Prinses en de cruise control-man

Zoals jullie hier konden lezen ging ik logeren bij Marinus. Omdat ik daar voor het werk in de buurt moest zijn.

Het was taai. Veel werk, vroeg op, laat terug. Ik had een opdracht samen met mijn baas en dat joeg me de stuipen op het lijf. Maar er waren twee avonden en twee nachten.

De eerste avond reed ik na kinderbedtijd noordwaarts. De volle 230 km. Na het parkeren van de auto stond ik vertwijfeld in een steegje en deed mijn map-app het niet, waardoor ik zijn huis niet kon vinden. Ik belde hem, hij kwam me tegemoet. Nam mijn tas over, nam me mee naar zijn huis. Zijn mooie rustige huis in een steegje in een lieve stad. Hij maakte cappuccino voor me. Met zorg en liefde. We spraken nog uren, en verder gebeurde er niets.

De volgende ochtend moest ik vroeg op. Hij was voor me opgestaan, voorzag me van koffie en maakte ontbijt voor me – wat ik niet binnen kreeg op dat vreselijke uur. Hij wandelde mee naar mijn auto en wenste me succes voor de dag.

Na de lange dag kwam ik weer toe bij hem. Terwijl ik op de bel drukte, grinnikte ik. Zijn fiets stond voor de deur en die was even stijlvol als zijn koffiemachine en zijn huis. We dronken koffie. Ik moest nog werken maar wou eerst een trui kopen. Hij stelde voor mee te gaan.

En daar werd het sneu. Want ik was doodsbang. Ik snapte niet dat hij mee wou. Ik kon daar niets mee. Ik was op mijn hoede. Dirk kon zo’n dingen tot een hel maken. Door niet mee te willen. Door wel mee te gaan en me dan in de winkel te vernederen, of de winkelmevrouw te charmeren waar ik bij stond. Marinus liep naast me, zocht in de winkel mee een leuke trui uit, was op een rustige manier in de weer om verschillende kleuren en verschillende maten aan te dragen. En ik dacht alleen maar: wanneer gaat het gebeuren? Wanneer gaat dit mis? Het ging niet mis. Hij was gewoon lief en zorgzaam en we wandelden terug.

Daarna ging hij sporten (het is zo’n man die naast het feit dat hij zijn leven op orde heeft ook nog loopt en meer dan vijf kilometer) en ik werken. Ik smste een lieve vriendin: ‘er gebeurt niets!’.  Ik gluurde naar zijn benen toen hij na en toertje lopen gezwind weer binnen kwam. We gingen de stad in, uit eten. En dat was alleen maar fijn. Hij was lief en attent en er gebeurde niets dat pijn deed. Ik voelde me op geen enkel moment vernederd of gemanipuleerd.

We wandelden terug. Een beetje onhandig sloeg hij zijn arm om me heen. Op de bank serveerde hij me een kopje thee. Voor we het wisten was het uren later en lagen we dichter bij elkaar, te praten. Elkaar dingen te vragen. Hij kuste me. En hij hield daarmee op om me te vertellen dat ik wel beter voor mezelf moest zorgen als we een relatie zouden krijgen. Minder werken, sporten, beter eten. Mijn keel schroefde dicht, omdat de angst dat hij me wou veranderen even intens was als het gevoel dat Dirk alleen maar wou dat het slecht met me ging en deze man het blijkbaar prioriteerde dat het goed met me zou gaan – en daar ook nog aan wou bijdragen. We kusten. We spraken. Om 3 uur viel ik tegen hem aan in slaap. Om 6 uur ging de wekker. Ook deze keer voorzag hij me van koffie, liep hij mee naar mijn wagen. Hij heeft twee keer mijn ochtendhumeur doorstaan.

Dat alles is vier dagen geleden. En sindsdien is er een rollercoaster van gevoelens. Ik realiseer me in het contrast pas echt hoe onveilig Dirk was en hoe bang ik ben geworden. Ik ben helemaal ok in het normale leven, maar dat iemand me nu nadert triggert al die onveiligheid loeihard. En dan zet ik me schrap. Wil ik vanalles – hem uitnodigen! En durf ik niets. Maar we praten. En hij is compassievol. En hij is zelf geen onbeschreven blad.

Waar ik nog even dacht dat Dirk de ultieme kans was om door al mijn zure appels heen te bijten, en de zijne, weet ik nu dat het waarschijnlijk een teken van gezondheid is van mijn kant om te kiezen voor een relatie die me meer recht doet in plaats van het proberen overwinnen van een destructief patroon wat waarschijnlijk gewoon niet realistisch is. Ook nu al is het me instant heel duidelijk dat Dirk misschien soms wel wou, maar nooit kon. Zelfs kleine dingen die ik graag wou, een keer naar de sauna gaan, een film, een fijn kopje koffie samen, lukten nooit. Het gebeurde gewoon niet met Dirk.

Op Dirk was ik knallend verliefd. En alles wat ik over hem ontdekte moest ik slikken want stiekem waren het geen leuke of mooie dingen.
Met Marinus is het anders. Ik sta helemaal schrap – dat hij vijftien jaar ouder is helpt ook niet. Maar alles was ik ontdek geeft me het gevoel een goed lotje uit de loterij getrokken te hebben, een beetje achteloos. Het voelt misschien zelfs alsof het lotje op mijn deurmat dwarrelde, zonder dat ik er iets voor moest doen. Hij lijkt erg oprecht en zegt dan goede dingen. Dat hij het fijn vindt dat ik kinderen heb. Dat hij het leuk vindt daar ook een band mee op te bouwen. Dat hij geen extra taak wil zijn in mijn drukke leven maar het net makkelijker wil maken. Dat we moeten zorgen dat ik binnen een tijdje maar eens wat minder moet werken als ik dat wil. Hij is een beetje huiselijk (hij heeft slofjes!) en heeft een groot huis dat leuk ingericht is en op een hypercharmante plek staat (o, o, o – wat mooi!). Hij heeft zijn leven op orde. Hij heeft een baan waar hij op een normale manier mee om lijkt te gaan. Hij heeft een mooie fiets. En een leuke stad. Hij is een Nederlander. Hij praat en zegt de juiste dingen en hij luistert. Hij is niet bang, hij is vol vertrouwen. Hij draagt streepjeskousen. Hij drukt zich genuanceerd uit. Hij noemt me lieverd. (O jee, o jee! Stress!) Hij heeft nagedacht over eerdere relaties en over zichzelf. Hij heeft therapie omdat hij aan zichzelf wil werken. Hij stelt de dingen niet mooier voor dan ze zijn. Hij zegt dat hij me sterk vindt, onafhankelijk, intelligent, grappig maar ook zacht en rustig. Hij ziet dat het leven hier bij momenten op z’n kop staat en hij begrijpt dat. Hij kijkt naar de toekomst maar hij verstikt me niet. Hij vraagt me dingen samen te doen maar geeft me echte ruimte om nee te zeggen. Hij rijdt met zo’n verantwoorde nette auto op een kalme manier. Een cruise control-man. En hij verdient meer dan mijn baas, geloof ik. Een ontdekking waar ik een instant identiteitscrisis van kreeg, omdat ik nu mijn zelfwaarde vier in mijn werk en ik niet goed weet wat daarvan overeind blijft als het niet meer zo acuut en heel nodig moet. Ik heb kracht verzameld de laatste jaren en een stukje daarvan is het bereiken van (financiële) onafhankelijkheid, met bloed, zweet, tranen, nachtwerk, het schrappen van allerlei dingen die ik leuk vind, en er zwaar met de zweep over, elke dag. Hij stelt voor de zweep op te bergen en ik doe bijna in mijn broek.

En hij ging net in op mijn uitnodiging om een weekend naar hier te komen. (Stress! Stoom uit mijn oren!) (Ik kan natuurlijk nog altijd doen alsof ik niet thuis ben.)

Hell yeah. Wordt vervolgd.
Voor de betere soap moet je hier zijn ;).

 

 

De date: het vervolg

Enig enthousiasme ontstond toen ik hier het verhaal postte over een date. Ik heb jullie nog even in spanning gehouden, maar dat komt omdat het een beetje in between iets en niets is.

Laten we hem een mooie naam geven. Marinus. Marinus. Marinus dus (even oefenen, even wennen). We aten samen. Ik heb nog nooit zo slecht gekookt als die avond en uit schaamte durf ik er ook niet over schrijven. Er waren verzachtende omstandigheden, waar ik ook niets over zal schrijven, maar het was echt een soortement fiasco. Doch spraken we met elkaar, lang en veel en echt. Tegenover elkaar aan tafel. Er flakkerde geen groot verlangen op, ik was blij dat hij weg ging en ik kon gaan slapen, maar ik had ook intens genoten van het gesprek, het contact, de avond.

Intussen hebben we alweer gedate, in het bijzijn van anderen. Wij laten er geen gras over groeien. Een culturele activiteit waarbij Marinus er de kantjes een beetje afliep door heel de tijd voor te stellen koffiepauze te nemen, en ik (zoals ik nu eenmaal ben) er cultureel uit wou halen wat er uit te halen viel (met andere woorden: alles zien, alles weten! Zo irritant kan ik zijn). Maar ik moest wel met hem lachen. Tijdens de koffie hadden we, met anderen samen, intense gesprekken.

En verder appen we uhm, dagelijks. Misschien eigenlijk ongeveer de hele dag door zo’n beetje. En binnenkort ga ik bij hem logeren, mompel ik er nu heel casual achteraan. Niets aan de hand, tralala. De logeerkamer dus. Gewoon praktisch. En gezellig.

Ik word er niet heel warm van, maar het laat me ook niet koud. Ik sta er wat onderzoekend in.

Een deel van het onderzoek gaat nog over Dirk. Dirk die in therapie is en waar ik gesprekken mee voer bij momenten. Ik sta er vrij onbevangen in, het doet me niet heel veel meer, maar één en ander samen zorgt dat soms het licht aan gaat in mijn hoofd. Dat ik heel precies kan zien welke pijn Dirk in mij triggerde waardoor ik me onveilig voelde, reageerde vanuit oude angst die wel heel vertrouwd was. Waarschijnlijk was ook het omgekeerde waar. Hij vertelt me zelf verbaasd te zijn hoe erg hij op de vader lijkt die hem mishandelde. Het afgrijzen van het besef geworden te zijn wat je alleen maar wou vermijden te zijn. Weten dat je anderen de pijn aandeed waar je zelf door beschadigd bent. Hij verliet me om van die versie van zichzelf weg te rennen.

Ik weet dat ik je leven totaal heb ontwricht,’ zegt hij. Ik denk na over hoeveel verantwoordelijkheid je hebt voor de pijn die anderen je kunnen aandoen. Zonder die pijnplek in mezelf had ik het hem niet laten doen. En tegelijkertijd blijft het een rotstreek, zonder meer. Een vrouw verlaten in die eerste precaire maanden na het krijgen van een kind.

Heel soms zie ik onze relatie en onze after-relatie als een opeenvolging van duizend keer hetzelfde, telkens anders vermomd. Mijn pijnplek en zijn pijnplek. Duizend keer hadden we de kans anders te reageren, misschien wel onszelf en de ander te helen. En duizend keer hebben we het niet waar kunnen maken. We praten. Soms voelt het nog steeds alsof hij mijn man is, en alsof we een opdracht hebben met elkaar in plaats van beiden gewoon opnieuw te beginnen elders, met nog een vrij verse en diepe kras op onze zielen.

Ik vraag me af wat juist is, maar ik weet dat ik niet zelf de keuze maak. Opnieuw beginnen, met Marinus. Of met iemand anders die zich aandient. Of zonder iemand. In de hoop dat de pijnplek ongeadresseerd blijft. Maar dan geneest ze misschien nooit. Dan negeer ik ze alleen maar. Of misschien komt er dat moment dat Dirk en ik de opdracht moeten inlossen met elkaar, dat oude pijn kan helen. Pijn die ouder is dan onze relatie. Niet hij moet mij helen. Niet ik hem. Ik mezelf en hij zichzelf. Maar tussen ons ligt misschien wel een bepaalde oefenruimte en een bron van informatie.

Anyway. Hoor ik daar een appje van Marinus toekomen?

Wordt vervolgd. Voor de complexe verhalen moet je hier zijn, zo veel is duidelijk. Misschien binnenkort spannende verhalen uit de logeerkamer van Marinus. Who knows ;). (Het zou me verbazen, maar ik sluit niets meer uit.)

 

 

 

Tante Rosa

De buikpijn kan ik aan, de rugpijn kan ik aan, het ijzertekort kan ik aan. Dat zijn maar even wat fysieke dingen.

Wat me echter de laatste tijd opvalt als ‘tante Rosa’ haar opwachting is gaan maken, is dat alles in mijn hoofd in tienduizend gruzelementen uit elkaar valt. Niets klopt nog, werkelijk niets. Ik snap niet wat ik op mijn werk doe, ik snap niet meer waarom ik werk, ik begrijp niets meer van heel dat construct met mijn kinderen. Heel het leven dat ik stilaan wat bij elkaar geraapt heb, valt in duigen. Ik ben niet meer in staat het nut in te zien van de dingen of het verband tussen zaken te zien.

Ik voel me dan vervreemd van mezelf en van mijn leven. Het is alsof niets meer binnen komt.

In het verkeer bijvoorbeeld ben ik wel aandachtig, let ik op wat er gebeurt en reageer ik er op, maar het is alsof alles in losse fracties van elkaar plaats vindt. Op mijn beste momenten vloeit heel de wereld samen in een prachtig geheel, dan lijken de auto’s rondom mij bijvoorbeeld in een soort choreografie met elkaar te bewegen. Nu is alles verkapt, en ik vind mijn weg niet in de wereld die ik zou moeten kennen.

Ik word er gigantisch onzeker van. Ik kom op kantoor en het lijkt alsof ik mijn collega’s nooit eerder gezien heb. Ik moet een voorstel presenteren dat ik zelf geschreven heb en ik kan me niet meer herinneren waar het over gaat. Als ik vanuit mijn nota’s een en ander reconstrueer, kan ik de opmerkingen die de anderen als feedback geven alleen maar noteren. Ik zie het verband niet meer met de materie. Mijn hoofd werkt niet meer. Ik kan niet meer denken.

Als ik zwanger ben, heb ik dat negen maanden lang. Plus oneindig veel pijn (een bekken dat uit elkaar valt is niet te onderschatten) en misselijkheid die mogelijk nog moeilijker te verdragen is dan de pijn. Ik wil zo graag nog een kindje, maar wat een offer om te brengen. En ok, even niemand om er ééntje mee te maken.

Hormonen. Ik vind het fascinerend hoe veel invloed ze kunnen hebben op je hele zijn. Ze beïnvloeden niet alleen mijn lichaam, maar rammelen ook aan mijn zelfvertrouwen en aan de betekenis en zin die ik ervaar in bestaan. Zot. Toch? En zelfs al weet je het en (h)erken je het effect, het heeft je toch elke keer liggen.

 

 

Prinses hoopt zichzelf eens te kunnen ontslaan

Ik lees deze blog en het is zo akelig herkenbaar allemaal, met wat kleine verschillen. Ik zit gelukkig niet in een grote verbouwing, maar daar tegenover staat dat de Trage Gazelle wel een echtgenoot heeft, die naar ik lees vaak verbouwt en weg is voor het werk, maar ook naast haar op bed komt liggen bij een grote huilbui. Mijn hart kreukelde even toen ik dat las. Hoe lang is het geleden dat ik gehuild heb? Hoe lang is het geleden dat iemand me getroost heeft? Dat iemand naast me op bed kwam liggen? Maar ik lees haar en voel alleen maar empathie voor haar en vind haar moedig en sterk en te bewonderen en vraag me af waarom ik mezelf er zo vaak mentaal van langs geef.

Ik ploeter door. Ik vind dat het beter moet gaan met me, want ik krijg hulp en het is nu al twee jaar en ik moet maar eens flinker zijn/wennen/aanvaarden/… Soms heb ik een doorbraakje. Ik vind een goede therapeut, of ik verander mijn manier van werken naar een wat efficiëntere. Of ik eet meer groenten dan kitkats op weekbasis. Ik kook een keer vooruit. Ik lees de Avalon-kookboeken en ben weer getriggerd door die visie op voeding. Of ik krijg een nieuw opdrachtje als zelfstandige in bijberoep. Soms heb ik nieuwe ideeën, en dan zet ik in mijn agenda dat we naar het blotevoetenpad gaan binnen drie weken. En dat ik dan een picknick meeneem. Dan ben ik even een glundermoeder, maar intussen heb ik ook alweer geleerd het nooit op voorhand aan de jongens te vertellen want het zou zomaar eens kunnen dat ik die dag van het plan doodmoe ben en dat ik alleen maar op de bank kan liggen. Dan gaan we nergens naar toe. En dan picknicken we op de bank in onze pyjama. Met diepvriespizza, ja. Omdat ik niet meer kan, ondanks dat ik van mezelf wel moet kunnen.

Ploeteren dus. Bijna elke dag vechten om het overzicht te behouden. Om te doen wat gedaan moet worden tegen alle tegenzin in. Om me verantwoordelijk te gedragen – ik merk dat het moeilijkst is de dingen die goed voor je zijn te doen op de dagen waarop je het het hardste nodig hebt. Ga ik kapot van de pijn en uitputting, dan eet ik mezelf nog eens doodziek met speculaaspasta met een lepel. Of put ik mezelf net dat extra beetje uit door in plaats van te gaan slapen doelloos nieuwssites te blijven lezen.

Wat the fuck is er mis met me, denk ik vaak. Wat ben ik een zeikerd en een mieperd dat ik intussen niet stralend door het leven wals. Ik heb toch een leuke baan? Ik heb toch lieve vrienden? Zo veel mensen, vooral via mijn blog, hebben zo veel voor me gedaan. Er is toch veel om dankbaar om te zijn? Mijn kinderen zijn toch tof? We redden het financieel toch net? Misschien gaan we zelfs op reis naar Amsterdam dit jaar met de inkomsten van mijn ZIB-statuut. Ik heb toch de kleedjes van de kinderen eindelijk in een overzichtelijk systeem? Ik hoef toch geen partner om gelukkig te worden? Ik realiseer als single mom toch meer dan ons lukte toen er nog een vader in da house was? We hebben meer dan we toen hadden. Een blinkend autootje voor de deur. De mogelijkheid eens weg te gaan. Een beetje geld op de rekening. Relatieve orde in huis. Geen angst meer, geen stress meer. In dit huis wordt niemand meer genegeerd of aangetrokken en afgestoten. In dit huis verdwijnt niemand meer voor dagen. In dit huis ben ik nooit meer bang om naar beneden te gaan omdat ik denk dat mijn partner zich opgehangen heeft tijdens de nacht – omdat hij zo duister is, zo onbereikbaar, zo ongenaakbaar, zo ver – omdat hij overduidelijk volledig in de knoop gedraaid is en ik de knoop niet ken en niets kan ontwarren. De keren dat ik met trillende handen de deurklink opende met de telefoon in mijn hand om de politie te kunnen bellen. Die keren. Al die keren. Die keren dat ik me realiseerde dat ik het soms zelfs hoopte, omdat het dan voorbij zou zijn. Even terug. Zelfs de rechtszaak loopt beter dan ik had durven denken. Eigenlijk heb ik het vrij goed voor elkaar in de omstandigheden. We lijken bijna op een gewoon gezin. Toch?

Wat er mis met me is waardoor ik blijf ploeteren? Blijkbaar is mijn wilskracht ontoereikend. Ben ik organisatorisch niet zo sterk. Is mijn energie te beperkt. Zijn mijn plannen altijd beter dan mijn uitvoerend vermogen. Ik ben zo iemand die op dieet gaat en dan ’s avonds voor het slapen gaan drie koekjes naar binnen werkt. Iemand die elke dag yoga moet doen omdat dat helpt tegen alle pijn, maar elke avond te moe is. Iemand die strikt wil budgetteren maar dan op het eind van de maand niet meer weet waar het geld naar toe is gefladderd (name it: de supermarkt, de rekening van het water, apotheek, tandarts … Nooit leukere dingen, wees gerust). Iemand die rust, reinheid en regelmaat wil maar de chaos van dit leven met en behoorlijk flexibele baan en twee kinderen niet kan managen (serieus: hier zijn geen twee dagen hetzelfde – en dat ligt niet aan mij). Iemand die weekplannen maakt en een kwart van de daarin opgenomen taken en verantwoordelijkheden skipt wegens te moe. Iemand die besluit morgen zeker met de fiets te gaan, maar dan te laat uit bed komt om dat ook daadwerkelijk te doen. Iemand die de kinderen wel eens in bed pleurt zonder dat ze hun tanden gepoetst hebben omdat dat nu net ietsje te veel gedoe was na het vangen en omkleden van dat wervelend zot krapuul – hoe vermoeider ik in de badkamer op de toiletpot zit te kijken naar hen, hoe zotter zij worden.

Zo veel klopt niet. Ik zou genoeg moeten verdienen om rond te komen, maar dat werkt niet zo. En eigenlijk is het ook niet eens realistisch met advocatenkosten en rechtbankkosten en rekeningen die maar blijven komen. Zo veel klopt niet. Op een avond zou ik twee verslagen moeten kunnen schrijven, maar waarom lukt het dan niet? Wat moet kunnen in theorie staat zo ver af van het echte modderige leven van alledag.

In mijn hoofd ben ik iemand die het moet kunnen. Alles. Altijd naar het werk gaan, nooit ziek melden. De dingen die ik doe goed doen. Op tijd. Sterk zijn. Grappig. Relax als mama. Streng. Anders denken. Geen drama’s maken. Kalm blijven, immer. In mijn kop ben ik een moeder die de kinderen  leert om groenten te eten, hun neus te snuiten, tanden te poetsen. In mijn hoofd moet ik iemand zijn die de telefoon durft opnemen en niet volslagen flipt als die gaat en ‘m liefst zou verstoppen in de garage (kortom: niet bellen – ik kan dat echt niet aan). In mijn hoofd moet ik iemand zijn die attent is en denkt aan verjaardagen en andere gelegenheden. In mijn hoofd moet ik iemand zijn die boeken leest en daarbij notities maakt. In mijn hoofd moet ik elke dag mijn haar opsteken en mij opmaken. In mijn hoofd vertrek ik nooit te laat maar altijd op tijd zodat ik ontspannen toe kom en me niet hoef te excuseren. Maar in mijn hoof dwarrelt het allemaal door elkaar en vaak kruip ik in bed alwaar ik gelukkig vaak snel in slaap val om dat hoofd het zwijgen op te leggen. Dan droom ik van kisten vol dode vogels die me aangeleverd worden, en water dat dwars door het plafond stroomt en het plafond dat scheurt en het water dat overal is. En van mensen die kotsen waar ik bij ben en dat ik tussen de plassen kots door slalom en niet weet waar ik naar toe kan gaan.

Ik lees bij de Trage Gazelle en herken schrikbarend veel en hoop dat ik mezelf eens kan ontslaan van de verwachting dat het beter moet gaan en dat ik me hier uit moet ploeteren. Ik hoop dat ik gewoon eens kan aanvaarden dat ik aan het ploeteren ben, de ene dag goed, de andere minder. En dat dat gezien de omstandigheden, de zorgen en het verdriet (waar ik natuurlijk geen recht op heb in mijn eigen hoofd) genoeg is.

In het ‘echte leven’ veroordelen veel mensen me, mijn familie op de eerste plaats. Omdat ik er een zootje van gemaakt heb. Mensen gaan er van uit dat wat je overkomt wel een beetje je eigen schuld zal zijn. Dat je wel een zwakte hebt waardoor je het allemaal zo verdient. … Ik lees bij Trage Gazelle en ik kan alleen maar denken hoe sterk ze is, en bij uitbreiding iedereen die vecht met zichzelf of met de omstandigheden. Iedereen die ploetert en elke dag weer even de moed bij elkaar moet vegen om het te halen. Dat is krachtig, ook al lijkt het voor hokjesdenkers zwakte.

To all of you: het gaat niet bijzonder slecht of bijzonder goed, ik keer gewoon mijn hoofd een keer om.

 

Prinses is moe

Avond. Ik voel dat de pijn toeneemt. Ik lig lang op de bank, verzamel krachten om nog wat te doen. Plots ben ik bang dat het heel erg gaat worden. Ik ga in een soort overleef-modus en doe het hoogstnoodzakelijke dat echt gedaan moet worden, als ik morgen uitval.

Midden in de nacht. Pijn, verwarring, mijn spijsverteringsstelsel geraakt in de knoop. De peuter wordt wakker. In mijn hoofd woeden donkere gedachten over alles afzeggen dat de komende dagen op de agenda staat, en wie ik kan bellen als het mij niet lukt de kinderen naar school te brengen.

Middag. Ik moet naar Pim, de emotioneel-lichaamswerk-therapeut. Ik wil gaan, maar mijn lijf kan niet meer. Ik neem medicatie voor mijn maag, en een pijnstiller. En een kop koffie. Zit rillerig in de auto. Lig even later op de matras waar hij behandelt. Midden in een oefening lopen er tranen over mijn wangen – ik ben te moe en te ellendig om diep te ademen. Hij zoekt, volgt de sporen van wat mijn lijf vertelt en plots voel ik me duizend kilo zwaar, niet meer in staat te bewegen en vertel ik hem over zwanger zijn en dat ik door mijn bekkeninstabiliteit niet voor mezelf kon zorgen en dat Dirk weg ging en ik dagenlang alleen was en op bed lag. De angst. De schaamte. Dat niemand in die periode me beschermde. Of me hielp. Dat ik geen bescherming of hulp heb durven vragen. Het is een heftige sessie. Ik strompel naar buiten.

Middag. Ik lig op de bank als de dame van Familiehulp komt. Ik schaam me, ze denkt vast dat ik lui ben. Maar ze begrijpt het. Beter dan ikzelf, zo lijkt het wel.

Op het werk. Ik moet een bespreking leiden die vier uurt duurt, met slecht een handje vol mensen. Ik voel het meteen, ik kom traag op gang, nadenken kost me moeite. Mijn maag kan niets verdragen. De pijn deelt plaagstootjes uit in mijn armen, mijn polsen, de gewrichten van mijn vingers, … Ik neem een pilletje uit mijn tas. Probeer het onopvallend te doen, maar uiteraard wordt het gezien. Na een kwartier neem ik er nog eens omdat ik het niet red. Ik heb het gevoel dat zelfs ademen pijn doet, mijn bekken geeft een constant scherp pijnsignaal af, mijn spijsvertering ligt overhoop van de pijn en ik ben bang dat ik moet kotsen van uitputting. Bij het tweede pilletje vraagt een deelnemer wat ik neem en waarom. Ik speel open kaart en hou het zo kort mogelijk. De medicatie begint te werken, ik ontspan, haal het einde van de vergadering, bel al mijn andere afspraken af, rijd naar huis. Ik schaam me, voel me zwak, maar het is uitgesloten dat ik me vandaag zo verder sleep. Ik ben vroeg thuis, besluit een kort bad te nemen voor ik de kinderen ga ophalen want ik voel me leeg en vies en alles doet pijn. Na het bad moet ik tien minuten op bed liggen voor ik in staat ben te vertrekken naar de kinderopvang. Ik neem me voor te fietsen, maar weet dat dat niet realistisch is. Ik kijk in de spiegel van de auto en schrik zelf van mijn grauwe gezicht.

In het boek van Peter Aelbrecht (Homo Energeticus) staat het volgende bij de inleiding:

’s Morgens voel ik me een wrak. Mijn armen en benen doen pijn en mijn hoofd is loodzwaar. Ik kan met moeite op de rand van mijn bed gaan zitten. De kamer tolt en ik voel me duizelig. (…) Ik drink in één teug een groot glas cola leeg in een snelle poging om voldoende energie te krijgen om mijn kinderen naar school te brengen.

Ik vond dit altijd een extreem stukje. Intussen zou ik het bij wijze van spreke zelf geschreven kunnen hebben, alleen drink ik geen cola maar gebruik ik nalu om me op te peppen en wat gedaan te krijgen.

Omdat het alleen maar een vage naam heeft (fibromyalgie?). Omdat het geen oorzaak heeft of één die we niet kunnen vinden. Omdat het er soms wel en soms minder is. Omdat het soms ongenadig is. Omdat anderen het zelden te zien krijgen. Omdat het soms lijkt alsof ik alleen maar lui ben of geen zin heb. Daarom is het moeilijk om te accepteren. Dat het een ziekte is en dat ik er rekening mee moet beginnen houden.

 

 

Prinses & de mijlpalen

Hoera.
We zijn uit de luiers. Heel plots en meteen dag en nacht tegelijk bij de Peuter. Kleuterzoon is sinds enkele maanden ook ’s nachts droog. Het voelt alsof er plots een heel andere fase aanbreekt. Het is confronterend dat ze zo groot worden, en zo snel. Maar ik ben zo trots op de mannen. En we zitten dus even volop in de applaus-voor-elk-k**je-fase. Ouderschap, het doet rare dingen met je.

Hoera.
Ik krijg een vast contract in de baan-van-mijn-leven. Er was een gesprekje voor nodig en toen kreeg ik via e-mail het bericht. Ik voelde vreemd genoeg niet zo veel. Een vage dankbaarheid en een zucht van opluchting. Een kleintje. Ik moet het eigenlijk een keer vieren.

Hoera.
Ik ben er in geslaagd wekenlang geen enkele nacht van huis weg te blijven. Soms betekende dat dat we laat thuis zijn hier, richting 21u. De peuter wrijft dan met zijn knuistjes in zijn oogjes en zegt dat hij zo moe is. (Het gebeurt gelukkig maar twee keer per week ofzo.) Ook in opvoeding heb je een soort waardenhiërarchie en een nacht samen en wekenlang geen enkele nacht uit logeren staat dan hoger genoteerd dan om half 8 in (een ander) bed. Anyway, ik voel me als moeder een beetje minder schuldig.

Hoera.
Er is werk als zelfstandige in bijberoep. Het komt nog steeds ‘vanzelf’ op me af, al is het natuurlijk wel hard werken in het weekend en ’s avonds om extra opdrachten op te nemen en uit te voeren. Leuk is dat het niet meer van hetzelfde is, maar dat ik me op nieuwe domeinen mag/kan ontplooien. Dat maakt het extra spannend, maar ik merk dat de beloning daarvoor ook extra groot is (cfr. een soort gevoel van voldoening). Ik heb altijd het gevoel dat ik voor alles in mijn leven heel hard moet werken, terwijl ik ook vriendinnen heb die bv gratis in een huis van hun schoonouders wonen of mooie bedragen van hun ouders krijgen waardoor ze minder moeten werken. Ik ben daar niet bijzonder door gefrustreerd, maar als het heel slecht gaat met mijn gezondheid steekt het soms wel een beetje omdat ik dan gewoon even het pauzeknopje wil induwen dat niet bestaat. Ik ben alleszins dankbaar om het werk dat ik krijg, ik verdien er het zout op onze patatjes mee en de ondeugdelijke man zei tijdens onze laatste deugdelijke ontmoeting dat ik een selfmade woman ben en dat voelde toch even goed. Yeah.

Hoera.
Ik ben een paar dagen gedeeltelijk pijnvrij geweest, na een fasciatherapiebehandeling (werkt op bindweefsel). Wat fijn dat er iets is dat (even) helpt, ook al heb ik gehuild en gevloekt op de behandeltafel. Ik heb ook (weer) de stap gezet naar een nieuwe dokter, omdat ik het gevoel had dat de vorige vooral op het sociaal-emotionele spoor zat en eigenlijk stiekem dacht dat ik depressief ben en daarom pijnklachten heb. Als ik dat in twijfel trok, herinnerde ze me er altijd fijntjes aan dat zij de dokter was (en dus niet ik), en ik voelde me uiteindelijk een beetje een verdoken depressieve lastpak. Changer dus. Hopelijk met resultaat.

Een jaar geleden zag het er nog behoorlijk ‘slecht’ uit hier, met o.a. een reële kans dat ik werkloos zou worden. Intussen rijg ik de mooie dingen aan elkaar. Misschien was een belangrijke stap in de goede richting wel het halen van mijn rijbewijs waardoor plots veel andere dingen mogelijk werden. Dit voelt nog te vaak als een lange donkere periode waar ik geen einde aan zie. Dat komt omdat ik moe ben, bijna altijd pijn heb, me toch nog steeds een bepaalde mate van geïsoleerd voel en ik gewoon niet echt beschik over een heel zonnig hoofd – we moeten het zeggen zoals het is. En hoewel ik moe ben van het ploeteren, ben ik ook dankbaar. Er is me veel gegeven (zoals het vertrouwen van opdrachtgevers in mijn bijberoep), maar tegelijkertijd is er zeker ook een aandeel selfmade, en ik hoop dat er eens een ontspannen dag komt waarop ik daar relaxed het glas op mag heffen. 

 

 

 

 

 

Fragiel

Met vallen en opstaan gaat het hier. En met wat significante verbeteringen. Door de nieuwe therapie heb ik bijvoorbeeld veel Dirk-vragen en – gedachten kunnen loslaten. Wat oplucht en ruimte geeft, zonder twijfel.

Vandaag sprak ik met een lieve vriendin die vroeg hoe het met me ging. Dat vind ik altijd een moeilijke vraag, maar in het antwoorden ontwikkelde zich een inzicht. Dat inzicht is dat het leven als alleenstaande ouder in deze omstandigheden heel fragiel is en dat alles daarbij met alles samen hangt. Er zijn geen buffers, de verschillende levensdomeinen hangen iets te nauw met elkaar samen.

Drie voorbeelden.

  1. De zieke peuter. De Peuter is even ziek geweest. Dat betekende vier heel slechte nachten op rij (lees: vechten tegen de koorts van 1 tot 7), thuisblijven van het werk, … We zijn nu alweer een week later, maar de gevolgen wegen heel zwaar door. Ik ben nog steeds extreem vermoeid en heb erge hoofdpijnen en spierpijn (lees: ik voel me fysiek echt ellendig). Er is namelijk geen enkele mogelijkheid geweest om te recupereren. Maar ook: mijn  werk is blijven liggen en ik krijg het niet bijgebeend. Door de combinatie van de erge vermoeidheid en het achterstallige werk, voel ik dat ik weer wegzak en veel energie nodig heb  om mezelf mentaal ‘op de been’ te houden. Zo weinig is er nodig om alles hier op scherp te zetten. Het enige dat ik lijk te kunnen is op tijd naar bed gaan. Dagen na elkaar. Maar ik voel me niet beter en het werk dat ik ’s avonds zou moeten doen, blijft alweer liggen. Ik ben zo eindeloos moe…
  2. De opdracht. Ik had een maandelijkse opdracht als zelfstandige voor onbepaalde tijd. Ik ging er misschien te gemakkelijkheidshalve vanuit dat het even zou duren, dat de extra inkomsten dus structureel zouden zijn voor een tijdje. Vroeger dan ik verwacht had, werd de opdracht afgerond. Dat mag, maar het hakte er hier ongelooflijk in. Omdat ik er een klein gevoel van veiligheid aan verbonden had, denk ik. Maar ook: omdat het systeem heel fragiel is en een ruk aan dat touwtje meteen betekent dat de drie tot vier dagen vakantie die ik had willen plannen met de jongens in de zomer, niet haalbaar (of zeer weinig vanzelfsprekend) zullen zijn. Ik denk dat bij weinig mensen oorzaak en gevolg zo kort met elkaar verbonden zijn. Gelukkig maar. Ik werd eerlijkgezegd heel moedeloos van dit voorval. Omdat het een opdrachtje was dat vanzelf op me af gekomen was. Ik had er enige hoop aan ontleend, dat de omstandigheden wat begonnen te keren, dat ik ergens op kon rekenen, dat ik ergens in mocht vertrouwen. Het is vervelend dat ‘kleine’ dingen zo ongelooflijk veel uitmaken, dat ik niet in staat ben de impact van kleine dingen te bufferen. Ik voel me er ook slecht bij dat het me zo verdrietig maakt, ik vind dat ik er gewoon professioneel mee zou moeten omgaan. Maar een keuze die elders ‘licht – achteloos’ gemaakt wordt (veronderstel ik), hakt er hier stevig in. Dat voelt zo… Stom. Ik wil dankbaar zijn omdat het er was, maar ik ben vooral verdrietig omdat het weg valt.
  3. De plagende peuter. De peuter heeft een fase. Een fase die ik me ook herinner van de grote broer. Een fase waarin er geplaagd en getest wordt. Een fase waarin er vanuit het bed duizend keer geroepen wordt. Dat duurt allemaal tot mijn geduld op is. Want er is geen buffertje ander geduld voorradig. Dus riep ik tegen de peuter, dat het genoeg was. Waarna ik dacht dat hij als kind die ruimte moet kunnen voelen – de ruimte om te testen en te plagen. Toen keek ik een filmpje over de vreselijke aanslagen en er werd verteld dat een huilende peuter naast het levenloze lichaam van een moeder zat. Huilend, na twee explosies. Ik ben instant naar mijn peuter-met-een-fase gegaan en heb hem op mijn schoot tot rust laten komen tot hij in staat was om te slapen. Ver voorbij mijn eigen voorraad energie of geduld, maar wel wat ik op dat moment moest doen.

En zo. En zo.
Zo was er ook een oudercontact over de Kleuter, die in de kring weinig vertelt over zijn weekend. Onderweg naar huis dacht ik terug aan het weekend, waarin ik soms urenlang op de bank lig omdat alle energie of al het geld op is om wat leuks te gaan doen. Dat voelt vanbinnen heel breekbaar. Een gedachte die in je op komt, een besef, waarbij je probeert de gedachte niet te denken, het besef niet te hebben, omdat dat soort gedachten je in flarden scheuren als je ze te veel ruimte geeft.

En zo. En zo.
Zo lijkt iedereen vooruit te komen. Er worden huizen gekocht, babies geboren, reizen geboekt, nieuwe lieven voorgesteld en doctoraten verdedigd. En hier is het systeem zo fragiel dat ik bij momenten volledig lam gelegd ben en dat ik mijn uiterste best moet doen om alles hier niet te doen instorten (mijn gezondheid, mijn baan, …) in plaats van dat ik verder kan bouwen – zoals veel mensen rondom met gemak lijken te doen.

En ja, ik moet me wapenen, en nee, op een ander is het niet altijd beter, en ja, er is ook veel om dankbaar om te zijn, en ja hoor, het valt allemaal wel mee. Maar soms, soms, is het allemaal zo fragiel dat het vanbinnen uit elkaar spat.

Misschien

Up & down. Up & down. In de up-momenten dacht ik dat ik ‘er’ was. Op een stabiele plek, waar ik rust zou vinden in mezelf, waar ik gelukkig in het leven kon staan. In de down-momenten haatte ik mezelf om de naïviteit te geloven dat dat ooit kon.

En nu.
Nu lijkt het weer aannemelijker.
Dat ik het ooit zal kunnen, eten wat goed voor me is in een hoeveelheid die passend is.
Dat ik het ooit zal kunnen, zelfvertrouwen vinden, faalangst en uitstelgedrag de kop in drukken, en zo ook schaamte en schuld overwinnen.
Dat ik het ooit zal bereiken, de staat waarin werk leefbaar is en leven werkbaar.
Dat ik het ooit zal zijn, die moeder die ik graag wil zijn. Een rots in de branding van mijn jongens die nog plezier heeft in het leven ook.
Dat ik ooit controle zal hebben, over de financiën, en nog wat over zal hebben op het einde van de maand.
Dat het ooit zal lukken, het huis ontrommelen en ontspullen en zo rust creëren.
Dat ik weer zal weten hoe het voelt, uitgerust en ontspannen zijn.
Dat ik ze kan weerstaan, de verleiding om telkens terug naar Dirk te keren met mijn onbeantwoorde vragen en onvervulde verlangens.
Dat ik het zal uitgebouwd hebben, mijn eigen bedrijfje, mijn eigen speeltuin.
Dat het ooit gaat gebeuren, wakker worden naast een partner die goed is voor me.
Dat ik daar ooit sta, in die aula, en mijn doctoraat verdedig met een leuke jurk, tien kilo lichter dan vandaag, mijn beide zonen braaf op de eerste rij en mijn nieuwe partner met tandpastaglimlach er naast. Haha.
Dat ik het ooit weer mag voelen, dat gevoel alsof er een vlinder in je buik fladdert – het eerste gevoel van leven van een nieuw leventje.
Dat ik weer ga bouwen, in plaats van puin ruimen.

Dat ik noch veroordeeld ben tot Dirk, noch veroordeeld tot mezelf.

Het is geen up-fase. Het is eerder het waarnemen van kleine veranderingen die hoop geven.
Zoals de verandering dat ik besloten heb om een paar dagen ziekteverlof te nemen om wat op mijn plooi te komen – mentaal en fysiek – in plaats van als een kip zonder kop verder te rennen. Ik heb een nieuwe dokter, die luistert en meer hoort dan ik vertel.
Zoals de verandering dat er hulp is. Een sociaal assistent bij OCMW zet zijn schouders even mee onder dit leven. We nemen samen dingen door waar ik alleen niet aan toe kom. Hij zegt me dan dat ik rustig moet ademen. Hij heeft gezorgd dat ik familiehulp kan krijgen. Binnenkort intakegesprek.
Zoals de verandering dat ik minder pijn heb. De enige reden die ik daarvoor kan verzinnen zijn de sessies bij het heksje, die me mentaal en fysiek veel deugd doen.
Zoals de verandering dat ik een nieuwe therapie probeer. Emotioneel lichaamswerk. De analyses heb ik gemaakt, die zijn sluitend. Nu moet de opbrengst daarvan verwerkt worden, zodat de invloed ophoudt. En het mogelijk wordt, wat ik hier boven schreef.

Wie weet.
Wie weet kan het, dat alles anders wordt. 

Wat alleszins niet kan, en dat past uiterst slecht bij mijn karakter, is dat het snel gaat. Van de ene dag op de andere. Het is elke dag een stapje, en soms drie stapjes achteruit. Het is een kleine verandering die je moet volhouden, en weer verliest, en dan weer opnieuw oppikt en probeert. Volhouden.

Mijn vriendin Adriene blijkt nog een betere vriendin dan ik dacht. Ze hamert ‘find what feels good‘. Ze is altijd mild, altijd positief, en het is iemand die gelooft dat het kan: transformatie. Een/haar/mijn(?) weg daartoe is yoga. Ik ben al lang gestopt met analyseren hoe yoga dan werkt, mentaal en fysiek. Maar het werkt wel. Ik eindig mijn yogasessie altijd in een volledig andere state of mind dat ik begon. En niet de yogasessie zelf is moeilijk, maar wel elke dag de beslissing maken om het te doen. Te kiezen voor wat goed is voor mezelf, en met mijn iPad op de mat gaan zitten, in plaats van met een bakje chips op de bank. Elke keer als dat lukt, heb ik een stapje in de goede richting gezet.

 

 

 

 

 

 

Prinses gaat alternatief

Ik heb een universitaire opleiding ‘genoten’. En ik heb vervolgens aan de universiteit gewerkt. Ik geloof in wetenschap. Niet in alle wetenschap, want ik heb jammer genoeg ook gezien dat je in sommige takken van sport de antwoorden kan beïnvloeden door de manier waarop je een vraag stelt. En dezelfde data kunnen door drie verschillende onderzoekers op drie verschillende wijzen uitgelegd worden, waarbij alles correct kan zijn, maar wel een bepaald beeld wordt gecreëerd door de nadruk die gelegd wordt en door het woordgebruik.

Mijn huisdokter is een schat. En een leuke man. Ik heb een vriendin die steevast over hem zegt dat ‘hij haar kan krijgen’. Die vriendin is getrouwd en heeft drie kinderen. Zo een leuke man is mijn huisdokter dus. Een leuke man die leuke grapjes heeft voor mijn kinderen, waardoor ze graag in hun oren laten kijken en welwillig ‘aaaaa’ zeggen.

Maar ikzelf ben enigszins onbevredigd na bezoekjes aan de schat in kwestie. Ik vind het volkomen absurd dat hij (a) nooit vraagt wat ik eet en (b) elke klacht als een apart symptoom ziet, gelinkt met een bepaald medicament, dat vlotjes voorgeschreven wordt en de hele zaak maar moet oplossen en (c) vindt dat ik niet moe kan zijn omdat hij dat niet in mijn bloed ziet (uh – ik heb twee jonge kinderen en de laatste keer dat ik me uitgeslapen heb gevoeld is ongeveer zes jaar geleden).

Vooral (b) vind ik steeds absurder. Volgens mij heeft het in het kader van mijn gewrichts- en spierpijn wél belang dat ik een aantal galcrises heb gehad, dat mijn haar met bosjes tegelijk uitvalt, dat ik moe ben en dat ik ziek word van tomaten. Ook lijkt enig verband tussen mijn ernstige bekkeninstabiliteit en mijn gewrichtspijnen me logisch. Voor mijn huisarts niet. Die schrijft me met plezier achtereenvolgens pilletjes voor voor gewrichts- en spierpijn, maagbeschermers voor mijn gal, iets tegen haaruitval, een ijzerkuurtje enzovoort. Toen ik twee zomers terug eens bij een andere dokter kwam dan mijn eigen arts, schreeuwde die moord en brand dat ik in een vergevorderd stadium van Lyme zat. Dat baseerde ze op mijn dossier. Vreemd, want daar had de schat nooit iets van gezegd. Ik heb heel die zomer antibiotica genomen (!!!), waarna de schat in september vroeg waar dat nodig voor geweest was.

Anyway. Ik geloof in wetenschap, maar wat onze manier van geneeskunde bedrijven betreft, heb ik grote vraagtekens.

Daarom ga ik (ook) alternatief. Het voornaamste verschil is dat ze daar kijken naar heel mijn zijn. Lichaam en geest, één geheel. Nierproblemen worden dan gelinkt met een emotioneel zware periode en mijn spier- en gewrichtspijn wordt in verband gebracht met een lever die niet zo goed zijn werk doet als het op afvalstoffen verwijderen aankomt. Verder weet ik niet zo heel goed wat ik er van moet denken. Baat het? Het schaadt alleszins niet, tenzij financieel. Een overzichtje van de dingen waar ik ooit mee in aanraking ben geweest:

  1. Healings. Het is een tijdje geleden, maar ik had een therapeute (psychologe) die ook healings deed. Ik weet niet wat het effect op lange termijn ervan was, maar het was erg bijzonder om mee te maken. Ze raakte me niet aan, bewoog met haar handen boven mijn lichaam. Ik geraakte ervan in een soort fijne trance, waarbij ik allerlei kleuren zag (vooral zwart en paars). Na een sessie was ik zo draaierig als wat en moest ik altijd heel lang wachten voor ik weer veilig kon fietsen.
  2. Shiatsu. Ik weet begot niet wat het is, maar toen een studente shiatsu-beoefening een proefpersoon zocht, ging ik. Wat een intense fysieke gewaarwording! Ik moest liggen, met mijn kleding aan. Ze drukte op bepaalde punten. Ik geraakte dan in een soort andere bewustzijnsstaat, wat meestal heel prettig was. Alsof je zweeft in de diepte. Daarna ook telkens ontzettend draaierig. Wat het met mij gedaan heeft op de lange termijn? Ik weet het niet, maar eigenlijk was het op een heel bijzondere manier heel fijn.
  3. Cranio-sacraal-therapie en osteopathie. Ok, osteopathie is al een klein stukje terugbetaald door de CM, dus in die zin niet zo alternatief. Over de cranio-sacraal kan ik kort zijn. Daar heb ik volgens mij mijn onverwachte/ongeplande zwangerschap van de peuter aan te danken. Osteopathie heeft mijn bekken gered. Toen ik met mijn gammel bekken enkele maanden na de bevalling bij de osteopaat kwam, stond alles scheef. Dat heeft hij mooi recht gezet. Jammer genoeg was ik na verloop van tijd uitbehandeld en de restpijn (spieren, gewrichten, bekken) kon niet meer behandeld worden. Dit is trouwens niet de leukste alternatieve therapie om mee te maken, gezien het kraken (altijd schrikken en pijn). En het blijft een beetje awkward om in je ondergoed op een tafel te liggen in het volle daglicht, terwijl een man je knie in zijn kruis klemt en in zijn oksel je bekken kraakt – of iets dergelijks. Het ligt vast aan mij, en zeker ook aan de aantrekkelijke osteopaat in kwestie, maar ik moest per ongeluk altijd een beetje aan seks denken, daar op zijn tafel. En hoe meer ik probeerde dat niet te doen… Nou ja, you get the picture.
  4. Homeopathie. Geen fan. De Kleuter zat als minibaby al slecht in zijn vel, dus ging ik met hem naar een homeopaat. Die gaf zonder uitleg een aantal remedies, maar ik merkte geen enkel verschil en het irriteerde me ook wel dat ik er geen toelichting bij kreeg.
  5. Voetreflexologie. Waarom o waarom heb ik pas zo laat ontdekt dat er hier om de hoek een voetreflexologe woont met een kachel? Ik ben intussen enkele keren bij haar geweest, in een ik-probeer-maar-wat-stadium nadat ik uitbehandeld was bij de osteo waar ik al mijn hoop op had gevestigd. Ik weet niet of het door de voetreflexologie komt, maar ik heb al een maand heel weinig pijn en sta niet meer op als een oud vrouwtje – ik lijk wel gewoon 31! De voetreflexologe zegt dat dat komt omdat ze de toxines uit mijn lever verwijdert. Ze is een heel heksig vrouwtje, met een mooie stabiele energie die altijd zo rustig over macrobiotische voeding praat en me tips geeft, dat ik elke keer denk dat ik mezelf kan genezen door beter te eten en meer in balans te komen. Dat zeg ik dan, en dan antwoordt ze dat ik ervan moet uitgaan dat het prima met me gaat, dat ik gezond ben. Het is iemand die heel geaard lijkt (nu klink ik zelf heel alternatief) en heel goed in het leven staat.

Wetenschappelijke bewijzen zijn er niet voor die alternatieve dingen en ik kan niet met zekerheid zeggen welk effect ze hebben. Wat ik wel heel zeker weet is dat een uurtje in de ligstoel van het heksje, in de stralingswarmte van haar kachel, terwijl ze mijn voeten behandelt (bestaat er iets heerlijkers dan dat?) en recepten met pompoen prevelt, ongelooflijk goed is om te ontspannen en voor mijn welbevinden. En dat, dat heeft mijn schat van mijn huisdokter nog nooit met me gedaan.