Hoe het zo gekomen is

Prachtig verhaal, bij Mme Zsazsa. Het deed me weer stilstaan bij mijn eigen prins op het witte paard, en hoe dat zo gekomen was.

Hoe ik hem voor het eerst zag bij een vriendin die net weduwe was geworden thuis, en ongepast dacht: ‘Die wil ik wel beter leren kennen.’
Hoe ik hem dagen later op de begrafenis zag met een vrouw.
Hoe ik twee etentjes met hem en onze gemeenschappelijke vriendin liet passeren, wegens te moe en te veel gedoe en hij had toch een lief.
Hoe we een architectuurwandeling lang praatten en grapjes maakten en koffie dronken en ik het toen nog niet wist, dat het bijna zo ver was.
Hoe we ergens midden in de nacht zwichtten voor elkaar op de bank die nu ook de mijne is.
En hoe het meteen serieus was. Hij en ik. Geen sprake van wat aanmodderen of wel kijken waar we zouden uitkomen. Maar meteen goed. Wij.

En nu zijn we niet eens veel tijd verder, maar we hebben onze levens samen gevoegd. De hoera hoera hoera-stemming lijdt wel eens onder het dagelijkse leven met brooddoosjes, moe, werk, zorgen en ik die de afwasmachine blijkbaar fout inlaad.

Soms denk ik dat hij meer van de kinderen houdt dan van mij. Soms denk ik dat ik meer van hem houd dan hij van mij. Soms besef ik dat hij zielsveel van ons houdt. Meestal voel ik dat ik onwrikbaar van hem houd, dat hij mijn man is. Goede en kwade dagen, goed of fout ingeladen afwasmachines, whatever. Ik ben hier en hier wil ik zijn en blijven. Bij hem. Zelden voel ik niets of niet zo veel. Dat is best vermoeiend voor hem.

We zijn in de fase dat we ons bewust moeten zijn van hoe oude (reactie)patronen vandaag doorwerken en dat we geen foute dingen moeten installeren hier. Dat is vermoeiend. Ik maakte me al eens schuldig aan doen alsof ik hem niet hoorde toen hij iets zei en ik mijn geluidsdempende koptelefoon op had en chagrijnig was. Hij haakt wel eens heel abrupt af in een gesprek. Ik probeer alert te zijn en het niet te laten gebeuren. Dat het gewoon wordt, inslijt. De prijs die je dan betaalt is dat er werk aan is en dat het soms genoeg is, al dat bewust met de relatie bezig zijn. De dagen waarin de magic z’n werk deed kijken dan lang geleden. Maar wat je krijgt is een constructieve en geen destructieve relatie. En daar ga ik voor, deze keer. Voor de kinderen. Voor hem. Voor mezelf.

Geluk

Femma is een eigentijdse en eigenzinnige vrouwenorganisatie met een duidelijke visie op mens & samenleving. Femma praat mee over wat vrouwen vandaag denken, voelen & beleven. Femma verdedigt de belangen van vrouwen met minder kansen en in het bijzonder alleenstaande vrouwen. De organisatie ijvert voor emancipatie van vrouwen en gendergelijkheid, o.a. via het informeren en sensibiliseren van vrouwen, beleidsmakers en andere actoren.

Onderstaand stukje is geschreven voor Femma en verschenen op hun website.
Meer over Femma? Neem hier een kijkje!

Laatst was ik op een studiedag waar ik een lezing bijwoonde over geluk. Geluk is een hot topic geworden. Drie factoren hebben een invloed op ons geluksgevoel, met name de omstandigheden waarin je leeft, je bewust gedrag (je denken en je handelen) en aanleg (genetische elementen, of je ziek of gezond bent, …). Probeer voor je verder leest eens in te schatten welke van deze drie de grootste invloed heeft op ons geluksgevoel.

Ik was alleszins verbaasd dat aanleg goed is voor 50%, bewust gedrag voor 40% en dat omstandigheden slechts 10% van het geluk bepalen.

De voorbije jaren heb ik meer dan eens verzucht dat ik gelukkiger zou zijn als de omstandigheden beter zouden meezitten. Als ik maar in een leuker huis woonde. Als ik maar een leuke partner had. Als ik maar iets meer verdiende. Als ik maar wat minder moest werken. Als ik maar minder alleen was. Als ik maar nog een kindje kon krijgen.

Nu die nieuwe partner als een cadeautje uit de lucht is gevallen, verschijnen er plots wat mogelijkheden aan de horizon. Ik zou minder kunnen werken. Ik zou kunnen verhuizen. Ik ben niet meer alleen.

In het begin van onze relatie gaf dit een shot van energie en geluk. Meerdere mensen vertelden me dat ik straalde, dat het duidelijk goed ging. Ik liep op wolkjes en kon de wereld aan. Tot de hedonistische adaptatie intrad. Een moeilijk woord om te zeggen dat je went aan omstandigheden. Moeilijke én leuke. Met dat wennen neemt het effect op je geluksgevoel af. Wat blijft er dan over? Je aanleg en je bewust gedrag, inderdaad.

In de donkerste dagen van het alleenstaand ouder zijn, kon ik me vasthouden aan het feit dat er altijd nog momenten van intens geluk waren. Door het bos fietsen met een klein jongetje achterop. Een grappige uitspraak van de oudste zoon. Zelfs de rust van een avond strijken met een leuke film op. Nu de dagen lichter worden en ik er niet meer helemaal alleen voor sta, is het vooral even schrikken dat dat geen garantie is op geluk. Het leven staat niet meer op scherp, dingen die voorheen onmogelijk waren, kunnen plots allemaal. Willen we met de jongens naar legoland? Dat kan. Wil ik minder werken? Dat is bespreekbaar. Een museum? Ik heb er de voorbije twee maanden meer gezien dan de voorbije twee jaar samen. Maar nu het allemaal mogelijk is, raakt het me niet meer zo diep. Het geluk overvalt me niet. Ik moet er voor kiezen.

Werk aan de winkel dus nu er hedonistische adaptatie optreedt bij de omstandigheden. Mijn aanleg kan ik niet veranderen, maar mijn bewust gedrag, namelijk hoe ik denk en handel, kan ik wel sturen. En daarbij lijkt het vooral belangrijk te werken aan een goed evenwicht. Het evenwicht tussen zinvol werk en aandacht voor mijn gezin. Tussen engagement en zelfzorg. Tussen tijd voor mijn partner en tijd voor mijn kinderen. Tussen ruimte voor vrienden en creativiteit en ruimte voor mezelf. Een context die deze combinaties mogelijk zou maken, zou vast helpen. Waar blijft die werkweek van dertig uren?

 

 

 

Het kikkererwtje

De reden van mijn winterslaap was dat ik onverwacht en ongepland zwanger was geworden. Voor de toeters en bellen bovengehaald worden: ik heb het kindje verloren op acht weken. Bij deze toch het verhaal van het kindje dat niet mocht zijn in enkele blogs die ik geschreven en gepland had voor het mis ging. 

Het is herfst als ik dit schrijf.

Je kan niet een beetje zwanger zijn. Je bent zwanger, of je bent het niet.

Ik besef dat Het Kind op dit moment een kikkererwtje is. Eén met een hartje, hoop ik. Als u dit leest, hoop ik het al te voelen schoppen.

Tot mijn grote verbazing voel ik me heel krachtig als vrouw. Ik ben heel levenslustig en heb zelfs zin in seks. Ik draag het leven! De misselijkheid komt in vlaagjes, en ik kan het prima aan. Ik ben minder moe dan ik verdien te zijn met dit leven. Alleen mijn bekkenpijn katapulteert me terug in de tijd, naar slechtere tijden toen ik beschaamd, me vies voelend, ellendig, zwak en misselijk, zwanger was.

M. en ik hebben een avond en een half dagje samen. Het is heel gewoon en tegelijkertijd heel warm en bijzonder. Samen wakker worden. Hij gaat twee uur lopen (!), ik neem tijd om te douchen, me op te maken, een ochtendwandeling te maken en croissants te halen. Als hij terug thuis komt zit ik net tomaten met tabasco te eten als ontbijt. Je bent zwanger of je bent het niet.

We lezen en praten, zijn lijf voelt erg vertrouwd en fijn. We gaan de stad in, wat eten. Als het tijd is om naar huis te rijden, komt er een flinke vlaag misselijkheid voorbij. Goed zo, Baby, zegt hij. Ik beaam. Het is een goed teken.

De Baby zet ons heel toekomstplan op scherp. Waar we eerst binnen het jaar en dan met name in de grote vakantie samen zijn nest wilden betrekken, moet dat nu plots al binnen afzienbare tijd en liefst als ik nog fit genoeg ben om te verhuizen. Als ik het voor mezelf een beetje haalbaar wil, zwanger zijn, moet ik ook echt minder werken. We regelen één en ander. Prikken een gewenst verhuismoment. We rekenen uit hoeveel ik minder verdien als ik maar drie dagen werk in plaats van vier en half. Hij past het verschil bij voor de maanden die komen tot we samen wonen en mijn vaste lasten daarmee meer dan halveren.

Het gaat loeihard, alles. Maar ik weet dat we twee volwassen mensen zijn. Hij is geen prins op het witte paard, en ik ben geen prinses op een kikkererwt. Het zal zoeken zijn en hard werken en mijn hele hebben en houden verhuizen tijdens een zwangerschap is misschien ook niet het strakste plan ooit (veranderingen doseren, dat soort dingen) (we hebben het over emigreren!). Maar ik ben rustig en hij is rustig. Het kan niet anders dan dat we dit samen doen, en dat doen we.

Long days, short nights

De reden van mijn winterslaap was dat ik onverwacht en ongepland zwanger was geworden. Voor de toeters en bellen bovengehaald worden: ik heb het kindje verloren op acht weken. Bij deze toch het verhaal van het kindje dat niet mocht zijn in enkele blogs die ik geschreven en gepland had voor het mis ging. 

Herfst 2016.
Mijn blog is in winterslaap. Ik schrijf voor de lente die zal komen. Ik gok op vroeg dit jaar.

Ik zit in bed. Naast me ligt een koalabeertje. Hij is ziek en heeft me nodig en wil liefst in me kruipen. Ik geef er aan toe. De afwas blijft staan, de was blijft liggen, het werk ook weer eens. Ik realiseer me nu nog meer dat ik alle echte wezenlijke dingen, zoals de verplichtingen voor mijn werk, in de marge moet doen. Snel snel. Dat dat een enorme afkeer heeft tot stand gebracht ten opzichte van werken en van mezelf. Ik realiseer me ook dat mijn hele leven kreunt onder achterstallig onderhoud. En dat de relatie met M. (van Man) me zowel bodem geeft en perspectief, als dat het ook tijd kost die ik niet heb.

Ik denk na over de afgelopen week. Acht dagen van pieken en dalen.

Donderdag. Ik ben bij mijn therapeut. Of ik zwanger ben, vraagt hij. Ik haal mijn schouders op. Vorige week lag ik hier, met die vaste overtuiging. Maandag deed ik een negatieve test. Ik ben niet ongesteld, maar die test had maandag toch echt positief moeten zijn, één dag na mijn verwachte regels. Hoe dan ook, het zou te gek zijn om waar te zijn in deze extreem prille fase van mijn nieuwe relatie. Na de sessie ga ik langs de Delhaize voor lunch en lekkers voor vanavond. Ik neem een test mee. Die ik weer vergeet tot ik de boodschappentas leeg maak. O ja. Ik plas in een beker, zet de stick er in, ga wat anders doen, vergeet bijna te kijken. Als ik kijk zie ik twee streepjes en valt de hemel op mijn dak.

Donderdagnacht. Ik ben alleen. M. had aangeboden naar me toe te komen, maar we zien elkaar morgen dus wou ik dat niet van hem vragen. Het is alsof ik in de loop van een geweer kijk, geladen met alle pijn, angst en trauma van de voorbije jaren. Van het alleen zijn, van het alleen gelaten worden terwijl ik zwanger was, van het alleen voor kinderen zorgen, van meer verantwoordelijkheid dan ik wil en kan dragen. De zwangerschap heeft de vinger op de trigger. De nacht is gevuld met mijn eigen duisternis. Ik hou me vast aan lezen bij Coeur. Helemaal op kruip ik naast de kleine jongen in bed. Hij richt zich op. Moeke, zegt hij. Moeke. Wil je mijn hand even strelen?

Vrijdag. Ik rijd naar M. met de jongens op de achterbank. 230 km, in één ruk. We komen toe in zijn huis. Ik blokkeer volledig, wil weg lopen. Het idee een kind te dragen van deze man die ik net ken als partner… Het lijkt alsof niets nog klopt. Ik zie me plots met de jongens in dit huis bij deze man wonen, en wat me maandag nog het heerlijkste ooit leek, lijkt nu een afgrijselijke nachtmerrie. Liefst zou ik ze oppakken en meenemen en nooit meer terug komen. Ik ga trillend zitten. Hij legt een hand in mijn hals.

Zaterdag. Ik ben moe. Hij leest de krant, de jongens spelen, ik slaap op de bank. De dag is zo idyllisch als de pest, met buiten lunchen, tijd doorbrengen in zijn verrukkelijke tuin, zelf pizza maken met de jongens, een geweldige wandeling. Tussendoor slaap ik veel.

Zondag. Hij gaat even vijftien kilometer lopen. De jongens en ik halen ontbijt. Absurd genoeg denk ik er niet aan een croissant voor M. mee te nemen. Als hij terug is, krijg ik een huilbui. Hoe kan ik dit kind krijgen, hoe kan ik me verbonden voelen met deze man die zo vreemd en ver lijkt? Hij blijft rustig, praat met me. Hij is hier behoorlijk goed in. En ik zie dat hij zijn best doet. Loeihard. De dag wordt nog idyllischer dan de vorige, met een wandeling in de duinen, het prachtige herfstlicht, uit eten op het strand. De jongens die de golven uitdagen. En dan weer terug. Ik en drie kinderen. 230 km. Verdomme, wat ben ik sterk geworden.

Maandag. Een gesprek bij Fara. Over zwangerschapskeuzes. Voorstel om in gesprek te gaan bij het abortuscentrum. No way, no way. Ik oordeel niet over abortus, maar ik kan dit kind niet laten weg nemen. Ik krijg het, alleen of samen. Ook al zet dit mijn hele leven op zijn kop.

Dinsdag. Om half zes de deur uit. Om 12u ’s nachts de pc dicht geklapt. Misselijk, heel de dag misselijk.

Woensdag. Een vriendin komt langs. We spreken over een keuze die geen keuze meer is voor me. Die eigenlijk ook nooit een keuze was. Ik krijg ruzie met M. over iets stoms dat hij zegt. Onderliggend: hij heeft mijn weigering abortus te overwegen als irrationeel bestempeld. Ik ben kwaad dat hij dat geweer niet ziet dat op me gericht staat. Dat hij niet ziet dat al mijn angst, pijn en trauma in mijn gezicht gaan ontploffen. Dat kiezen om geen abortus te ondergaan veel meer moed vraagt dan de keuze om er wel één te nemen. Ik wil daarin erkend worden. Ik wil dat hij snapt wat dit me kost.

Donderdag. De ruzie escaleert. Tussen het werken door bel ik hem op. Mijn grootste angst is dat hij me in de steek laat. Maar die angst regeert me zo dat het bijna een self fulfilling prophecy wordt omdat ik hem wegduw. Ik moet me realiseren dat hij mijn vijand niet is, maar mijn partner. Dat hij dit kind nu niet wil en dat ik niet kan kiezen om het weg te doen, is een strop rond onze hals. Ik word een soort wolvin, en mobiliseer mijn kracht om mezelf en mijn jong te beschermen. Desnoods zonder je, ik kan het ook alleen. Deze vertoning van kracht is te agressief voor hem. Ik krijg hem bijna zover dat hij me inderdaad in de steek laat. Uren later zijn we deemoedig. ‘Ik wil het graag samen maar weet niet hoe.’ ‘Ik wil het nu niet maar respecteer je keuze en wil er het beste van maken.’

Vrijdag. Ik neem maatregelen. Ik heb een afspraak met een vroedvrouw die als een soort van therapeut psychisch zware zwangerschappen begeleidt. Ik maak een afspraak met mijn vaste vroedvrouw voor de medische opvolging. Ik bel een gynaecologe en leg de echo’s vast. Ik ga naar de huisarts om mijn bloedtest te bespreken. Het is niet goed. De zwangerschap wordt bevestigd maar de HcG-waarde is zwak. Nieuwe bloedname. Als het niet aanzienlijk gestegen is moet ik me voorbereiden op een miskraam. Ik realiseer me dat ik ook al verwonderd was dat ik me fysiek vrij goed voel, in plaats van hondsziek zoals de vorige keer. … M. leeft mee, is oprecht bang, bezorgd. We supporteren samen voor het kind, alsof het een marathonloopster is (het moet een meisje zijn, dat spreekt vanzelf). Als we na uren het bericht krijgen dat de zwangerschap progressief is, zijn we allebei opgelucht. ‘En nu doorpakken, Baby!’ appt hij. Mijn hart, mijn hart.

 

 

Akelig snel in de juiste richting

Het gaat hard met Marinus. We bellen dagelijks. Lang. Er is veel te bespreken en we vinden het vast ook gewoon leuk elkaar te horen. Ik heb het gevoel op een rijdende trein gestapt te zijn, die weliswaar de juiste richting uit gaat maar wel akelig snel.

We maken plannen voor de weken die komen. Allerlei moois en leuks dat ik jaren niet heb gedaan. We praten over boeken, wegen ideeën tegen elkaar af. Ik heb elke dag een vragenlijstje met dingen die ik over hem wil weten, en hij probeert in te schatten wie ik ben en hoe ik in elkaar zit.

Ik was vergeten hoe dat is, verliefd zijn. Dat zelfs een gesprek over wat de ander ’s middags heeft gegeten, interessant kan zijn.

We maken plannen. Niet alleen voor de weken maar ook voor de jaren. Hoe zie jij het, hoe zie ik het? Mijn hele toekomstbeeld dat bestond uit heel hard werken en kop boven water houden, kantelt. Misschien zal mijn leven plaats vinden op een andere plek, in een andere stad, en op een andere manier. Misschien wordt het een leven waarin ik tijd ga hebben om de stad in te gaan om een heerlijk kopje koffie te drinken op een gewone weekdag. Omdat er tijd is. En liefde.

Er komen dingen voorbij waar ik nooit bij stil heb kunnen staan. Zoals New York bezoeken. Het is vrij snel duidelijk dat hij de stabiliteit en ruimte en buffers heeft die mij ontbreken. Het duizelt me en ik voel een lichte paniek die te maken heeft met gelijkwaardigheid binnen een relatie. Het materiële is niet belangrijk, maar het betekent wel veiligheid, tijd en levenskwaliteit.

Ik snijd het onderwerp anticonceptie aan en we praten over de optie baby waar we het wel een beetje over eens moeten zijn natuurlijk.

Soms lijkt het alsof ik droom. Ik vraag me vaak af wanneer de wekker af gaat en alles een illusie zal gebleken zijn. Wat niet afgaat zijn de alarmbellen. Geen enkele alarmbel treedt in werking. Hij lijkt ok. Hij is lief, communicatief, relaxed en respectvol. Elke dag ontdek ik dat hij meer is dan ik dacht.

Uiteraard kennen we elkaar al een tijdje, en is er ook het kennen via-via, maar de relatie is nieuw. Het lijkt soms alsof ik blind met hem getrouwd ben, de sprong heb gewaagd. Ik trek de kasten open en er valt geen enkel lijk uit. Er zijn alleen maar leuke dingen en grappige dingen en lieve dingen. Maar misschien heeft hij wel een raar kinky kantje dat ik op een dag ontdek. Wie weet.

Of hij me mee neemt naar het Eye, vraag ik. Zo vaak je maar wil, zegt hij. Meer prinses dan dit heb ik me nooit gevoeld. En dan o-ow, toch een alarmbelletje. Ik ben toch geëmancipeerd? Ik kan zelf naar het Eye als ik dat wil? … Maar met twee (waarvan één local) is het natuurlijk leuker. Toch? 🙂

 

Prinses en de cruise control-man

Zoals jullie hier konden lezen ging ik logeren bij Marinus. Omdat ik daar voor het werk in de buurt moest zijn.

Het was taai. Veel werk, vroeg op, laat terug. Ik had een opdracht samen met mijn baas en dat joeg me de stuipen op het lijf. Maar er waren twee avonden en twee nachten.

De eerste avond reed ik na kinderbedtijd noordwaarts. De volle 230 km. Na het parkeren van de auto stond ik vertwijfeld in een steegje en deed mijn map-app het niet, waardoor ik zijn huis niet kon vinden. Ik belde hem, hij kwam me tegemoet. Nam mijn tas over, nam me mee naar zijn huis. Zijn mooie rustige huis in een steegje in een lieve stad. Hij maakte cappuccino voor me. Met zorg en liefde. We spraken nog uren, en verder gebeurde er niets.

De volgende ochtend moest ik vroeg op. Hij was voor me opgestaan, voorzag me van koffie en maakte ontbijt voor me – wat ik niet binnen kreeg op dat vreselijke uur. Hij wandelde mee naar mijn auto en wenste me succes voor de dag.

Na de lange dag kwam ik weer toe bij hem. Terwijl ik op de bel drukte, grinnikte ik. Zijn fiets stond voor de deur en die was even stijlvol als zijn koffiemachine en zijn huis. We dronken koffie. Ik moest nog werken maar wou eerst een trui kopen. Hij stelde voor mee te gaan.

En daar werd het sneu. Want ik was doodsbang. Ik snapte niet dat hij mee wou. Ik kon daar niets mee. Ik was op mijn hoede. Dirk kon zo’n dingen tot een hel maken. Door niet mee te willen. Door wel mee te gaan en me dan in de winkel te vernederen, of de winkelmevrouw te charmeren waar ik bij stond. Marinus liep naast me, zocht in de winkel mee een leuke trui uit, was op een rustige manier in de weer om verschillende kleuren en verschillende maten aan te dragen. En ik dacht alleen maar: wanneer gaat het gebeuren? Wanneer gaat dit mis? Het ging niet mis. Hij was gewoon lief en zorgzaam en we wandelden terug.

Daarna ging hij sporten (het is zo’n man die naast het feit dat hij zijn leven op orde heeft ook nog loopt en meer dan vijf kilometer) en ik werken. Ik smste een lieve vriendin: ‘er gebeurt niets!’.  Ik gluurde naar zijn benen toen hij na en toertje lopen gezwind weer binnen kwam. We gingen de stad in, uit eten. En dat was alleen maar fijn. Hij was lief en attent en er gebeurde niets dat pijn deed. Ik voelde me op geen enkel moment vernederd of gemanipuleerd.

We wandelden terug. Een beetje onhandig sloeg hij zijn arm om me heen. Op de bank serveerde hij me een kopje thee. Voor we het wisten was het uren later en lagen we dichter bij elkaar, te praten. Elkaar dingen te vragen. Hij kuste me. En hij hield daarmee op om me te vertellen dat ik wel beter voor mezelf moest zorgen als we een relatie zouden krijgen. Minder werken, sporten, beter eten. Mijn keel schroefde dicht, omdat de angst dat hij me wou veranderen even intens was als het gevoel dat Dirk alleen maar wou dat het slecht met me ging en deze man het blijkbaar prioriteerde dat het goed met me zou gaan – en daar ook nog aan wou bijdragen. We kusten. We spraken. Om 3 uur viel ik tegen hem aan in slaap. Om 6 uur ging de wekker. Ook deze keer voorzag hij me van koffie, liep hij mee naar mijn wagen. Hij heeft twee keer mijn ochtendhumeur doorstaan.

Dat alles is vier dagen geleden. En sindsdien is er een rollercoaster van gevoelens. Ik realiseer me in het contrast pas echt hoe onveilig Dirk was en hoe bang ik ben geworden. Ik ben helemaal ok in het normale leven, maar dat iemand me nu nadert triggert al die onveiligheid loeihard. En dan zet ik me schrap. Wil ik vanalles – hem uitnodigen! En durf ik niets. Maar we praten. En hij is compassievol. En hij is zelf geen onbeschreven blad.

Waar ik nog even dacht dat Dirk de ultieme kans was om door al mijn zure appels heen te bijten, en de zijne, weet ik nu dat het waarschijnlijk een teken van gezondheid is van mijn kant om te kiezen voor een relatie die me meer recht doet in plaats van het proberen overwinnen van een destructief patroon wat waarschijnlijk gewoon niet realistisch is. Ook nu al is het me instant heel duidelijk dat Dirk misschien soms wel wou, maar nooit kon. Zelfs kleine dingen die ik graag wou, een keer naar de sauna gaan, een film, een fijn kopje koffie samen, lukten nooit. Het gebeurde gewoon niet met Dirk.

Op Dirk was ik knallend verliefd. En alles wat ik over hem ontdekte moest ik slikken want stiekem waren het geen leuke of mooie dingen.
Met Marinus is het anders. Ik sta helemaal schrap – dat hij vijftien jaar ouder is helpt ook niet. Maar alles was ik ontdek geeft me het gevoel een goed lotje uit de loterij getrokken te hebben, een beetje achteloos. Het voelt misschien zelfs alsof het lotje op mijn deurmat dwarrelde, zonder dat ik er iets voor moest doen. Hij lijkt erg oprecht en zegt dan goede dingen. Dat hij het fijn vindt dat ik kinderen heb. Dat hij het leuk vindt daar ook een band mee op te bouwen. Dat hij geen extra taak wil zijn in mijn drukke leven maar het net makkelijker wil maken. Dat we moeten zorgen dat ik binnen een tijdje maar eens wat minder moet werken als ik dat wil. Hij is een beetje huiselijk (hij heeft slofjes!) en heeft een groot huis dat leuk ingericht is en op een hypercharmante plek staat (o, o, o – wat mooi!). Hij heeft zijn leven op orde. Hij heeft een baan waar hij op een normale manier mee om lijkt te gaan. Hij heeft een mooie fiets. En een leuke stad. Hij is een Nederlander. Hij praat en zegt de juiste dingen en hij luistert. Hij is niet bang, hij is vol vertrouwen. Hij draagt streepjeskousen. Hij drukt zich genuanceerd uit. Hij noemt me lieverd. (O jee, o jee! Stress!) Hij heeft nagedacht over eerdere relaties en over zichzelf. Hij heeft therapie omdat hij aan zichzelf wil werken. Hij stelt de dingen niet mooier voor dan ze zijn. Hij zegt dat hij me sterk vindt, onafhankelijk, intelligent, grappig maar ook zacht en rustig. Hij ziet dat het leven hier bij momenten op z’n kop staat en hij begrijpt dat. Hij kijkt naar de toekomst maar hij verstikt me niet. Hij vraagt me dingen samen te doen maar geeft me echte ruimte om nee te zeggen. Hij rijdt met zo’n verantwoorde nette auto op een kalme manier. Een cruise control-man. En hij verdient meer dan mijn baas, geloof ik. Een ontdekking waar ik een instant identiteitscrisis van kreeg, omdat ik nu mijn zelfwaarde vier in mijn werk en ik niet goed weet wat daarvan overeind blijft als het niet meer zo acuut en heel nodig moet. Ik heb kracht verzameld de laatste jaren en een stukje daarvan is het bereiken van (financiële) onafhankelijkheid, met bloed, zweet, tranen, nachtwerk, het schrappen van allerlei dingen die ik leuk vind, en er zwaar met de zweep over, elke dag. Hij stelt voor de zweep op te bergen en ik doe bijna in mijn broek.

En hij ging net in op mijn uitnodiging om een weekend naar hier te komen. (Stress! Stoom uit mijn oren!) (Ik kan natuurlijk nog altijd doen alsof ik niet thuis ben.)

Hell yeah. Wordt vervolgd.
Voor de betere soap moet je hier zijn ;).

 

 

Prinses date

Ik ontmoette de man-in-kwestie op een heel eigenaardig moment. Het moment dat we beiden de vriendin bezochten die de dag voordien weduwe was geworden. Ik was er naar toe gereden met een bonzend hart en een bos witte rozen. Hij zat daar, dronk koffie, straalde rust uit. Wat een fijne man, dacht ik.

Een fijne man die ik dagen later op de begrafenis terug zag, zijn arm om zijn vriendin geslagen. Een leuke vriendin. Elegant, aardig. O, dacht ik. We spraken beiden op de uitvaart. Hij huilde toen hij zijn papier opvouwde en naar zijn plaats toe liep. Zij nam zijn hand.

Via de gemeenschappelijke vriendin werden we met elkaar in contact gebracht. De vakantie in Amsterdam zorgde voor een vreselijke date waarbij mijn beide kinderen zich onmogelijk gedroegen. Ik huilde op de terugweg. Niet om hem of omwille van verwachtingen met betrekking tot de date, maar wel omwille van echt verdriet omdat de dingen met mijn jongens soms zo uit de hand kunnen lopen. De oudste was aangedaan en stelde voor om beter zijn best te doen om het leuk te maken samen. Dat lukt met vallen en opstaan.

Maar de man-in-kwestie, intussen trouwens vrijgezel, bleef appen. Dagelijks. Ondanks mijn monsterkinderen. Het is een man waar ik geen trillende benen van krijg. Hij is rustig, beheerst, wat te oud voor me. Hij heeft een prachtig huis en hij heeft zijn zaakjes op orde. Hij maakt met zorg cappuccino en we lezen dezelfde boeken.

Een volgende date dient zich aan. Eén zonder kinderen. Ik kijk er naar uit, maar er is niets van euforie, spanning of stress. De dag dat ik de ondeugdelijke man ge-smst had met de vraag een kopje koffie te drinken samen, was ik helemaal hyper. Uit angst voor het antwoord had ik mijn gsm in de kledingkast verstopt. Het was zo spannend, zo vlinders-in-de-buik-achtig. Dat is leuk maar ook erg vermoeiend en overheersend.

Ik weet niet zo goed wat ik moet vinden, denken of willen. Ik wil gewoon maar even niets. Binnen enkele dagen zie ik hem. Dan kook ik voor ons, heffen we samen het glas, praten we en daarna zien we wel weer. Het is heel nieuw voor me dat ik me er niet in verlies.

 

Prinses zoekt een vegetarische, ambitieuze hippie

Soms denk ik dat ik er wel eens terug aan toe ben. Aan een lief, bedoel ik dan. Het ergste leed is geleden, ik ben moe – ok uitgeput – en heb mijn kop en mijn dagen behoorlijk vol. Maar ik sta er ook wel een beetje weer met mezelf en de jongens. Het is geen gesmacht meer dat er eens iemand moet komen die nu alles eens beter gaat maken, maar wel dat er iemand mag komen die van geluk zal mogen spreken als hij mee mag doen met ons.

Anyway. Iemand dus. Van datingsites krijg ik naast instant diarree ook het gevoel laat-maar-ik-blijf-wel-alleen. Een oude vrijster heeft ook wat. Even serieus. Iemand die als slagzin schrijft dat het leven als een neus is en je er uit moet halen wat er in zit. OMG. Ik krijg nog braakneigingen als ik er aan denkt. (Zou die vent ooit reacties krijgen?) Klik weg. Klaar. Happy single, ik. Niet dan?

Maar goed. Iemand dus. Optioneel, misschien, en hij moet vooral op mijn pad komen, ik ga ‘m niet zoeken. Zo wanhopig ben ik niet meer.

Aan welke voorwaarden zou hij moeten voldoen? Of mooier, wat is mijn wishlist?

  1. Grappig genoeg staat met stip op één (niet lachen) dat hij vegetariër moet zijn. Dat klinkt nu echt heel onnozel, maar ik heb een soortement afkeer gekweekt van anderen vlees zien eten/vlees in de koelkast (ugh!)/de lichaamsgeur van een man die vlees eet (het is vast inbeelding). Niets zo afstotelijk als een leuke man die in het frituur een ‘berepoot’ verorbert. Ik meen dit. Je mag daar mee lachen, ik ben bloedserieus.
  2. Hij mag een beetje hippie zijn. Niet heel conventioneel. Ecologisch bewust, wat linksig. Iemand die geen tv wil (just like me!) en graag uren gaat wandelen in de natuur en mij op sleeptouw neemt (en uiteraard ook iets lekkers in zijn rugzak stopt). Iemand die met kinderen om kan en er nog wat wil (en zich dan schikt in de rol van verpleegster gedurende 9 maanden voor zijn permanent doodzieke en immobiele lief.) Iemand die van musea houdt en koffiebarretjes en boeken en de krant op zaterdag. Als het even kan haalt hij ook croissants en brengt hij me koffie op bed. Slik, 1+2 klinken op sommige punten als Dirk. Dirk was vast een leuke man geweest als hij niet zo gestoord was. Soms droom ik ervan dat hij nog eens geneest.
  3. Hij is gedreven, heeft passie, heeft een leuke goede baan en heeft ambitie. Dat toont zich ook in zijn inkomen. Nee, ik hoef geen rijke man of een man die meer verdient dan ik (alhoewel…), maar zo iemand die een beetje aanmoddert en wat flierefluit vind ik absoluut onaantrekkelijk (wat ook niet waar is, want dat trok me bij Dirk aan als een soort tegenhanger van mezelf). Maar dus iemand met passie die er zijn boterham mee verdient. En ik moet eerlijk zeggen dat ik dan iets meer val voor passies die waardengebonden zijn, dan voor de meer commerciële. Dat hoort dan ook bij dat linksige. Ik wil graag iemand waar ik een goed leven mee kan opbouwen. En dan bedoel ik niet dat we drie keer per jaar met het vliegtuig op reis moeten, maar een keer gaan kamperen en een citytripje om de vijf jaar en ook wat geld en tijd over om anderen te kunnen helpen en engagement op te nemen. Dat lijkt me zalig.
  4. Het is geen must, maar grote donkerbruine ogen zijn een pluspunt.

Als je toevallig een single broer of vriend hebt die aan deze kenmerken voldoet, mag je hem sturen. Of een toverstafje om Dirk te genezen van alles wat met hem scheelt, dat mag ook.

Tot die tijd redden we het prima met ons drietjes.

 

 

 

Taart

Twee nachten. We zijn even weg om wat werkdingen te bespreken, twee collega’s en ik. Er moet gewerkt worden. We hebben een locatie. Een huisje, bomen rondom. Compact. ’s Avonds brandt het haardvuur, drinken we wijn, zit ik zorgeloos op de bank onder een dekentje. Praten we. Lees ik een tijdschriftje. Overdag werken we. Ik hoef de tafel niet te dekken, maar doe wel de afwas. We eten grote-mensen-dingen. Ik hoef niet alle beslissingen te nemen over wat, wanneer, hoe. Ik slaap twee nachten op rij alleen in een bed, in alle rust en stilte, tot acht uur. Ik kan er weer even tegen.

Ik ben op bezoek bij vrienden. Zit op hun mooie bank, animeer de baby. Er wordt taart aangesneden, de kinderen spelen, er wordt een kop koffie voor me neergezet. Een beetje een saaie zaterdagmiddag. Family-time. Maar ik proef iets gemoedelijks, vertrouwds en ontspannen waar ik al lang naar verlang.

Zondag. Ik zit in de hoek van de bank, zij zit links van me, hij rechts van me. We praten geanimeerd, de kinderen breken het huis af. Er is koffie, en ademruimte. En hoewel het niet allemaal rozengeur en maneschijn is, is het ook niet allemaal kommer en kwel, hier. Er is tijd, ruimte. Zonlicht. Speelgoed waarvan ik de prijs ken omdat het onbetaalbaar voor me is. Er is een vanzelfsprekendheid, een vertrouwen.

Vaak kan ik me niet meer voorstellen hoe het leven als niet-alleenstaande moeder er uit kan zien. Hoe het voelt om samen te leven met iemand, het wat beter te hebben op financieel en praktisch vlak. Wat minder alleen te zijn. Uiteraard kan ik zelf een middagje op mijn bank gaan zitten met de twee jongens thuis. Maar de sfeer is toch net iets anders in huizen waar het leven niet zo op scherp staat, waar naar de bakker gaan om taart geen financiële issue is, waar iemand kan vertellen dat ie een hele zaterdag in bed is gebleven omdat ie zo moe was – het vanzelfsprekend vinden dat de partner de boel dan draaiende houdt. Ik denk dat ik me wat minder zou willen afschermen van contact als ik niet moe was van zo veel alleen te doen. Nu ben ik vaak zo moe dat ik een telefoon die rinkelt liefst in een doosje in de tuin zou begraven om ‘m niet meer te horen.

Wat zou ik doen als ik niet meer alleen was? Zou ik zo anders leven dan nu?
Ik zou geen spectaculaire dingen doen, zoals bungeejumpen of verre reizen maken. We zouden wat vaker het huis uit kunnen, leuke dingen gaan doen zoals musea  bezoeken en fietsen in Zeeland – ik zeg maar wat. Er zouden saaie zaterdagen zijn, en vrienden op de bank. En ruimte, en tijd. En iets meer slaap. En taart. Dagen met taart. Want uiteindelijk denk ik dat het daar om draait. Het echte leven zit niet in verre reizen en zotte dingen. Het echte leven zit in het goed hebben met elkaar, en dat bijna vanzelfsprekend vinden, zo op een saaie middag in het weekend met taart op de bank.