Mysteries of life

In de herfst verloor ik een kindje. Dit is de vijfde en laatste post over de zwangerschap en miskraam.

Soundtrack

Ook een miskraam kan een soundtrack hebben. Tijdens de lange rit van het ziekenhuis naar het huis van M., toen alle hoop in de kille witte gangen achtergebleven was, draaide dit liedje van Coldplay in mijn hoofd. Op repeat.
The day after kocht ik het laatste boek van Claudel. Het was geen toeval dat het boek op mijn pad kwam. Het begint met een verhaal over dode kinderen die in bomen ten ruste worden gelegd. De boom voedt zich met het kind en groeit. Claudel reikte me een troostrijke soundtrack voor de herinnering aan de dagen van verlies aan. En over toeval en de mysteries of life: in het weekend dat ik het kindje verloor namen twee vrienden die ik al een jaar niet meer had gehoord spontaan contact met me op.

Meer verliezen dan er was

Het kindje was klein. Acht weken, kleiner dan de papieren vogel waarmee we het begraven hebben.

Een miskraam is iets van niets verliezen.

Het kindje dat ik verloren ben stelde nog niets voor, maar voor mij was het de baby waarmee ik deze zomer in het hofje achter het huis van M. zou zitten lezen. Het was een klein meisje dat ik vooraan bij M. op de fiets zag zitten. Het was het kindje waarvoor ik gezonder at. Het was mijn klein verstekelingetje dat ik verborg. Het was iemand die M. en mij voor eeuwig verbond als ouders van hetzelfde kind. Het was een reden om het roer om te gooien, onmiddellijk minder te gaan werken en M. en mezelf in hetzelfde schuitje te plaatsen waarin we de taken zouden verdelen op een zeer legitieme basis.

Oog

Ik heb me in de zomer na het vertrek van Dirk verdiept in het begrip bodhicitta wat erg onbevattelijk voor me is. De miskraam gaf me een soort ervaring die daarmee te maken heeft. Het was zondagavond. Ik lag met gespreide benen in een ziekenhuis, helemaal zwak en misselijk. De gynaecologe zei dat mijn baarmoeder ‘mooi leeg’ was, waarmee ze bedoelde dat er geen stukje meer was achtergebleven van het kindje waarvan ik het hartje nog gezien had op een ander scherm, de dag voordien. Ik had het koud, ik huilde, ik bloedde, ik snotterde. Ik was in het oog van de storm die de pijn was. Het daar uithouden en niet verharden in gedachtes of verwijten maakte dat ik me in een zachtheid en kwetsbaarheid compassievol verbonden kon voelen met iedereen die pijn of verlies ervaart in de wereld. Het was een grootse en heel diepe en pure ervaring en op die manier ook een soort diep geluk.

Eerlijk

Ik deel het nieuws. Met vrienden. Gewoon eerlijk. Dit is gebeurd en ik ben verdrietig. Vanuit het ziekenhuis appte ik mijn baas. Hij appte zijn standaard antwoord terug, zijnde: ‘dat vind ik vervelend voor je’. Buikgriep? Dat vind ik vervelend voor je. Kind in het ziekenhuis? Dat vind ik vervelend voor je. Miskraam? Idem dus. Ik vind dat een beetje een lauwe reactie, stel me altijd voor dat hij dat in een managementcursus heeft geleerd. Enkele dagen nadien appte hij me omdat hij vaak aan me dacht. En ik vertelde hem hoe het echt ging. Dat ik net het gevoel had dat het leven weer aan mijn kant stond. Dat ik zo blij was geweest en dus ook zo verdrietig. Dat het fysiek zwaar was en dat het heel belangrijk was om het kindje te begraven.
Enkele opdrachtgevers smsten me omdat een afgezegde afspraak en een afwezigheidsassistent voor een volledige week vragen oproept. Ik had geen zin in de complexiteit van er doekjes om winden. Aan J. die vroeg of hij bezorgd moest zijn, smste ik terug dat ik een kindje verloren had (ik ben dus niet burn out, haha). Ik kreeg een heel lief antwoord waarin hij vertelde dat hij en zijn vrouw ook ooit in die situatie waren. Zo zie je maar. Een collega wiens belangrijke presentatie ik mis, krijgt ook de waarheid. Ze vertelt me dat ze voor haar eerste kind twee kindjes verloor en mijn hart breekt, maar ik heb me nooit zo verbonden gevoeld met haar dan nu.
Er zijn vast redenen om vaag te doen en je pijnplek te verdoezelen, maar dat past niet bij me.

Tot slot

Blij om dit te lezen. En dit.
Wat ik graag had geweten voor het mij overkwam? Dat het vaak gebeurt maar er weinig over gesproken wordt.
Wat ik geleerd heb? (Alsof je overal iets van moet leren – zucht!) Dat het fysiek zwaarder is dan ik dacht. Het is meer dan even ongesteld zijn. Het is twee weken lang ongesteld tot de tweede macht. Met zwangerschapsmisselijkheid, want een vruchtje in een doosje betekent niet dat al dat hcg uit je lijf is. Helaas.

De dokters zeiden vrolijk dat ik binnen twee maanden alweer mag beginnen proberen, maar de lust ontbreekt op dit moment, pun intented. Gisteren lag ik naast M. in bed en omdat ik van hem hou vind ik het heerlijk om zijn lichaam te voelen, maar ik kan me voorlopig even niets voorstellen bij seks, omdat ik me een soort open wonde voel. Ik kan me niet voorstellen dat ik me binnen een afzienbare tijd minder kwetsbaar ga voelen en lustig nieuwe kindertjes ga proberen maken. Gelukkig is hij galant, wat vaak heel grappig is, maar in deze een zeer welkome eigenschap. Anyway, de helft van de mensen gaat ervan uit dat ik snel weer kan proberen of snel weer zwanger wil of kan of zal worden, maar dat is voor mij even niet aan de orde. De andere helft van de mensen suggereert dat er dan iets mis geweest is met het kindje en dat het beter is zo. Dat wil ik ook niet horen. Enkelen zeggen gewoon ‘wat erg’ of ‘wat naar’ (nog beter!) en dat is volgens mij het enige dat je kan zeggen.

En wat nog? Rituelen zijn belangrijk. Het kindje begraven en dat met zorg doen, er woorden aan geven, enkele elementen uitzoeken of maken, zoals een sterretje, het juiste kaarsje, een briefje en een zacht doekje, is troostrijk en helpt letterlijk en figuurlijk om alles een plek te geven. Wij konden het samen zelf en de kleine manier waarop we dat hebben gedaan was erg puur een paste bij ons en de situatie. Als het om iets gaat wat ik zelf niet kan, zou ik hier gaan aankloppen. Het kindje heeft me zo geleerd dat ik allemaal losse eindjes in mijn leven heb die ik heb veronachtzaamd. Dingen afsluiten en een plek geven maakt vrij om verder te gaan.

Post scriptum
Vrij om verder te gaan. Het klinkt nogal ‘tralalaaa’. Het kindje, ze heeft overigens ook een naampje, heeft een plekje in ons leven. Een klein, gepast plekje. Op oudjaar ontstaken we een sterretjesvuurwerkstokje op haar grafje. Ik moest lachen, en wist absoluut zeker dat het kindje een zieltje is die dat geknetter wel kon appreciëren.

 

 

 

Bloedmaan

De reden van mijn winterslaap was dat ik onverwacht en ongepland zwanger was geworden. Voor de toeters en bellen bovengehaald worden: ik heb het kindje verloren op acht weken. Ik weet dat veel vrouwen miskramen krijgen. Ik niet, dacht ik. Ik had geen idee hoe erg het is. Tot ik het meemaakte. 

Vrijdagnacht. Ik droom onrustig, ik heb het kou. Ik droom dat ik het kindje verlies.

Zaterdag ochtend. Ik ontbijt met de jongens. Ik lees de krant. Straks komt M. samen met vrienden. Fijn! Ik ga naar de wc en merk dat ik bloed verlies. Een uur later heb ik een bestemming voor mijn kinderen gevonden en ons alle drie aangekleed en zit ik op spoed, alleen. Hoe hallucinant is het dat er een vrolijk jobstudentje binnen stapt met een enquête terwijl je ligt te wachten op de gynaecoloog in het bangste uur van je leven. Hoe raar is het als je in een wachtzaal vol posters van Anne Geddes wordt gezet en dat de gynaecologe met twee blakende dochters komt aanlopen. Ze kijkt, de dochters spelen op de achtergrond. Er is een hartje, maar het kindje is kleiner dan ze verwacht. Ze schrijft me rust voor.

Zaterdagmiddag. Ik heb een hartje gezien, dus ik ben gerust gesteld. Het bloeden wordt erger. Ik heb geen pijn.

Zaterdagavond. M. en ik gaan wat doen, om onze gedachten te verzetten. Tegen half 12 ben ik ellendig, het bloed stroomt er uit. Ik ben zwak en misselijk. We rijden zwijgend terug.

Zaterdagnacht. Ik heb een hele nacht pijnlijke contracties. Ik voel het bloed lopen. Ik verlies mijn kindje. Tegen de ochtend is er een vruchtzakje waarin ik het kindje zie. Ik wikkel het in een zacht doekje en doe het samen met een papieren vogel in een klein doosje. Ik blijf in bed en huil. Maar de timing is slecht. Er zijn twee kinderen waar ik even niet van kan bedenken waar die naar toe kunnen. Er zijn vrienden op bezoek. Ik moet opstaan, douchen, aan de dag beginnen. Ik schraap al mijn moed bij elkaar om naar beneden te gaan, maar als ik uit de onderste la een zakdoek wil nemen ga ik moedeloos op de grond zitten en begint het huilen weer. Godsamme, ik ben niet eens in de gelegenheid om rustig een miskraam te krijgen.

Zondag. De jongens worden balorig van de dag. Hoe meer je rust nodig hebt als ouder, hoe bonter kinderen het maken. We besluiten naar een binnenspeeltuin te gaan. Het is te veel voor me. Ik bloed veel, ben doodmoe. Moeizaam ploegen we ons door de dag.

Zondagavond. Ik moet naar de spoed van de vroedvrouw omdat ik niet meer op mijn benen kan staan en omdat ik een spuit nodig heb omdat ik resus negatief ben. Op de spoed word ik in een rolstoel gezet. Even later lig ik op een bed omdat het niet gaat. Ik heb een ander ziekenhuis gekozen dan gisteren. Geen behoefte aan Anne Geddes-posters en ook geen behoefte aan de blonde kleuters van de gynaecologe around. De dokter die ik nu heb is heel begripvol en lief. Ze doet een echo, ik jank mijn ogen uit mijn kop als blijkt wat ik wist. Leeg, het vruchtje zit niet in mijn buik maar in een doekje in een doosje in mijn handtas. Er moeten nog onderzoeken gebeuren, er wordt bloed genomen en een spuit gegeven. M. neemt me mee. We hebben even ruzie in de auto. Alle zenuwen staan strak gespannen, ik ben kapot.

Maandag. De maan in vol. Het afscheid van het kindje gaat heel woordeloos. M. heeft een kartonnen doosje klaar gezet. Ik zie het liggen en weet meteen wat het is, de tranen lopen over mijn wangen. Mijn handen trillen als ik het kindje in het doekje vanuit het plastieken doosje in het kartonnen doosje doe. Ik tril te erg om ook de papieren vogel erbij te stoppen. M. helpt me, zijn wangen zijn nat. We kijken elkaar niet aan. Of hij ook een briefje wil schrijven, vraag ik. Beiden schrijven we een klein briefje. Ik schrijf hoe blij ik was met haar en dat ik graag haar moeke had willen zijn. Ik vraag M. of ik zijn briefje mag zien. Dat mag niet en dat is ok. We vouwen beiden de briefjes op en ik doe ze onder in het doosje. Daarop het doekje met het kindje en daarop de vogel. We sluiten het doosje. We huilen. Of hij een schepje heeft, vraag ik. Hij heeft al een kuiltje gegraven. (Wat banaal en praktisch klinkt dat, maar zo is het gewoon op dat moment.) Ik stop het doosje in het kuiltje, hij dekt het toe. Ik zet een kaars op het grafje en hang een sterretje in de boom er boven. We gaan naar binnen. Ik ben opgelucht, het was heel belangrijk om het kindje te begraven. Het kindje heeft letterlijk een plek gekregen. Vanuit het bed kan ik het kaarslicht zien beneden. Het troost me.

Zo veel soorten van verdriet. In de douche zondagochtend verbaasde ik me er over dat dit een heel nieuwe portie vers nieuw en andersoortig verdriet is dan het verdriet van de afgelopen jaren. Het  verdriet van alleen zijn, van in de steek gelaten zijn, van moeten groeien, van moe zijn en toch verder moeten, van ploeteren… Dit verdriet is erg fysiek, het gaat gepaard met pijn en zwakte en een lege plek in mijn buik en veel bloed. Het is gek hoe een kindje dat in een doekje in een doosje kan heel mijn toekomst al had bepaald en de motor was onder zo veel plannen en ideeën. Plannen om minder te werken, plannen om anders te gaan leven, plannen om te verhuizen. Plots ligt alles weer open, de noodzaak onder de plannen is een beetje weg. Het is stil.
Er brandt een lichtje in de tuin.