Bloedmaan

De reden van mijn winterslaap was dat ik onverwacht en ongepland zwanger was geworden. Voor de toeters en bellen bovengehaald worden: ik heb het kindje verloren op acht weken. Ik weet dat veel vrouwen miskramen krijgen. Ik niet, dacht ik. Ik had geen idee hoe erg het is. Tot ik het meemaakte. 

Vrijdagnacht. Ik droom onrustig, ik heb het kou. Ik droom dat ik het kindje verlies.

Zaterdag ochtend. Ik ontbijt met de jongens. Ik lees de krant. Straks komt M. samen met vrienden. Fijn! Ik ga naar de wc en merk dat ik bloed verlies. Een uur later heb ik een bestemming voor mijn kinderen gevonden en ons alle drie aangekleed en zit ik op spoed, alleen. Hoe hallucinant is het dat er een vrolijk jobstudentje binnen stapt met een enquête terwijl je ligt te wachten op de gynaecoloog in het bangste uur van je leven. Hoe raar is het als je in een wachtzaal vol posters van Anne Geddes wordt gezet en dat de gynaecologe met twee blakende dochters komt aanlopen. Ze kijkt, de dochters spelen op de achtergrond. Er is een hartje, maar het kindje is kleiner dan ze verwacht. Ze schrijft me rust voor.

Zaterdagmiddag. Ik heb een hartje gezien, dus ik ben gerust gesteld. Het bloeden wordt erger. Ik heb geen pijn.

Zaterdagavond. M. en ik gaan wat doen, om onze gedachten te verzetten. Tegen half 12 ben ik ellendig, het bloed stroomt er uit. Ik ben zwak en misselijk. We rijden zwijgend terug.

Zaterdagnacht. Ik heb een hele nacht pijnlijke contracties. Ik voel het bloed lopen. Ik verlies mijn kindje. Tegen de ochtend is er een vruchtzakje waarin ik het kindje zie. Ik wikkel het in een zacht doekje en doe het samen met een papieren vogel in een klein doosje. Ik blijf in bed en huil. Maar de timing is slecht. Er zijn twee kinderen waar ik even niet van kan bedenken waar die naar toe kunnen. Er zijn vrienden op bezoek. Ik moet opstaan, douchen, aan de dag beginnen. Ik schraap al mijn moed bij elkaar om naar beneden te gaan, maar als ik uit de onderste la een zakdoek wil nemen ga ik moedeloos op de grond zitten en begint het huilen weer. Godsamme, ik ben niet eens in de gelegenheid om rustig een miskraam te krijgen.

Zondag. De jongens worden balorig van de dag. Hoe meer je rust nodig hebt als ouder, hoe bonter kinderen het maken. We besluiten naar een binnenspeeltuin te gaan. Het is te veel voor me. Ik bloed veel, ben doodmoe. Moeizaam ploegen we ons door de dag.

Zondagavond. Ik moet naar de spoed van de vroedvrouw omdat ik niet meer op mijn benen kan staan en omdat ik een spuit nodig heb omdat ik resus negatief ben. Op de spoed word ik in een rolstoel gezet. Even later lig ik op een bed omdat het niet gaat. Ik heb een ander ziekenhuis gekozen dan gisteren. Geen behoefte aan Anne Geddes-posters en ook geen behoefte aan de blonde kleuters van de gynaecologe around. De dokter die ik nu heb is heel begripvol en lief. Ze doet een echo, ik jank mijn ogen uit mijn kop als blijkt wat ik wist. Leeg, het vruchtje zit niet in mijn buik maar in een doekje in een doosje in mijn handtas. Er moeten nog onderzoeken gebeuren, er wordt bloed genomen en een spuit gegeven. M. neemt me mee. We hebben even ruzie in de auto. Alle zenuwen staan strak gespannen, ik ben kapot.

Maandag. De maan in vol. Het afscheid van het kindje gaat heel woordeloos. M. heeft een kartonnen doosje klaar gezet. Ik zie het liggen en weet meteen wat het is, de tranen lopen over mijn wangen. Mijn handen trillen als ik het kindje in het doekje vanuit het plastieken doosje in het kartonnen doosje doe. Ik tril te erg om ook de papieren vogel erbij te stoppen. M. helpt me, zijn wangen zijn nat. We kijken elkaar niet aan. Of hij ook een briefje wil schrijven, vraag ik. Beiden schrijven we een klein briefje. Ik schrijf hoe blij ik was met haar en dat ik graag haar moeke had willen zijn. Ik vraag M. of ik zijn briefje mag zien. Dat mag niet en dat is ok. We vouwen beiden de briefjes op en ik doe ze onder in het doosje. Daarop het doekje met het kindje en daarop de vogel. We sluiten het doosje. We huilen. Of hij een schepje heeft, vraag ik. Hij heeft al een kuiltje gegraven. (Wat banaal en praktisch klinkt dat, maar zo is het gewoon op dat moment.) Ik stop het doosje in het kuiltje, hij dekt het toe. Ik zet een kaars op het grafje en hang een sterretje in de boom er boven. We gaan naar binnen. Ik ben opgelucht, het was heel belangrijk om het kindje te begraven. Het kindje heeft letterlijk een plek gekregen. Vanuit het bed kan ik het kaarslicht zien beneden. Het troost me.

Zo veel soorten van verdriet. In de douche zondagochtend verbaasde ik me er over dat dit een heel nieuwe portie vers nieuw en andersoortig verdriet is dan het verdriet van de afgelopen jaren. Het  verdriet van alleen zijn, van in de steek gelaten zijn, van moeten groeien, van moe zijn en toch verder moeten, van ploeteren… Dit verdriet is erg fysiek, het gaat gepaard met pijn en zwakte en een lege plek in mijn buik en veel bloed. Het is gek hoe een kindje dat in een doekje in een doosje kan heel mijn toekomst al had bepaald en de motor was onder zo veel plannen en ideeën. Plannen om minder te werken, plannen om anders te gaan leven, plannen om te verhuizen. Plots ligt alles weer open, de noodzaak onder de plannen is een beetje weg. Het is stil.
Er brandt een lichtje in de tuin.

 

Teer. Lang. Diep.

Ik kijk naar hem. Zijn blauwe ogen in het bruine gezicht. De volle haardos. De energie en kracht die hij uitstraalt. De trouwring rond zijn vinger. Hij kijkt terug, met een blik die lacht. Ik ben trots dat hij mijn collega is, en ik hoop van zijn zelfvertrouwen en energie te mogen leren.

Het is een rotavond en er wordt op de deur geklopt. Daar zijn ze. Ze hebben er voor gekozen mijn vriend te zijn en investeren daar overduidelijk in. Ze zijn er, echt. En ze hebben een geweldig gevoel voor timing. Ik huil wat bittere tranen, krijg een warme knuffel, wijze woorden en mildheid. Een uitnodiging voor de dag die komt. En chocola. Chocola!

We nemen een kopje koffie en hebben het over het lange weekend. Hij vertelt over de vakantie met zijn gezin. Hij ziet er goed uit en ik realiseer me plots dat het een mooie man is. Met een volle haardos, een prikkelbaardje en een zachte blik. Ik vertel een beetje grappig-luchtig over het uitstapje met de jongens naar een dierenpark (we hadden via-via kaarten met 50% korting gekregen) en hoe we maar liefst drie uur en half in de file hadden gestaan. ‘Goed dat ik jongens heb,’zeg ik. ‘Die janken niet als je eens tegen ze roept dat ze hun kop moeten houden omdat hun moeder anders in haar broek gaat plassen.’ Hij kijkt maar me en zegt dat het toch niet makkelijk moet geweest zijn, zo met twee jongens dat hele eind rijden. Dat hij en zijn vrouw om de beurt rijden en om de beurt met de kinderen op de achterbank bezig zijn. En dat ik het toch maar doe. Ik ben verbaasd door zijn empathie. Weinig mensen lijken zich echt te kunnen voorstellen hoe het is, alleen. Op het werk scherm ik het allemaal een beetje af. Met het sausje van tja-had-het-liever-anders-maar-het-gaat-best. Hij heeft daar door gekeken en zich in me verplaatst.

Dat het kan, zegt hij. Een huis met tuin. In Amsterdam. Hoogzomer. Voor de vakantie. Ik stamelvraag welke vergoeding hij graag wil. Geen, is het antwoord. En ook dat het voor hem normaler is dan voor ons. Ik durf bijna niet blij te zijn omdat het zo veel is. In mijn hoofd gaan er toeters en bellen af. Gratis logeren betekent dat we elke dag een uitstapje kunnen doen op reis. Het betekent ijsjes, Artis, musea, pannenkoeken.

Ik ga tanken en plassen en op de wc vis ik mijn telefoon uit mijn zak en zie ik dit. Het is niet alleen geweldig, maar ook heel emotioneel. Cadzand is niet zomaar een plek voor ons. Het is een plek die verbonden is met een vriend die onverwacht overleden is. Daar terug naar toe kunnen voelt als veel meer dan toeval.

We komen weer eens laat thuis. De jongens doen stormloop op de brievenbus en vissen er een tijdschrift uit, en een boek dat ik voor het werk moet (wil!!!) lezen. Een gevoel van luxe overspoelt me. Ik besluit eens goed voor mezelf te zorgen en maak – na de jongens in bed gestopt te hebben – risotto met lamsoor voor mezelf. Terwijl ik wacht tot de risotto klaar is, lees ik het tijdschrift. Me-time, zo luxe.

Ik vertrek voor dag en dauw. Om 7u ben ik al op de Antwerpse ring. De zon schittert, en alles komt diep en dicht binnen. Zo’n dagen zijn er. Dagen dat de goede dingen in mijn gezicht knallen. Dat heel die sensitiviteit van dit lijf en dit zijn jubelt.

Er zijn tijden dat ik bezorgd ben om die sensitiviteit, die beide kanten kan opslaan. Geprikkeldheid in positieve en negatieve zin. Met een wat instabiele moeder die wel eens manisch over komt, baren die ups en downs me zorgen. Maar tegelijk weet ik dat het de prijs is die ik betaal. De prijs voor het vermogen in een flow te komen, verbindingen te zien, met rode wangen van de passie een verhaal te houden, te schrijven tot diep in de nacht. Of lief te hebben – teer en lang en diep.

 

 

 

 

Prinses krijgt een schop onder haar kont

Eerst & vooral: een gezegend jaar gewenst aan allen!

2015 – een jaar is niet genoeg

2015. Vorig jaar startte ik met grote voornemens. Ik zou 2015 gebruiken om aan mezelf te werken via een holistisch therapeutisch proces. Ik ben er van overtuigd dat ik de juiste therapeute gevonden heb, maar jammer genoeg is een jaar niet genoeg om te komen waar ik wil zijn.
Namelijk: klaar. De mist uit mijn hoofd verdwenen. Sterk en veerkrachtig. Blakend van gezondheid, energie en levenslust.

2015 – topmomenten

2015 bracht enkele betekenisvolle momenten. Als ik terug kijk, denk ik vooral aan:

  1. Ik heb mijn rijbewijs gehaald, tegen al mijn angsten in. De vrijheid die ik ervaar met mijn autootje en het feit dat onze wereld wat groter is geworden (en dus iets minder geïsoleerd), voelt nog steeds als een genade.
  2. Ik heb een man mee uitgevraagd voor een date. Jammer genoeg was hij ondeugdelijk en liep onze kleine affaire op de klippen, tot twee maal toe. Maar ik denk dat het symbolisch heel belangrijk voor me was die stap te zetten, ondanks de slechte afloop.
  3. Ik ben van baan veranderd en dat was een verandering ten goede.
  4. Ik ben gestart als zelfstandige in bijberoep en heb mijn eerste opdrachten volbracht. Het is nog zoeken en soms ook hard werken in het holst van de nacht, maar i did it. Toch?
  5. Hoewel ik weer wat van het rechte pad af ben, heb ik intens ervaren hoe goed het voor me is me wat geestelijk te trainen.

2015 eindigt met een trap onder mijn kont

2015 eindigt met een reactie op mijn blog waar ik behoorlijk van schrik, en die een paar dagen blijft malen in mijn hoofd. Op het stukje over Crappy Kerst, schrijft F. o.a. dit: ‘Ik kan wellicht nooit helemaal begrijpen hoe hard en lastig het voor je moet zijn. Bij iedere blogbericht dat ik van je lees, voel ik empathie. Maar heel erg vaak heb ik ook zin om een trap onder je kont te geven. Je idealiseert het gezinsleven anderen om je daarna in zelfmedelijden te wentelen.’

Ik heb ongelooflijk de neiging om me nu te gaan verdedigen. Uit te leggen dat het allemaal niet zo makkelijk is, dat ik moe ben, dat er meer aan de hand is dan ik hier opschrijf, … Maar ik probeer dat even niet te doen.

De reactie van F. sluit heel goed aan bij mijn innerlijke stemmetje en triggert aldus de innerlijke strijd die ik bijna voortdurend voer. De strijd tussen ‘het valt wel mee, we maken er het beste van, even flink zijn‘ en ‘ik ben moe, ik ben ongelukkig, ik wil dit niet, ik kan niet beter‘. De strijd tussen dat stemmetje dat zegt dat ik beter moet, en het gevoel dat ik niet beter kan dan dit.

Misschien heb ik in 2015 het gevecht gewonnen met de omstandigheden. De kinderen, het huishouden en de baan: makkelijk is het niet, maar het draait. Waar het vroeger nog heel onmogelijk leek om gewoon een weekend te overleven met de jongens, is dat nu allemaal al wel haalbaar.

De wetenschappelijke benadering

Misschien wordt 2016 het jaar van de ultieme strijd met mezelf. Op een rustig moment, vandaag, schreef ik kernwoorden op van wat er met me aan de hand is. Zoals je in een wetenschappelijk onderzoek een conceptueel kader als basis hebt, had ik plots een kader met concepten en duizend pijltjes tussen die concepten. De concepten zijn: zelfbeeld – vertrouwen in mezelf – faalangst – gebrek aan zorg voor mezelf – uitstelgedrag – schuld/schaamte/falen – geen ontspanning – strijd – energieverlies/doodmoe/uitputting/depressed – gebrek aan mentale ruimte – stagnering – overspannen/overprikkeld – grenzen – vatbaar voor foute relaties. In onderzoek zoek je een aangrijpingspunt. Je gaat op één van de concepten invloed uitoefenen, om beweging in het geheel te krijgen.

Eén voornemen voor 2016. Dat aangrijpingspunt vinden. Wordt vervolgd.

 

 

Crappy Kerst & andere verhalen

Op dinsdag en woensdag werk ik nog in Nederland. Ik rijd op en neer naar een stad in Noord-Brabant en naar de randstad. Op woensdag, de laatste rit so far, tel ik. De laatste tien dagen ben ik tien keer de grens over gestoken. Op sommige dagen heen en terug op dezelfde dag, op andere dagen in één richting.

Soms heb ik van die dwanggedachten dat ik een ongeluk ga hebben. Dan zie ik tekenen in de Kleuter die vraagt of ik wel terug kom. Of de Peuter die zich aan me vastklampt. Soms kijk ik naar de jongens, voor ik weer eens voor een vierhondertal kilometer de baan op ga, en denk ik dat het de laatste keer is dat ik hen zie. En dan vraag ik me af wat ze zich nog van mij zullen herinneren als ik straks van de baan gereden word door een vrachtwagen.

Maar alles gaat goed, en woensdagavond ben ik veilig thuis. Het is alsof alles nog ging omdat het moest, maar nu ‘het klaar is’, stort ik in. Mijn bekken blokkeert, ik kan amper lopen, de pijn gaat alle kanten op, ik wil vanalles – zoals soep maken – en niets lukt nog.

Op donderdag zijn we welkom bij vrienden. Wat fijn is. Maar het verdriet is terug en niet van plan zich te laten afschrikken door een gemoedelijk kerstfeestje. Ik denk aan deze dag, drie jaar geleden. En Dirk met een zwangerschapstest in zijn handen, die me vroeg of ik eens wat wou weten. Intussen weet ik het, en het zit met stralende oogjes naar een kersttoneel te kijken met een kersthempje aan met rendieren op, en alweer snap ik niet hoe alles gegaan is zoals het ging. Ik snap er niets van en ik vind dat niemand er beter van geworden is. Noch Dirk, noch ik – altijd ergens op het continuüm tussen moe en volslagen uitgeput.

De nacht is zwaar verstoord en te kort. Ik rijd terug met de jongens. Ik sms vanuit de auto mijn ouders. Of we even Kerst zullen komen wensen? Ik zag ze niet meer sinds de zomer van 2014. Geen reactie op dat moment, dus ik rijd naar huis. ’s Middags eten we een geïmproviseerde pasta en een berenkoekje na en als ik later met de Kleuter lego bouw, is het plannetje nat van mijn tranen. Dat ik gewoon moe ben, joh, zeg ik hem. Als hij moe is, wordt hij boos. Als ik moe ben, huil ik. Dus. Geen zorgen.

’s Avonds hoor ik Dirk even en vraag ik hem of het ooit wat betekend heeft. Ja, zegt hij. Of hij wel eens terug denkt. Natuurlijk, zegt hij. En of hij me kan uitleggen wat er gebeurd is, want ik krijg er kop noch staart aan. Ja, dat moeten we ooit bespreken, zegt hij. Ik probeer er niet te veel hoop uit te putten.

Ik beslis halvelings om het oudejaarsfeestje af te zeggen. Een avond tussen happy people en weer eens een zwaar verstoorde nachtrust? Ik ben volledig verzwakt, ik kan dat nu niet aan. Ik haat het om mezelf zo serieus te nemen. Alsof ik een kuiken ben dat niets kan hebben. Maar ik vrees de gevolgen als ik nog eens een nacht maar enkele uren slaap heb en me flink moet houden in een ander huis in een groep van mensen.

En ik heb het gehad met mezelf. Hoe lang ga ik nog miepen over dat kapotte gezin? Wanneer ga ik er eens wat van maken? Wanneer lukt het me om vooruit te kijken in plaats van mijn wonden te blijven likken? … Ik heb dit jaar zelfs geen kerstboom gezet. Deze kerst was behoorlijk crappy, daar tegenover was het vorige jaar echt een warm feestje. Terugkijkend snap ik niet hoe ik het gedaan heb: gekookt voor vrienden, het huis gepoetst, de tafel feestelijk gedekt. Vorig jaar deze tijd had ik allerlei goede voornemens voor een beter jaar. Vandaag durf ik geen voornemen meer te maken.

Het lijkt ook alsof in deze periode zo veel zo zwaar binnen komt. Beelden van het voorbije jaar die ik niet uit mijn gedachten kan zetten: een vrachtwagen vol doden op een autosnelweg. Een dood kind op een strand. De ogen van de minderjarige vluchtelingen in een centrum dat ik bezocht. Kinderen dood gereden door dronken chauffeurs in de week voor Kerst. (Echt, hoe kunnen die ouders verder leven?) Een vader die kapot is na de dood van zijn zieke dochter. Mensen die treuren na een scheiding, hun leven niet terug op de rails krijgen. Een vriendin die al meer dan een jaar chronisch moe is. Een collega die ijdel hoopte kerst met zijn ex-vrouw te vieren. Het komt allemaal zo genadeloos binnen bij me. Het is alsof er overal pijn is en alsof ik al die pijn voel, me er niet van af kan sluiten.

Is dit depressie, vraag ik me af. Niets meer waard zijn, overal pijn. Moe en jankerig. Of ben ik gewoon net iets te lang doorgegaan en valt nu naast de vermoeidheid de hemel ook even loeihard op mijn kop? Is het omdat ik even niets moet van mezelf dat ik overkop ga?

Ik weet het niet. Ik weet even niets meer. Alleen dat het een crappy Kerst was. En dat ik zelfs niet durf zeggen dat het volgend jaar maar beter moet worden.

 

 

Verdriet-mix, de light-variant

Het gevoel is terug. De light-variant.

Ik zette een punt achter de toestanden met de Ondeugdelijke. Ik weet heus dat het allemaal beter is zo (anders had ik het niet gedaan), maar hij tilde me wel even op uit met name mezelf, en dat was fijn. Bovendien had het ook gewoon mooi kunnen zijn, het had gewoon goed kunnen gaan. Dan begon ik nu aan een ander hoofdstuk met nieuwe perspectieven, terwijl ik nu weer verzink in mezelf.

Het gevoel is terug. Het gevoel dat me na het vertrek van Dirk akelig lang in de ban heeft gehouden. Het is een mix van desorganisatie, frustratie, verdriet en het verlangen mijn wonden te likken in mijn uppie. Jullie willen er vast meer over weten. Euh, duh, vast niet. Maar schrijven helpt, dus bij deze.

Desorganisatie. Op mijn nieuwe baan die ook alweer een half jaar oud is, kom ik in contact met mensen van allerlei afdelingen. Ik heb ontdekt dat ik een soort gebrek heb in mijn hoofd waardoor ik relatief eenvoudig te organiseren dingen complex vind. En dat ik ook afknap op relatief eenvoudige taken die dan toch complexer worden dan ik nodig vind (zoals: iets ontwikkelen en dat laten ontwerpen en dan tien mensen die in een bepaalde volgorde over het resultaat gaan en allerlei mails sturen, de levering, …). Ik heb het gebrek bij mezelf ontdekt door te zien hoe anderen moeiteloos voor mij onmogelijk complexe taken voor elkaar krijgen. De complexiteit heeft dan altijd met organisatie te maken (bv een studiedag organiseren voor 100 mensen en de catering, zaalindeling, en communicatie op orde hebben). Gelukkig kan ik die dingen op het werk dus uitbesteden, maar thuis kan ik dat niet. En ben ik in constante struggle met mezelf om de boel op orde te hebben (wat nogal een basic niveau is) en de dingen voor de kinderen goed te doen (je weet wel, laarzen meegeven als ze naar het bos gaan enzo). Mijn gebrek resulteert er in dat ik niet goed voor mezelf kan zorgen, omdat ik in chaos verzeil, en de dingen vaak niet goed of efficiënt aanpak waardoor ik nooit echt ‘vrij’ ben en ontspannen want altijd achterop met wat ik moet doen. Of ik vergeet steevast iets om te eten mee te nemen, of een flesje water of mijn jas. De dagen waarop ik om 15u ’s middags besef dat ik nog niets gegeten heb, zijn … Nou ja, geen uitzondering. Evenals de dagen waarop ik enkel koffie en pepdrankjes drink om te kunnen blijven functioneren.

[Herkent iemand dit?]

Als ik ongelukkig ben of moe, en beiden ben ik op dit moment – het eerste in de light-variant, het tweede gezien het verschil in bioritme tussen kinderen en mezelf gewoon hardcore – neemt mijn mentale vermogen rust te creëren door organisatie drastisch af en wordt het een soep in mijn hoofd en bijgevolg in mijn leven. Ugh. Het heeft vast ook te maken met overal alleen aan moeten denken, ik vind het nog steeds bijna onmogelijk om op mijn eentje een gezin te hebben, te zorgen dat de was en plas gedaan is, dat iedereen eten heeft, dat er boodschappen gedaan worden, dat het huis opgeruimd is zo af en toe, het organiseren van opvangregelingen, het beheren van een beperkt budget, en dan nog kwalitatief aanvaardbaar werk af te leveren, de vuilniszakken buiten te zetten op de juiste dagen etc etc. Ik kan dat niet. Punt.

Frustratie. Een tijd terug had ik heel veel last van een gebrek aan tijd en energie. Mijn kinderen zaten me letterlijk in de weg om te doen wat ik wil doen op een niveau dat ik wil bereiken. Ik had het gevoel keihard te werken maar voortdurend onder mijn niveau te spelen. Dat gevoel is terug. Light-variant, maar het is wel behoorlijk k**. Ik wil vooruit, maar ik lijk met handen en voeten gebonden en ben een godganse dag bezig met het stofzuigen van hagelslag van onder de tafel, vechten met een peuter die zijn kleren niet wil aandoen, discussiëren met een kleuter, speelgoed opruimen, koken en vervolgens de smurrie die het geworden is van het plafond afhalen, … Nou ja. Dat dus. Aaarghl.

Verdriet. Wat kan ik zeggen? Ja, de Ondeugdelijke was een heel slecht idee en ik weet dat ik het allemaal zelf gezocht heb en dat het stom en naïef was. Maar het had ook gewoon anders mogen lopen. Alleen zijn is bij momenten ook wat waard, maar het is de laatste tijd best eenzaam en hoe hard ik ook probeer de accepteren hoe dit leven geworden is, ik had het zo graag anders gewild. Ik kom weer bij verdriet uit, van dat heel oprecht, zuiver, complexloos verdriet. Zoiets waarvan je vergeet hoe het voelt tot het er weer is.

Het verlangen mijn wonden te likken in mijn uppie. Standaard. Ik moet echt even bekomen van de Ondeugdelijke Man en van alle gevoelens die weer opgeroepen zijn en de gedachten en het verdriet. En dat doe ik liefst alleen, lakens over mijn kop, gerust gelaten worden. Ik kan geen mensen verdragen dan – ik word zelfs wat boos van mensen die dan contact opnemen en iets willen, ik moet er even alleen door. Maar probeer dat maar eens met een Peuter en Kleuter in huis. Frustrerend, maar daar had ik het al over.

Het zijn allemaal geen drama’s. Ik weet dat dit even rauw is en dat ik vervolgens mezelf weer moet uitvinden en gesterkt verder kan. Ik loop tegen twee dingen aan die me al heel mijn bewuste leven achtervolgen en waarbij ik nu de kans krijg er komaf mee te maken, namelijk enerzijds de slechte organisatie en het daardoor slecht voor mezelf zorgen en anderzijds mijn (schijnbaar) onvermogen een gezonde relatie aan te gaan met iemand. In die zin is dit een boeiende kans om iets te overwinnen. Maar alweer… Ik had het zo graag anders gehad.

Elk moment is waar

Ik zal de ondeugdelijke man terug zien. Door omstandigheden, gewoon, even. Niet een date, een functioneel iets zeg maar.
Dus oefende ik alvast een beetje het antwoord op de vraag hoe het met me gaat. In mijn hoofd.

‘Het gaat zo goed, echt! In transformatie, maar dat is zo’n rijkdom. Ik kom elke dag dichter bij mezelf, ik word elke dag sterker’.*

Of:

‘Ja, prima hoor, echt, het gaat geweldig. Ja, nog steeds alleen, maar ik ben niet zo hard op zoek. Ik heb daar nu geen ruimte voor.’

En toen was het weekend en toen ging ik op babybezoek bij vrienden waar ik enkele maanden geleden op hun trouw was. Lieve vrienden. Vrienden op heel blij voor te zijn. Er speelden twee jongetjes op de mat en er lag een kleintje aan de borst. Ik had kraamkost bij en we aten. Ik ging even wat halen in de keuken en merkte dat mijn keel dicht geschroefd was van verdriet. Happy families op een ander, dat gewone dagdagelijkse geluk van lekkende melktieten, huilende wormpjes, een kleutertje dat na de middag nog in pyama loopt omdat er een baby in huis is. Ik wou liefst mijn kroost wegplukken en aan 150 per uur wegrijden, maar dat was geen optie want we zaten nog niet aan het dessert. Nou ja, dat dessert hadden we best kunnen missen, maar hoe verklaar je dat je het op een lopen zet bij een kraambezoek? Dus vocht ik, maar daar kwamen ze toch. De tranen. Gelukkig bleef het beperkt, de sluizen gingen niet volledig open, en iedereen kon heel goed doen alsof er niets aan de hand was en alsof niemand iets gezien had.

’s Avonds was ik thuis en de kroost sliep. Ik was wat onder indruk van dat verdriet. Van het gevoel dat het ook wel eens terug aan mij mag zijn, dat ik precies al maanden door een soort woestijn ploeg, terwijl ik bij anderen het ene topmoment na het andere meemaak. (En ja, ik weet dat topmomenten relatief zijn. Ik denk dat de vriendin met baby-aan-de-borst niet echt het gevoel heeft dat ze een topmoment beleeft.)

Ik nam mijn boekje van Pema Chödrön vast en las dat het goed gaat als je het leven uithoudt, niet als je alles onder controle hebt en dicht getimmerd en het verdriet in een doosje geklasseerd. O ja, dacht ik. Het is geen falen dat het verdriet me op zo’n momenten overmant. Het is ook niet groter dan het is. Elk moment is waar. Dat het beter gaat is waar, maar ook dat het soms verdraaid veel pijn doet en ik mijn stuur vastklem met witte knokels tijdens het zingen van liedjes voor de Peuter, in de hoop dat mijn stem maar niet breekt op de weg naar huis van zo’n babybezoek.

Ik las ook iets over alles zo snel mogelijk weer op de rails willen hebben bij breuken in het leven, en dat de kunst er net in bestaat de situatie uit te houden, in het moment te blijven, niets te willen oplossen, te accepteren hoe de dingen zijn. Ik herken de neiging van mezelf alles snel te willen oplossen, maar ik weet ook dat het heel erg nefast was geweest als ik hals over kop me om-het-even-waar in gestort had na Dirk om die pijn maar te slim af te zijn. (En hierbij maak ik het onderscheid tussen oplosbare, eerder praktische zaken waar je wel iets aan kan doen en grotere levensthema’s zoals kinderwensen, eenzaamheid, …)

En straks de ondeugdelijke man. Ik weet begot niet meer wat zeggen. Als ik maar niet jank. Laat ik dat maar even goed afspreken met mezelf. Laten we het gewoon maar functioneel houden.

*Ja, dit is het soort taal dat de ondeugdelijke en ik gebruiken met elkaar. Taal is belangrijk. Dirk was goed met taal. De ondeugdelijke matig. Op een dag smste hij iets over ‘de kids’, en dat vond ik ZO eng. Dat gaf toch wel wat afstand.

Impressies

Grijs
Over boze buien en lichte wezens

Mijn gemoed is even grijs als het weer. Het regent, ik spoed me door het bos met Babyzoon achterop, om hem zo snel mogelijk in de warme opvang te hebben. In me woedt er weer een portie boosheid, tot ik opgeschrikt word door drie reeën, die dartel de weg over steken. Lichte wezens, denk ik. Letterlijk. Ze lijken wel te zweven. Vervolgens vliegt er een buizerd laag over. Even ben ik opgenomen in iets wat groter is dan mijzelf.

Zwart
Over plakkerige patronen en pizza met appeltaart

Na weer een conflict, heb ik Dirk een lange mail geschreven om hem te vertellen wat er bij mij speelt. En dat het niet vanzelf over gaat allemaal, die ruis tussen ons, die verwijten, die teleurstelling, die boosheid. Dat het conflict altijd op de loer ligt, klaar om ons te bespringen. Ik stel voor om te praten, met iemand erbij. Zo vaak het nodig is. Hij reageert niet op mijn mail, en als ik hem zie begint hij er niet over. Als ik er naar vraag, zegt hij dat hij het allemaal niet nodig vindt. We hebben een discussie. Again. Zelfde patronen, zelfde onbevredigde boze gevoel, en zoals altijd vertrekt hij tijdens het gesprek. Ik kan de muren wel oplopen. In plaats daarvan bestel ik pizza en warme appeltaart, ga ik op de bank zitten met een dekentje en de computer, en kijk ik naar een documentaire over gezonde voeding. Ja, hoor, met een pizza die druipt van het vet en dampende mierzoete appeltaart toe.

Roze
Over ochtendgloren en babygeur

Ochtend. Babyzoon wil overal naar toe gedragen worden, kijkt aandachtig mee hoe ik havermoutpap maak met één hand, en koffie zet met één hand. Ik kus hem tussendoor, en snuffel aan hem. Wat blijft dat toch lekker, zo’n Babymannetje.

Rood
Energie verloren en verloren energie

Ik schommel zo vaak tussen boos en moe. Boos en moe. Boos en moe. Boos en moe. Als ik geen energie heb, voel ik me uitgeput en krijg ik niets gedaan. Als ik energie heb, ben ik boos en krijg ik niets gedaan. Ik vraag me vaak af wat ik moet doen om hier vanaf te geraken. Het lijkt telkens maar alsof ik niet opschiet, alsof het niet betert, alsof dit een eindeloos lijden is aan mezelf en aan die ander. Ondanks mijn goede plannen, mooie voornemens, het eeuwige doorwroeten van mijn geest, het proberen begrijpen wat er gebeurd is en daar goede verklaringen bij vinden, die dan innerlijk keihard botsen met het gevoel. Het gevoel dat ik toch mijn best heb gedaan voor hem en voor ons. Dat hij te makkelijk opgegeven heeft. Dat de mannekes beter verdienen. Dat ik dit niet verdiend heb. Dat er niets eerlijk aan is. Dat ik niet heb mogen kiezen en wel met de gevolgen leef. Dat hij er een lekker relax leventje aan over heeft gehouden en ik de combi werk-gezin-verdriet-huishouden niet red.

Wit
Over tijd & nieuwe kleurpotloden

Er ligt wat tijd voor me. Wat vrije tijd. Wat tijd om even na te denken hoe ik verder wil. Met werk, met huishouden, met verdriet, met de kinderen. De tijd is niet onbeperkt, lang niet, en ik ben bang dat de tijd makkelijk opgeslokt zal worden door de kinderen, door Kerst, door Oud & Nieuw, door opruimen, door praktische zorgen. Ik verlang naar grote lege vellen papier, waarop ik de dingen opnieuw wil uittekenen. Niet meer vanuit ‘overleefmodus’, maar vanuit keuzes. Wat vind ik belangrijk, hoe wil ik de dingen aanpakken, wat geef ik tijd, hoe wil ik mama zijn, hoe wil ik in dit leven staan? Misschien moet ik mezelf eens een bezinningsdagje gunnen. Niet hier, maar op een plek waar ik kan nadenken. Een plek waar ik naar toe ga met lege flappen papier en nieuwe kleurpotloden. Iemand suggesties?