Het kikkererwtje

De reden van mijn winterslaap was dat ik onverwacht en ongepland zwanger was geworden. Voor de toeters en bellen bovengehaald worden: ik heb het kindje verloren op acht weken. Bij deze toch het verhaal van het kindje dat niet mocht zijn in enkele blogs die ik geschreven en gepland had voor het mis ging. 

Het is herfst als ik dit schrijf.

Je kan niet een beetje zwanger zijn. Je bent zwanger, of je bent het niet.

Ik besef dat Het Kind op dit moment een kikkererwtje is. Eén met een hartje, hoop ik. Als u dit leest, hoop ik het al te voelen schoppen.

Tot mijn grote verbazing voel ik me heel krachtig als vrouw. Ik ben heel levenslustig en heb zelfs zin in seks. Ik draag het leven! De misselijkheid komt in vlaagjes, en ik kan het prima aan. Ik ben minder moe dan ik verdien te zijn met dit leven. Alleen mijn bekkenpijn katapulteert me terug in de tijd, naar slechtere tijden toen ik beschaamd, me vies voelend, ellendig, zwak en misselijk, zwanger was.

M. en ik hebben een avond en een half dagje samen. Het is heel gewoon en tegelijkertijd heel warm en bijzonder. Samen wakker worden. Hij gaat twee uur lopen (!), ik neem tijd om te douchen, me op te maken, een ochtendwandeling te maken en croissants te halen. Als hij terug thuis komt zit ik net tomaten met tabasco te eten als ontbijt. Je bent zwanger of je bent het niet.

We lezen en praten, zijn lijf voelt erg vertrouwd en fijn. We gaan de stad in, wat eten. Als het tijd is om naar huis te rijden, komt er een flinke vlaag misselijkheid voorbij. Goed zo, Baby, zegt hij. Ik beaam. Het is een goed teken.

De Baby zet ons heel toekomstplan op scherp. Waar we eerst binnen het jaar en dan met name in de grote vakantie samen zijn nest wilden betrekken, moet dat nu plots al binnen afzienbare tijd en liefst als ik nog fit genoeg ben om te verhuizen. Als ik het voor mezelf een beetje haalbaar wil, zwanger zijn, moet ik ook echt minder werken. We regelen één en ander. Prikken een gewenst verhuismoment. We rekenen uit hoeveel ik minder verdien als ik maar drie dagen werk in plaats van vier en half. Hij past het verschil bij voor de maanden die komen tot we samen wonen en mijn vaste lasten daarmee meer dan halveren.

Het gaat loeihard, alles. Maar ik weet dat we twee volwassen mensen zijn. Hij is geen prins op het witte paard, en ik ben geen prinses op een kikkererwt. Het zal zoeken zijn en hard werken en mijn hele hebben en houden verhuizen tijdens een zwangerschap is misschien ook niet het strakste plan ooit (veranderingen doseren, dat soort dingen) (we hebben het over emigreren!). Maar ik ben rustig en hij is rustig. Het kan niet anders dan dat we dit samen doen, en dat doen we.

Long days, short nights

De reden van mijn winterslaap was dat ik onverwacht en ongepland zwanger was geworden. Voor de toeters en bellen bovengehaald worden: ik heb het kindje verloren op acht weken. Bij deze toch het verhaal van het kindje dat niet mocht zijn in enkele blogs die ik geschreven en gepland had voor het mis ging. 

Herfst 2016.
Mijn blog is in winterslaap. Ik schrijf voor de lente die zal komen. Ik gok op vroeg dit jaar.

Ik zit in bed. Naast me ligt een koalabeertje. Hij is ziek en heeft me nodig en wil liefst in me kruipen. Ik geef er aan toe. De afwas blijft staan, de was blijft liggen, het werk ook weer eens. Ik realiseer me nu nog meer dat ik alle echte wezenlijke dingen, zoals de verplichtingen voor mijn werk, in de marge moet doen. Snel snel. Dat dat een enorme afkeer heeft tot stand gebracht ten opzichte van werken en van mezelf. Ik realiseer me ook dat mijn hele leven kreunt onder achterstallig onderhoud. En dat de relatie met M. (van Man) me zowel bodem geeft en perspectief, als dat het ook tijd kost die ik niet heb.

Ik denk na over de afgelopen week. Acht dagen van pieken en dalen.

Donderdag. Ik ben bij mijn therapeut. Of ik zwanger ben, vraagt hij. Ik haal mijn schouders op. Vorige week lag ik hier, met die vaste overtuiging. Maandag deed ik een negatieve test. Ik ben niet ongesteld, maar die test had maandag toch echt positief moeten zijn, één dag na mijn verwachte regels. Hoe dan ook, het zou te gek zijn om waar te zijn in deze extreem prille fase van mijn nieuwe relatie. Na de sessie ga ik langs de Delhaize voor lunch en lekkers voor vanavond. Ik neem een test mee. Die ik weer vergeet tot ik de boodschappentas leeg maak. O ja. Ik plas in een beker, zet de stick er in, ga wat anders doen, vergeet bijna te kijken. Als ik kijk zie ik twee streepjes en valt de hemel op mijn dak.

Donderdagnacht. Ik ben alleen. M. had aangeboden naar me toe te komen, maar we zien elkaar morgen dus wou ik dat niet van hem vragen. Het is alsof ik in de loop van een geweer kijk, geladen met alle pijn, angst en trauma van de voorbije jaren. Van het alleen zijn, van het alleen gelaten worden terwijl ik zwanger was, van het alleen voor kinderen zorgen, van meer verantwoordelijkheid dan ik wil en kan dragen. De zwangerschap heeft de vinger op de trigger. De nacht is gevuld met mijn eigen duisternis. Ik hou me vast aan lezen bij Coeur. Helemaal op kruip ik naast de kleine jongen in bed. Hij richt zich op. Moeke, zegt hij. Moeke. Wil je mijn hand even strelen?

Vrijdag. Ik rijd naar M. met de jongens op de achterbank. 230 km, in één ruk. We komen toe in zijn huis. Ik blokkeer volledig, wil weg lopen. Het idee een kind te dragen van deze man die ik net ken als partner… Het lijkt alsof niets nog klopt. Ik zie me plots met de jongens in dit huis bij deze man wonen, en wat me maandag nog het heerlijkste ooit leek, lijkt nu een afgrijselijke nachtmerrie. Liefst zou ik ze oppakken en meenemen en nooit meer terug komen. Ik ga trillend zitten. Hij legt een hand in mijn hals.

Zaterdag. Ik ben moe. Hij leest de krant, de jongens spelen, ik slaap op de bank. De dag is zo idyllisch als de pest, met buiten lunchen, tijd doorbrengen in zijn verrukkelijke tuin, zelf pizza maken met de jongens, een geweldige wandeling. Tussendoor slaap ik veel.

Zondag. Hij gaat even vijftien kilometer lopen. De jongens en ik halen ontbijt. Absurd genoeg denk ik er niet aan een croissant voor M. mee te nemen. Als hij terug is, krijg ik een huilbui. Hoe kan ik dit kind krijgen, hoe kan ik me verbonden voelen met deze man die zo vreemd en ver lijkt? Hij blijft rustig, praat met me. Hij is hier behoorlijk goed in. En ik zie dat hij zijn best doet. Loeihard. De dag wordt nog idyllischer dan de vorige, met een wandeling in de duinen, het prachtige herfstlicht, uit eten op het strand. De jongens die de golven uitdagen. En dan weer terug. Ik en drie kinderen. 230 km. Verdomme, wat ben ik sterk geworden.

Maandag. Een gesprek bij Fara. Over zwangerschapskeuzes. Voorstel om in gesprek te gaan bij het abortuscentrum. No way, no way. Ik oordeel niet over abortus, maar ik kan dit kind niet laten weg nemen. Ik krijg het, alleen of samen. Ook al zet dit mijn hele leven op zijn kop.

Dinsdag. Om half zes de deur uit. Om 12u ’s nachts de pc dicht geklapt. Misselijk, heel de dag misselijk.

Woensdag. Een vriendin komt langs. We spreken over een keuze die geen keuze meer is voor me. Die eigenlijk ook nooit een keuze was. Ik krijg ruzie met M. over iets stoms dat hij zegt. Onderliggend: hij heeft mijn weigering abortus te overwegen als irrationeel bestempeld. Ik ben kwaad dat hij dat geweer niet ziet dat op me gericht staat. Dat hij niet ziet dat al mijn angst, pijn en trauma in mijn gezicht gaan ontploffen. Dat kiezen om geen abortus te ondergaan veel meer moed vraagt dan de keuze om er wel één te nemen. Ik wil daarin erkend worden. Ik wil dat hij snapt wat dit me kost.

Donderdag. De ruzie escaleert. Tussen het werken door bel ik hem op. Mijn grootste angst is dat hij me in de steek laat. Maar die angst regeert me zo dat het bijna een self fulfilling prophecy wordt omdat ik hem wegduw. Ik moet me realiseren dat hij mijn vijand niet is, maar mijn partner. Dat hij dit kind nu niet wil en dat ik niet kan kiezen om het weg te doen, is een strop rond onze hals. Ik word een soort wolvin, en mobiliseer mijn kracht om mezelf en mijn jong te beschermen. Desnoods zonder je, ik kan het ook alleen. Deze vertoning van kracht is te agressief voor hem. Ik krijg hem bijna zover dat hij me inderdaad in de steek laat. Uren later zijn we deemoedig. ‘Ik wil het graag samen maar weet niet hoe.’ ‘Ik wil het nu niet maar respecteer je keuze en wil er het beste van maken.’

Vrijdag. Ik neem maatregelen. Ik heb een afspraak met een vroedvrouw die als een soort van therapeut psychisch zware zwangerschappen begeleidt. Ik maak een afspraak met mijn vaste vroedvrouw voor de medische opvolging. Ik bel een gynaecologe en leg de echo’s vast. Ik ga naar de huisarts om mijn bloedtest te bespreken. Het is niet goed. De zwangerschap wordt bevestigd maar de HcG-waarde is zwak. Nieuwe bloedname. Als het niet aanzienlijk gestegen is moet ik me voorbereiden op een miskraam. Ik realiseer me dat ik ook al verwonderd was dat ik me fysiek vrij goed voel, in plaats van hondsziek zoals de vorige keer. … M. leeft mee, is oprecht bang, bezorgd. We supporteren samen voor het kind, alsof het een marathonloopster is (het moet een meisje zijn, dat spreekt vanzelf). Als we na uren het bericht krijgen dat de zwangerschap progressief is, zijn we allebei opgelucht. ‘En nu doorpakken, Baby!’ appt hij. Mijn hart, mijn hart.