Het noodgeval

Ik druk op send. In de mail stond dat ik de afspraak moet verplaatsen wegens een noodgeval.

Het noodgeval begon gisterenavond. Na een dag van huis van 7 tot 19u, had de Peuter een hysterische aanval van drie kwartier. Brullen. Het was door-en doorzielig. Niet alle dagen zijn zo, er zijn ook weken dat ik elke dag om half 4 aan de schoolpoort sta. Maar gisteren was een XL dag en de Peuter die een kleuter is geworden was over de rooie.

Tijdens zijn over-de-rooie-zijn betrapte ik me op de gedachte hoe lang het nog zou duren, want hij moest in bed en ik moest nog werken en ik had ook een XL dag gehad. Dat was een heel foute gedachte. Ik bleef bij hem, we knuffelden, ik aaide nog lang, ook toen hij al sliep.

’s Ochtends ging het (nog steeds) helemaal mis. Ze moesten echt in bad, ik zocht mijn weg tussen vuile kopjes, afwas, smeerde nog snel boterhammetjes, had uiteraard niets klaar gelegd, moest overal hemdjes en shirtjes vandaan plukken, dropte hen te laat aan school, en besloot toen gewoon naar huis te rijden. De eerste afspraak van de dag af te zeggen in plaats van met een bloeddruk van 20 over 15 ofzo 115 km te rijden.

Thuis kwam ik binnen in een slagveld. Ik had ongeveer een uur alvorens ik weer in de auto moest stappen. In mij drong de gedachte zich op dat ik het maximum uit dit uur moest halen. Het huis fatsoeneren, de afwas doen, een beetje orde scheppen, zorgen dat ik tenminste wat gegeten heb voor ik de deur uit ga en dat ik misschien zelfs iets bij heb voor onderweg. Misschien de restant van de perzik die ik gisteren at uit de auto halen. Ik ging naar toilet. Ik at wat. Ik schreef een post. Ik waste af. Ik bedacht dat er ofwel iemand moet komen die dit gezin mee runt. Ofwel moet ik een ochtendmens worden (I tried, really). Ofwel moet ik een andere baan of eindelijk meer bijberoep en minder hoofdberoep. Maar de gedachte dat ik als vrouw mijn ambitie en waar ik goed in ben moet opbergen omdat de combi werk en gezin niet haalbaar is, maakt me instant woest. Niet alleen is het zo dat ik mijn baan nodig heb, maar ik voel het ook als urgent dat ik mijn talent inzet. Niet voor commerciële doeleinden, maar voor een maatschappelijk doel. En met dat bijberoep spelen twee elementen: het is altijd onzeker want zelfstandig, ik moet eerst flink investeren (tijd, acquisitie, sparen) om de sprong te wagen en de facturen voor het huidige werk worden gewoon niet op tijd betaald waardoor ik er niet echt op kan rekenen als de huur betaald moet worden, zolang ik geen buffer heb.

Dat vraagstuk los ik niet op in de zes minuten die me nog resten. De afwas wel.

 

Prinses is een zoekende ouder

Altijd al heb ik het gevoel dat ik meer worstel met het ouderschap dan anderen. Omdat ik het alleen doe. Omdat het me leegzuigt. Omdat ik er niet zo erg van kan genieten. Als ik na de vakantie terug kom en eerlijk tegen mijn collega’s zeg hoe fijn  het is terug te werken en niet meer lange dagen alleen met de kinderen door te spartelen, kijken ze me wat verontrust aan. Een aardig iemand lijk ik vast niet.

Soms kijk ik naar de peuter en denk ik: als ‘gewone’ kinderen zo zijn, is het ouderschap best te doen. Zo zou ik er drie kunnen hebben. Of vijf. Of tien. De peuter is best wel eens ondeugend en ook wel een vies varkentje, maar hij is ook lief en zacht en geen enkele situatie met hem groeit me echt over het hoofd.

Met de kleuter is dat anders. Hij is zo ongelooflijk boos. Met de opvoedingsondersteuning maak ik dagschema’s, structuur en duidelijke regels, maar de woedebuien volgen  elkaar op. Ik merk dat de peuter en ik bij momenten geterroriseerd zijn door zijn gedrag. Eigenlijk ben ik vaak al bang als we iets samen gaan doen, omdat het altijd mis gaat.

Naast alle gedachten over wat voor slechte moeder ik ben en wat voor slechte opvoeding hij gekregen heeft, begin ik terug te lezen en herken ik hem in de kenmerken van een high-needs-baby. God, wat was het een drama toen hij baby was en niets ooit goed of genoeg was en hij vooral huilde. Maar ook nu nog is het nooit goed, nooit genoeg. En soms is hij ook heel breekbaar en lief en zie ik dat hij zijn best doet. En soms zie ik ook dat ik volledig in een negatieve spiraal geraakt ben met hem en dat we slecht op elkaar reageren.

En dan lees ik op een dag kenmerken van ODD. Een opstandig kind. Dwars. Verzet zich tegen gezag. (…) Ik kijk terug naar de aanpak die ik met de opvoedingsondersteuning heb gemaakt waarin mijn gezag eigenlijk versterkt werd door hem minder keuzes te maken en meer op te leggen. Jeetje, denk ik. Misschien hebben we het wel helemaal aan het foute eind. Hij vertoont inderdaad niet zo veel kenmerken van ASS, maar wel een oneindige boosheid. Zou het? … En zo ja, maakt het uit? … Alleszins de moeite waard om de aanpak een keer te veranderen. Wie weet. Niet inzetten op structuur en duidelijkheid, maar hem ruimte geven om te kiezen.

Ik pieker over de labeltjes. Ook de pyschiater waar ik bij ga omwille van mijn medicatie goochelt met labels die mij bezig houden en verontrusten. Ik zoek kenmerken op en kijk of ik mezelf er in herken. En dan besluit ik dat er misschien wel geen labeltje is dat past, op mij en op mijn Kleuter. Mogelijk hebben we allebei wel kenmerken die bij bepaalde labeltjes passen, maar hoeven we geen labeltje te adopteren. Alleen zou het wel fijn zijn als het leven wat relaxter kan zijn doordat we beter weten wat we nodig hebben.

Geheimtaal

De opvoedingsondersteunster is er. Ik denk dat ze me al raar vindt als ik haar onderbreek als ze op puntje twee van de afspraken is, en ik vertel dat ik alles gelezen heb, het kort samenvat en het onderteken. Ik heb het een beetje gehad met behandeld worden alsof ik niet kan lezen en de context achter sommige afspraken kan ik zelf ook goed verzinnen.

Ik probeer een uur lang met hand en tand uit te leggen waarom ik al een jaar op haar wachtlijst kampeer. We hebben het over mijn schuldgevoelens waardoor ik moeite heb duidelijke grenzen te stellen, over mijn uitputting, de combi werk en gezin en over hoe dingen nooit relaxed zijn met de Kleuter. Ik probeer wat voorbeelden te geven maar ze kijkt alleen maar een beetje wazig.

En dan komt hij naar beneden en hebben we instant een scene waarin hij iets wil eten en niet uitgelegd krijgt wat en ik hem opties aanbied en hij kwaad wordt en huilt en vijf minuten lang niets meer zegt. En uiteindelijk aangeeft wat hij wil, wat ik exact maak zoals hij het wil. Waarop hij explodeert want dat bedoelde hij niet. Een half uur later pas trekt het bij en is hij weer aanspreekbaar. We maken samen een boterhammetje en hij eet het op en hij maakt een praatje met de opvoedingsondersteunster die me intussen heeft aangekeken met ogen als schoteltjes en gevraagd heeft of het altijd zo gaat. En pas dan, pas dan besef ik dat het niet normaal is dat zelfs een boterham smeren een drama moet opleveren. En dat alles met dit kind altijd moeilijker is dan nodig. En dat ik hoop dat de opvoedingsondersteunster een oplossing heeft. Of een antwoord op de mysteries. Waarom vertelt hij me bijvoorbeeld dat hij overgegeven heeft op school terwijl dat niet waar is?

Ik vraag haar wat ik anders had moeten doen met hem in de situatie. Ze weet het niet. Maar ze wil mee zoeken.

Blij dat er hulp is. Voor mezelf, maar vooral voor hem. Hij verdient een moeder die zijn geheimtaal kan ontcijferen.

 

Triomf

timeout

Kleuterzoon was boos. Omdat ik zijn rugzak had toe geritst. Hij wou dat zelf doen.

Peutermans was moe. En hangerig. ‘Mamaaaa,’ huilde hij. ‘Mamaaaaaa’. Op schoot zitten met zijn knuffeltje en zijn tutje was overduidelijk zijn plan, terwijl ik nog even moest zorgen voor een verantwoorde maaltijd. Eén met broccoli. Dat soort verantwoord.

Kleuterzoon was boos. Omdat de peuter ‘mamaaaa’ huilde. En omdat er gekookt zou worden en dat altijd groenten impliceert. Dat het broccoli zou zijn, moest hij nog ontdekken.

Ik kocht beide heertjes om. Niet alleen met een youtubefilmpje, maar godbetert ook met een cracotte (voor het eten: ja) en een glas water. Ik negeerde vakkundig dat de peuter heel zijn cracotte in zijn water had gesmolten en er met een lepeltje schepjes van in de nek van de kleuter schepte. De kleuter die gebiologeerd naar Lucky Luke zat te kijken, tot hij doorhad wat de peuter deed en dus heel boos werd. (Het kind is boos geboren en gaat waarschijnlijk boos sterven. Er is geen uur waarin hij niet boos is, op mij, op de wereld, op zijn broer.)

We aten. Ik ga de strijd met de peuter niet meer aan over bord leeg eten, want die had al warm gegeten in de opvang. De kleuter moest echter wel, en … Was uiteraard boos. Geen braakneigingen vandaag. Waar hebben we dat aan verdiend?

Na het eten moesten beide heertjes in bad. De peuter stootte bij het omkleden zijn tandje tegen de badrand en zette het op een brullen. Kleutermans was… Juist, ja, boos. Omdat de peuter brulde. Toen ze samen in bad zaten, had de kleuter binnen de 30 seconden iets in het gezicht van de peuter gegooid, waarop de peuter het op een brullen zette en ik kwaad werd, met het type cliché-zinnen dat het nooit eens leuk en rustig kon zijn en dat ze elkaar altijd pijn moeten doen.
In mijn hoofd raasde ik verder. Dat vakantie een verderfelijke uitvinding is, dat alleen zijn met twee kinderen  een uitputtingsslag is, dat de kleuter altijd boos is, dat de peuter ambetant was, dat ik me weer zo moe en zo leeg voelde en dat er beneden nog een heuse op te ruimen bende op me wachtte, om maar niet te spreken over de berg afwas en was. Dat ik niet wist hoe ik het vandaag allemaal nog eens in goede banen zou leiden (of lijden, tja): twee kinderen in bed, het huis aan de kant, yoga, to do’tjes all over. Dat het monsters zijn, soms.

Mijn gedachtestroom werd onderbroken doordat de peuter ging rechtstaan in het bad. De sfeer was erg grimmig en totaal verziekt, maar zijn gezichtje lichtte op. Hij liet met een mooie glimlach een triomfantelijke en welgemikte scheet*, waarop de kleuter en hij in lachen uitbarstten. Magic! Avond gered. En even later twee blije kinderen in bed, het huis aan de kant, yoga en to do’tjes afgestreept. Hell yeah.

* Hebben ze niet van mij geleerd, ook niet dat ze daarmee lachen. Jongens vinden dat blijkbaar zelf uit. Iets genetisch?