het wordt alleszins een lange weg naar buiten, als ik ooit al in staat zal blijken om al die beschermlagen die ik om me heen heb gebouwd, af te breken. Of toe te laten dat iemand er doorheen komt.

Wat overeind blijft? Geloof in een vorm van liefde. Eén die sterker is dan alles wat je kent en ook nog eens elke dag groeit. Het is de liefde van dat kleine plakkerige handje in het mijne, van samen met de Kleuterzoon in zijn bed verhaaltjes lezen en grapjes te maken over de dag, van Babyzoon die een stukje van zijn koekje in mijn mond stopt en me een kushandje toewerpt. En dan beseffen dat ik daar meer van wil. Veel meer. Een dochter, wie weet. Maar dan zal ik toch eerst in staat moeten zijn om mijn muren te slopen.