Het is minstens de tweede keer dat ze dit voorheeft. Volledige blokkade, groot conflict. Totaal over de rooie. Crisis total. Iedereen zag het van ver aankomen, zij niet.
Ik probeer er voor haar te zijn, want zoals dat dan gaat, is alles ingestort. Ik zie dat ze alleen is tussen het puin.
Iemand die recht op een muur afrijdt om er tegen te pletter te rijden, kan andere mensen heel heel boos maken. Op het moment dat je op de muur afgaat, ben je meestal al in een soort tunnelvisie en niet echt te genieten. Je kwetst andere mensen, laat hen in de steek, neemt afstand.
Been there, done that. Maar dan anders. Ik denk dat ik op het moment dat ik overkop en uit de bocht ging, wel een spoortje van wat fouten heb achtergelaten. Vooral omdat ik mezelf niet realiseerde dat het me allemaal niet meer lukte. Onzorgvuldigheden. Verwaarlozingen. Maar wat zij gedaan heeft was nogal een frontale aanval op collega’s, en keert zich nu tegen haar.
En terecht. Als een collega van me zich zo zou gedragen tegen me zou ik er aan kapot gaan van onzekerheid. Als een collega van me me zou verbeteren en dingen overnemen, mijn werk opnieuw doen, zou ik afhaken, verward geraken, boos worden. En dat hebben haar collega’s gedaan. Collectief. En als je boos bent, is het moeilijk om te zien hoe hulpeloos iemand met goede bedoelingen zichzelf en een situatie totaal kan doen ontsporen. Hoe zij even erg gevangen zat dan ze hen gevangen heeft genomen.
Ze heeft niet door hoe erg het is gesteld met zichzelf. Ze is geobsedeerd door de situatie. Ze kan geen afstand nemen en geen perspectief ontwikkelen. Ze slaapt niet en ze eet niet. Ze huilt. De ene dag is het allemaal hun schuld want ze denken te traag en ze zijn zo dom dat ze wel moest ingrijpen, de andere dag is het de schuld van de baas die niet gereageerd heeft. Haar eigen schuld is het nog niet.
En schuld, tja, schuld. Who cares about schuld?
Mijn ervaren oog ziet dat dit een lange weg kan worden. De verloren kilo’s erbij eten. Uitrusten. Anders leren denken. Anders leren omgaan met anderen. Anders leren werken. Perfectionisme leren hanteren. Perfectionisme niet op anderen projecteren. Leven, niet alleen werken. Verbinden.
Ze wankelt. Tussen een andere baan gaan zoeken of vallen, en herstellen. Waarbij niets gespaard zal blijven. Ze zal moeten graven in haar verleden, ze zal overtuigingen in vraag moeten stellen, ze zal moeten kijken naar zichzelf, ze zal de triggers moeten leren kennen, ze zal moeten leren rusten. Het vallen is wat je niemand toewenst, maar ik weet ook dat een ander baan zoeken een garantie is op meer van dit. Binnen een jaar, twee jaar, drie jaar.
Ik ben de lange weg aan het gaan. Laatst moest ik mijn tussentijdse evaluatie invullen. Allemaal kolommetjes waar ik prestaties in moest proppen. Er zijn niet zo veel prestaties meer van het laatste half jaar, terwijl ik in mijn vorige evaluatie de tweede beste was van allemaal. Dus schreef ik een brief aan de baas. Waar ik een half jaar geleden stond. Over de frustratie van die kolommetjes vol prestaties willen proppen, maar voelen dat het niet kan. Dat een dag nog steeds zwaar is, dat ik zo veel vergeet, dat het overzicht vaak ver zoek is, dat de ene dag beter gaat dan de andere, dat ik mijn auto vaak aan de kant moet zetten omdat ik mijn benen niet vertrouw. Over de schaamte en de schuld omdat het niet gaat zoals ik zou willen en zoals het zou moeten. Maar ook over de hoop en het geloof. Dat ik keuzes maak en dingen ontwikkel waardoor ik die kolommetjes weer ga vullen. Niet zo uitbundig als ooit, maar wel op een manier die duurzaam is. Dat schrijf ik. Ik stuur mijn kolommetjes en de brief per mail en heb dezelfde avond al spijt omdat het kwetsbaar is en ik me een zeur voel die altijd wel een reden heeft om te zeuren. Een mankepootje dat meehinkt met de grote jongens.
De man en ik werken thuis en we praten even bij een kop koffie en ik vertel het hem. Dat er veel veranderd is en dat dat goed is. Maar dat het niet leuk is om minder te kunnen dan vroeger, om minder te zijn, om minder te verdienen. Jippie jee, wat een levenskwaliteit heb ik gewonnen door ontdekt te hebben hoe leuk het is om een gezin te hebben, meer te leven dan te werken en beter voor mezelf te zorgen (lees: elke avond om 22u naar bed). Maar tegelijkertijd: wat heb ik er aan op de lange termijn? Weinig flitsende perspectieven. En ik, ik heb nog steeds een zwak voor flitsende perspectieven. Toegeven dat dit het misschien wel is, elke dag ploeteren, je best doen, balanceren, buigen voor de grenzen waar je vroeger zingend overheen ging. Weinig glorieus. Het is een fucking klein leven geworden. Misschien wordt het nooit meer dan dit. Nooit die goed draaiende eigen praktijk. Nooit die drie boeken op mijn naam. Nooit dat doctoraat afgewerkt. Nooit het derde kind. Alleen maar dit fucking kleine leven.
Een fucking klein leven waar de vriendin in puin haar neus voor ophaalde. Maar wat ik haar met zo veel liefde ook toewens. En allez vooruit. Mezelf ook.