Prinses hoopt zichzelf eens te kunnen ontslaan

Ik lees deze blog en het is zo akelig herkenbaar allemaal, met wat kleine verschillen. Ik zit gelukkig niet in een grote verbouwing, maar daar tegenover staat dat de Trage Gazelle wel een echtgenoot heeft, die naar ik lees vaak verbouwt en weg is voor het werk, maar ook naast haar op bed komt liggen bij een grote huilbui. Mijn hart kreukelde even toen ik dat las. Hoe lang is het geleden dat ik gehuild heb? Hoe lang is het geleden dat iemand me getroost heeft? Dat iemand naast me op bed kwam liggen? Maar ik lees haar en voel alleen maar empathie voor haar en vind haar moedig en sterk en te bewonderen en vraag me af waarom ik mezelf er zo vaak mentaal van langs geef.

Ik ploeter door. Ik vind dat het beter moet gaan met me, want ik krijg hulp en het is nu al twee jaar en ik moet maar eens flinker zijn/wennen/aanvaarden/… Soms heb ik een doorbraakje. Ik vind een goede therapeut, of ik verander mijn manier van werken naar een wat efficiëntere. Of ik eet meer groenten dan kitkats op weekbasis. Ik kook een keer vooruit. Ik lees de Avalon-kookboeken en ben weer getriggerd door die visie op voeding. Of ik krijg een nieuw opdrachtje als zelfstandige in bijberoep. Soms heb ik nieuwe ideeën, en dan zet ik in mijn agenda dat we naar het blotevoetenpad gaan binnen drie weken. En dat ik dan een picknick meeneem. Dan ben ik even een glundermoeder, maar intussen heb ik ook alweer geleerd het nooit op voorhand aan de jongens te vertellen want het zou zomaar eens kunnen dat ik die dag van het plan doodmoe ben en dat ik alleen maar op de bank kan liggen. Dan gaan we nergens naar toe. En dan picknicken we op de bank in onze pyjama. Met diepvriespizza, ja. Omdat ik niet meer kan, ondanks dat ik van mezelf wel moet kunnen.

Ploeteren dus. Bijna elke dag vechten om het overzicht te behouden. Om te doen wat gedaan moet worden tegen alle tegenzin in. Om me verantwoordelijk te gedragen – ik merk dat het moeilijkst is de dingen die goed voor je zijn te doen op de dagen waarop je het het hardste nodig hebt. Ga ik kapot van de pijn en uitputting, dan eet ik mezelf nog eens doodziek met speculaaspasta met een lepel. Of put ik mezelf net dat extra beetje uit door in plaats van te gaan slapen doelloos nieuwssites te blijven lezen.

Wat the fuck is er mis met me, denk ik vaak. Wat ben ik een zeikerd en een mieperd dat ik intussen niet stralend door het leven wals. Ik heb toch een leuke baan? Ik heb toch lieve vrienden? Zo veel mensen, vooral via mijn blog, hebben zo veel voor me gedaan. Er is toch veel om dankbaar om te zijn? Mijn kinderen zijn toch tof? We redden het financieel toch net? Misschien gaan we zelfs op reis naar Amsterdam dit jaar met de inkomsten van mijn ZIB-statuut. Ik heb toch de kleedjes van de kinderen eindelijk in een overzichtelijk systeem? Ik hoef toch geen partner om gelukkig te worden? Ik realiseer als single mom toch meer dan ons lukte toen er nog een vader in da house was? We hebben meer dan we toen hadden. Een blinkend autootje voor de deur. De mogelijkheid eens weg te gaan. Een beetje geld op de rekening. Relatieve orde in huis. Geen angst meer, geen stress meer. In dit huis wordt niemand meer genegeerd of aangetrokken en afgestoten. In dit huis verdwijnt niemand meer voor dagen. In dit huis ben ik nooit meer bang om naar beneden te gaan omdat ik denk dat mijn partner zich opgehangen heeft tijdens de nacht – omdat hij zo duister is, zo onbereikbaar, zo ongenaakbaar, zo ver – omdat hij overduidelijk volledig in de knoop gedraaid is en ik de knoop niet ken en niets kan ontwarren. De keren dat ik met trillende handen de deurklink opende met de telefoon in mijn hand om de politie te kunnen bellen. Die keren. Al die keren. Die keren dat ik me realiseerde dat ik het soms zelfs hoopte, omdat het dan voorbij zou zijn. Even terug. Zelfs de rechtszaak loopt beter dan ik had durven denken. Eigenlijk heb ik het vrij goed voor elkaar in de omstandigheden. We lijken bijna op een gewoon gezin. Toch?

Wat er mis met me is waardoor ik blijf ploeteren? Blijkbaar is mijn wilskracht ontoereikend. Ben ik organisatorisch niet zo sterk. Is mijn energie te beperkt. Zijn mijn plannen altijd beter dan mijn uitvoerend vermogen. Ik ben zo iemand die op dieet gaat en dan ’s avonds voor het slapen gaan drie koekjes naar binnen werkt. Iemand die elke dag yoga moet doen omdat dat helpt tegen alle pijn, maar elke avond te moe is. Iemand die strikt wil budgetteren maar dan op het eind van de maand niet meer weet waar het geld naar toe is gefladderd (name it: de supermarkt, de rekening van het water, apotheek, tandarts … Nooit leukere dingen, wees gerust). Iemand die rust, reinheid en regelmaat wil maar de chaos van dit leven met en behoorlijk flexibele baan en twee kinderen niet kan managen (serieus: hier zijn geen twee dagen hetzelfde – en dat ligt niet aan mij). Iemand die weekplannen maakt en een kwart van de daarin opgenomen taken en verantwoordelijkheden skipt wegens te moe. Iemand die besluit morgen zeker met de fiets te gaan, maar dan te laat uit bed komt om dat ook daadwerkelijk te doen. Iemand die de kinderen wel eens in bed pleurt zonder dat ze hun tanden gepoetst hebben omdat dat nu net ietsje te veel gedoe was na het vangen en omkleden van dat wervelend zot krapuul – hoe vermoeider ik in de badkamer op de toiletpot zit te kijken naar hen, hoe zotter zij worden.

Zo veel klopt niet. Ik zou genoeg moeten verdienen om rond te komen, maar dat werkt niet zo. En eigenlijk is het ook niet eens realistisch met advocatenkosten en rechtbankkosten en rekeningen die maar blijven komen. Zo veel klopt niet. Op een avond zou ik twee verslagen moeten kunnen schrijven, maar waarom lukt het dan niet? Wat moet kunnen in theorie staat zo ver af van het echte modderige leven van alledag.

In mijn hoofd ben ik iemand die het moet kunnen. Alles. Altijd naar het werk gaan, nooit ziek melden. De dingen die ik doe goed doen. Op tijd. Sterk zijn. Grappig. Relax als mama. Streng. Anders denken. Geen drama’s maken. Kalm blijven, immer. In mijn kop ben ik een moeder die de kinderen  leert om groenten te eten, hun neus te snuiten, tanden te poetsen. In mijn hoofd moet ik iemand zijn die de telefoon durft opnemen en niet volslagen flipt als die gaat en ‘m liefst zou verstoppen in de garage (kortom: niet bellen – ik kan dat echt niet aan). In mijn hoofd moet ik iemand zijn die attent is en denkt aan verjaardagen en andere gelegenheden. In mijn hoofd moet ik iemand zijn die boeken leest en daarbij notities maakt. In mijn hoofd moet ik elke dag mijn haar opsteken en mij opmaken. In mijn hoofd vertrek ik nooit te laat maar altijd op tijd zodat ik ontspannen toe kom en me niet hoef te excuseren. Maar in mijn hoof dwarrelt het allemaal door elkaar en vaak kruip ik in bed alwaar ik gelukkig vaak snel in slaap val om dat hoofd het zwijgen op te leggen. Dan droom ik van kisten vol dode vogels die me aangeleverd worden, en water dat dwars door het plafond stroomt en het plafond dat scheurt en het water dat overal is. En van mensen die kotsen waar ik bij ben en dat ik tussen de plassen kots door slalom en niet weet waar ik naar toe kan gaan.

Ik lees bij de Trage Gazelle en herken schrikbarend veel en hoop dat ik mezelf eens kan ontslaan van de verwachting dat het beter moet gaan en dat ik me hier uit moet ploeteren. Ik hoop dat ik gewoon eens kan aanvaarden dat ik aan het ploeteren ben, de ene dag goed, de andere minder. En dat dat gezien de omstandigheden, de zorgen en het verdriet (waar ik natuurlijk geen recht op heb in mijn eigen hoofd) genoeg is.

In het ‘echte leven’ veroordelen veel mensen me, mijn familie op de eerste plaats. Omdat ik er een zootje van gemaakt heb. Mensen gaan er van uit dat wat je overkomt wel een beetje je eigen schuld zal zijn. Dat je wel een zwakte hebt waardoor je het allemaal zo verdient. … Ik lees bij Trage Gazelle en ik kan alleen maar denken hoe sterk ze is, en bij uitbreiding iedereen die vecht met zichzelf of met de omstandigheden. Iedereen die ploetert en elke dag weer even de moed bij elkaar moet vegen om het te halen. Dat is krachtig, ook al lijkt het voor hokjesdenkers zwakte.

To all of you: het gaat niet bijzonder slecht of bijzonder goed, ik keer gewoon mijn hoofd een keer om.