Prinses en de cruise control-man

Zoals jullie hier konden lezen ging ik logeren bij Marinus. Omdat ik daar voor het werk in de buurt moest zijn.

Het was taai. Veel werk, vroeg op, laat terug. Ik had een opdracht samen met mijn baas en dat joeg me de stuipen op het lijf. Maar er waren twee avonden en twee nachten.

De eerste avond reed ik na kinderbedtijd noordwaarts. De volle 230 km. Na het parkeren van de auto stond ik vertwijfeld in een steegje en deed mijn map-app het niet, waardoor ik zijn huis niet kon vinden. Ik belde hem, hij kwam me tegemoet. Nam mijn tas over, nam me mee naar zijn huis. Zijn mooie rustige huis in een steegje in een lieve stad. Hij maakte cappuccino voor me. Met zorg en liefde. We spraken nog uren, en verder gebeurde er niets.

De volgende ochtend moest ik vroeg op. Hij was voor me opgestaan, voorzag me van koffie en maakte ontbijt voor me – wat ik niet binnen kreeg op dat vreselijke uur. Hij wandelde mee naar mijn auto en wenste me succes voor de dag.

Na de lange dag kwam ik weer toe bij hem. Terwijl ik op de bel drukte, grinnikte ik. Zijn fiets stond voor de deur en die was even stijlvol als zijn koffiemachine en zijn huis. We dronken koffie. Ik moest nog werken maar wou eerst een trui kopen. Hij stelde voor mee te gaan.

En daar werd het sneu. Want ik was doodsbang. Ik snapte niet dat hij mee wou. Ik kon daar niets mee. Ik was op mijn hoede. Dirk kon zo’n dingen tot een hel maken. Door niet mee te willen. Door wel mee te gaan en me dan in de winkel te vernederen, of de winkelmevrouw te charmeren waar ik bij stond. Marinus liep naast me, zocht in de winkel mee een leuke trui uit, was op een rustige manier in de weer om verschillende kleuren en verschillende maten aan te dragen. En ik dacht alleen maar: wanneer gaat het gebeuren? Wanneer gaat dit mis? Het ging niet mis. Hij was gewoon lief en zorgzaam en we wandelden terug.

Daarna ging hij sporten (het is zo’n man die naast het feit dat hij zijn leven op orde heeft ook nog loopt en meer dan vijf kilometer) en ik werken. Ik smste een lieve vriendin: ‘er gebeurt niets!’.  Ik gluurde naar zijn benen toen hij na en toertje lopen gezwind weer binnen kwam. We gingen de stad in, uit eten. En dat was alleen maar fijn. Hij was lief en attent en er gebeurde niets dat pijn deed. Ik voelde me op geen enkel moment vernederd of gemanipuleerd.

We wandelden terug. Een beetje onhandig sloeg hij zijn arm om me heen. Op de bank serveerde hij me een kopje thee. Voor we het wisten was het uren later en lagen we dichter bij elkaar, te praten. Elkaar dingen te vragen. Hij kuste me. En hij hield daarmee op om me te vertellen dat ik wel beter voor mezelf moest zorgen als we een relatie zouden krijgen. Minder werken, sporten, beter eten. Mijn keel schroefde dicht, omdat de angst dat hij me wou veranderen even intens was als het gevoel dat Dirk alleen maar wou dat het slecht met me ging en deze man het blijkbaar prioriteerde dat het goed met me zou gaan – en daar ook nog aan wou bijdragen. We kusten. We spraken. Om 3 uur viel ik tegen hem aan in slaap. Om 6 uur ging de wekker. Ook deze keer voorzag hij me van koffie, liep hij mee naar mijn wagen. Hij heeft twee keer mijn ochtendhumeur doorstaan.

Dat alles is vier dagen geleden. En sindsdien is er een rollercoaster van gevoelens. Ik realiseer me in het contrast pas echt hoe onveilig Dirk was en hoe bang ik ben geworden. Ik ben helemaal ok in het normale leven, maar dat iemand me nu nadert triggert al die onveiligheid loeihard. En dan zet ik me schrap. Wil ik vanalles – hem uitnodigen! En durf ik niets. Maar we praten. En hij is compassievol. En hij is zelf geen onbeschreven blad.

Waar ik nog even dacht dat Dirk de ultieme kans was om door al mijn zure appels heen te bijten, en de zijne, weet ik nu dat het waarschijnlijk een teken van gezondheid is van mijn kant om te kiezen voor een relatie die me meer recht doet in plaats van het proberen overwinnen van een destructief patroon wat waarschijnlijk gewoon niet realistisch is. Ook nu al is het me instant heel duidelijk dat Dirk misschien soms wel wou, maar nooit kon. Zelfs kleine dingen die ik graag wou, een keer naar de sauna gaan, een film, een fijn kopje koffie samen, lukten nooit. Het gebeurde gewoon niet met Dirk.

Op Dirk was ik knallend verliefd. En alles wat ik over hem ontdekte moest ik slikken want stiekem waren het geen leuke of mooie dingen.
Met Marinus is het anders. Ik sta helemaal schrap – dat hij vijftien jaar ouder is helpt ook niet. Maar alles was ik ontdek geeft me het gevoel een goed lotje uit de loterij getrokken te hebben, een beetje achteloos. Het voelt misschien zelfs alsof het lotje op mijn deurmat dwarrelde, zonder dat ik er iets voor moest doen. Hij lijkt erg oprecht en zegt dan goede dingen. Dat hij het fijn vindt dat ik kinderen heb. Dat hij het leuk vindt daar ook een band mee op te bouwen. Dat hij geen extra taak wil zijn in mijn drukke leven maar het net makkelijker wil maken. Dat we moeten zorgen dat ik binnen een tijdje maar eens wat minder moet werken als ik dat wil. Hij is een beetje huiselijk (hij heeft slofjes!) en heeft een groot huis dat leuk ingericht is en op een hypercharmante plek staat (o, o, o – wat mooi!). Hij heeft zijn leven op orde. Hij heeft een baan waar hij op een normale manier mee om lijkt te gaan. Hij heeft een mooie fiets. En een leuke stad. Hij is een Nederlander. Hij praat en zegt de juiste dingen en hij luistert. Hij is niet bang, hij is vol vertrouwen. Hij draagt streepjeskousen. Hij drukt zich genuanceerd uit. Hij noemt me lieverd. (O jee, o jee! Stress!) Hij heeft nagedacht over eerdere relaties en over zichzelf. Hij heeft therapie omdat hij aan zichzelf wil werken. Hij stelt de dingen niet mooier voor dan ze zijn. Hij zegt dat hij me sterk vindt, onafhankelijk, intelligent, grappig maar ook zacht en rustig. Hij ziet dat het leven hier bij momenten op z’n kop staat en hij begrijpt dat. Hij kijkt naar de toekomst maar hij verstikt me niet. Hij vraagt me dingen samen te doen maar geeft me echte ruimte om nee te zeggen. Hij rijdt met zo’n verantwoorde nette auto op een kalme manier. Een cruise control-man. En hij verdient meer dan mijn baas, geloof ik. Een ontdekking waar ik een instant identiteitscrisis van kreeg, omdat ik nu mijn zelfwaarde vier in mijn werk en ik niet goed weet wat daarvan overeind blijft als het niet meer zo acuut en heel nodig moet. Ik heb kracht verzameld de laatste jaren en een stukje daarvan is het bereiken van (financiële) onafhankelijkheid, met bloed, zweet, tranen, nachtwerk, het schrappen van allerlei dingen die ik leuk vind, en er zwaar met de zweep over, elke dag. Hij stelt voor de zweep op te bergen en ik doe bijna in mijn broek.

En hij ging net in op mijn uitnodiging om een weekend naar hier te komen. (Stress! Stoom uit mijn oren!) (Ik kan natuurlijk nog altijd doen alsof ik niet thuis ben.)

Hell yeah. Wordt vervolgd.
Voor de betere soap moet je hier zijn ;).

 

 

De date: het vervolg

Enig enthousiasme ontstond toen ik hier het verhaal postte over een date. Ik heb jullie nog even in spanning gehouden, maar dat komt omdat het een beetje in between iets en niets is.

Laten we hem een mooie naam geven. Marinus. Marinus. Marinus dus (even oefenen, even wennen). We aten samen. Ik heb nog nooit zo slecht gekookt als die avond en uit schaamte durf ik er ook niet over schrijven. Er waren verzachtende omstandigheden, waar ik ook niets over zal schrijven, maar het was echt een soortement fiasco. Doch spraken we met elkaar, lang en veel en echt. Tegenover elkaar aan tafel. Er flakkerde geen groot verlangen op, ik was blij dat hij weg ging en ik kon gaan slapen, maar ik had ook intens genoten van het gesprek, het contact, de avond.

Intussen hebben we alweer gedate, in het bijzijn van anderen. Wij laten er geen gras over groeien. Een culturele activiteit waarbij Marinus er de kantjes een beetje afliep door heel de tijd voor te stellen koffiepauze te nemen, en ik (zoals ik nu eenmaal ben) er cultureel uit wou halen wat er uit te halen viel (met andere woorden: alles zien, alles weten! Zo irritant kan ik zijn). Maar ik moest wel met hem lachen. Tijdens de koffie hadden we, met anderen samen, intense gesprekken.

En verder appen we uhm, dagelijks. Misschien eigenlijk ongeveer de hele dag door zo’n beetje. En binnenkort ga ik bij hem logeren, mompel ik er nu heel casual achteraan. Niets aan de hand, tralala. De logeerkamer dus. Gewoon praktisch. En gezellig.

Ik word er niet heel warm van, maar het laat me ook niet koud. Ik sta er wat onderzoekend in.

Een deel van het onderzoek gaat nog over Dirk. Dirk die in therapie is en waar ik gesprekken mee voer bij momenten. Ik sta er vrij onbevangen in, het doet me niet heel veel meer, maar één en ander samen zorgt dat soms het licht aan gaat in mijn hoofd. Dat ik heel precies kan zien welke pijn Dirk in mij triggerde waardoor ik me onveilig voelde, reageerde vanuit oude angst die wel heel vertrouwd was. Waarschijnlijk was ook het omgekeerde waar. Hij vertelt me zelf verbaasd te zijn hoe erg hij op de vader lijkt die hem mishandelde. Het afgrijzen van het besef geworden te zijn wat je alleen maar wou vermijden te zijn. Weten dat je anderen de pijn aandeed waar je zelf door beschadigd bent. Hij verliet me om van die versie van zichzelf weg te rennen.

Ik weet dat ik je leven totaal heb ontwricht,’ zegt hij. Ik denk na over hoeveel verantwoordelijkheid je hebt voor de pijn die anderen je kunnen aandoen. Zonder die pijnplek in mezelf had ik het hem niet laten doen. En tegelijkertijd blijft het een rotstreek, zonder meer. Een vrouw verlaten in die eerste precaire maanden na het krijgen van een kind.

Heel soms zie ik onze relatie en onze after-relatie als een opeenvolging van duizend keer hetzelfde, telkens anders vermomd. Mijn pijnplek en zijn pijnplek. Duizend keer hadden we de kans anders te reageren, misschien wel onszelf en de ander te helen. En duizend keer hebben we het niet waar kunnen maken. We praten. Soms voelt het nog steeds alsof hij mijn man is, en alsof we een opdracht hebben met elkaar in plaats van beiden gewoon opnieuw te beginnen elders, met nog een vrij verse en diepe kras op onze zielen.

Ik vraag me af wat juist is, maar ik weet dat ik niet zelf de keuze maak. Opnieuw beginnen, met Marinus. Of met iemand anders die zich aandient. Of zonder iemand. In de hoop dat de pijnplek ongeadresseerd blijft. Maar dan geneest ze misschien nooit. Dan negeer ik ze alleen maar. Of misschien komt er dat moment dat Dirk en ik de opdracht moeten inlossen met elkaar, dat oude pijn kan helen. Pijn die ouder is dan onze relatie. Niet hij moet mij helen. Niet ik hem. Ik mezelf en hij zichzelf. Maar tussen ons ligt misschien wel een bepaalde oefenruimte en een bron van informatie.

Anyway. Hoor ik daar een appje van Marinus toekomen?

Wordt vervolgd. Voor de complexe verhalen moet je hier zijn, zo veel is duidelijk. Misschien binnenkort spannende verhalen uit de logeerkamer van Marinus. Who knows ;). (Het zou me verbazen, maar ik sluit niets meer uit.)

 

 

 

Behaaglijk

Het volle leven

Zullen we
zei ze
samen
in een groot bed
in een hotel-
kamer
gaan liggen
met pyama’s
aan en
dan de knecht
taart
laten brengen?

Judith Herzberg

Wat ik het moeilijkste vind, is genieten. Meestal werk ik (werken is hier breed opgevat) of lig ik uitgeteld op de bank, maar veel daartussen bestaat er niet.

Dirk leerde het me. Hij leerde me dat het mocht. Op de bank liggen met een dekentje en een glas wijn terwijl hij in de keuken stond te koken. Koffie drinken in bed bij het krieken van de dag. Je een half uurtje buiten warmen aan de zon tijdens de lunchpauze. In het gras liggen en tomaatjes eten. Het hoefde nooit wat te kosten, behalve tijd.

(Had ik hem maar kunnen leren wat werken is. Haha.)

Elke keer (dus bijna nooit) als ik even onder een dekentje zit en er een kopje koffie en een boek bij neem, moet ik weer even aan hem denken.

Er is zo veel zwart en zeer weinig wit aan alles, maar al het slechte dat gebeurd is en al het verdriet, nemen niet weg dat mijn lijf zich herinnert hoe warm het was tegen hem aan te slapen, en dat ik bij momenten even terug ga in de tijd en me herinner hoe ongelooflijk behaaglijk het was om de krant te lezen in bed met een heerlijke kop koffie, me door hem aangereikt.

Mijn (primaire) liefdestaal is zorg. Dat vind ik een mooier woord dan dienen. Dirk sprak die liefdestaal bij momenten feilloos. Zorg voor me en ik verander in een spinnende poes.

 

 

Update van het prinsessenbestaan

Enkele momenten, samen met een kleine update van hoe het hier gaat. (De vorige update kan je hier vinden…)

Leven voor tien
Een tijdje geleden was ik bij een organisatie met een mooi motivatieschema op de muur. Er waren drie categorieën: tandje erbij (spreekt voor zich), biertje erbij (voor alles dat relax kan) en working on it. In elke categorie kon men post-its hangen. Er was ook een high-five-pot voor de verwerkte post-its. Medewerkers konden hun naam plaatsen bij wat ze gedaan hadden en elke maand werd er een winnend post-itje getrokken en kreeg die medewerker iets leuks.

Thuis op een bezige avond bedenk ik een eigen variant, en palm ik een muur in met de volgende categorieën:
Twee minuten: alles dat zomaar even moet. Denk aan: declaraties, iemand bellen (met telnr op de post it!), …
Kopje koffie erbij: alles wat de komende weken eens moet, maar nu nog geen gillende sirenes oproept in mijn hoofd.
Wekelijks: dit is er eentje met twee kolommen voor ‘te doen’ en ‘gedaan’. Wat altijd moet: voedselteam bestellen en ophalen, een keer de administratie verwerken, het afval buiten zetten, een weekly review doen van mijn werk en weekplannen.
Tandje bij: alles wat NU ONMIDDELLIJK LIEFST GISTEREN moet.

Uiteraard is de laatste categorie goed beplakt met post-itjes. Ik werk een paar uur, plak ongeveer 100 briefjes en bedenk dat ik leef voor tien. Dat, in combinatie met het fragiele waar ik over schreef, maakt dat ik vaak enorm moe ben.

Kreupel
Een vriendin op bezoek. Ik te kreupel om kaneelbroodjes te halen voor bij de thee. Moe, pijn. Ik ruim het ontbijt nog snel op. Boterhammen met honing. Euhm, hoe raar is het dat ik geen energie heb? Ik geef mezelf een imaginaire schop onder mijn kont. Kan beter. ’s Avonds snijd ik alvast een paprika en twee wortels in reepjes. Die gaan in een doosje voor in de auto morgen. En het lukt me vast ook wel om een appel te eten. Bij het avondlijk werk eet ik een trosje druiven. Beter zo. Soms, als ik een beetje energie heb, doe ik best goede dingen.

Hulp
Ik had nergens meer op gehoopt. Ik verwachtte dat ik in het gesprek met Familiehulp mezelf zou moeten verantwoorden omdat ik het niet aan kan, alleen. Niets daarvan. Een constructief gesprek. Ik moest bijna huilen toen ik het lijstje zag met aangevinkte taakjes waarbij ik hulp kan krijgen. De uurprijs viel ook beter mee dan ik dacht, en ik kan zo lang Familiehulp krijgen als ik nodig heb. ’s Avonds bekijk ik mijn agenda en vraag ik tweewekelijks vier uur op mijn vrije vrijdag, zodat ik samen met de familiehelpster wat bergjes kan verzetten in da house. Vol verwachting.
Daarnaast helpt de sociaal werker van het OCMW me wat dingen op orde te krijgen. Een wereld van verschil. Op zich zou ik alles zelf moeten kunnen, alleen ben ik daar nu te moe voor. Alleen al het idee dat je er niet meer alleen voor staat, maakt 200% verschil.

Kinderen
De kleinste is een protmachien en een moppentrommel in één. Vreemd genoeg begint hij ondeugend te worden (hij was altijd erg lief) en daagt hij uit. Als ik hem in de hoek zet, staat hij daar in zijn vuistje te lachen. O jee. Heb hem laatst in bed moeten leggen zonder verhaal om duidelijk te maken dat ik boos en verdrietig ben. Moederhart gekneusd. Hij niet erg onder indruk.
De grootste heeft een rustige fase, waarin hij me blijft bestoken met vragen over leven, dood, het heelal en God. We hebben het fijn, als ik maar zo duidelijk mogelijk ben over alles en als we het allemaal rustig aan doen. Vandaag vroeg hij trouwens of ik vroeger een aap was. Tijdens het rijden. Dat is tegelijk schateren en denken: ‘hoe ga ik die evolutietheorie nu eens duidelijk uitleggen?‘.
Soms is het grappig om in hun interacties (als ze even geen ruzie hebben) mezelf terug te horen. Ze zijn mijn alles, die twee. *Ping ping, hartjes stromen uit mijn oren en ogen.*

Dirk
Ik kan goed afstand houden. Hij probeert elke kans aan te grijpen weer invloed op me uit te oefenen. Het is op dit moment allemaal zo doorzichtig.

De spanning stijgt. In april weer rechtszaak. Voor die tijd moet duidelijk worden of jij positief getest is op persoonlijkheidsstoornissen. Nou ja, ééntje is al genoeg.

De baan
Zie ook het stukje over de post-its. Het is de job van mijn leven, maar het is elke dag vechten om energie te vinden het ook te doen en om mezelf zo te organiseren dat ik het red. Wisselend succes. Ik denk dat ik vooral erg gefrustreerd ben. De uitdaging van de baan is net groot genoeg om het boeiend te houden voor mezelf. Maar de energie ontbreekt te vaak om de uitdaging aan te gaan en de boel op orde te houden. Soms wou ik ook dat ik eens gewoon kon werken in mijn  eigen ritme, zonder al dat geregel, de schooltijden, de uren van de opvang, het halen, het brengen, het plannen, … Pfoe.

Het bijberoep
Euhm. Ik wou dat er een pilletje bestond waarmee je eindeloos energie kan genereren. O, wacht, dat bestaat vast, maar het is zeer waarschijnlijk illegaal. Wat trouwens helpt om energie te creëren en wel legaal is, zijn de podcasts van Getting Things Done. Dat geneuzel over efficiëntie dat ik opzet tijdens de afwas of het opruimen zet me altijd op scherp. Het is vast dat sausje Amerikaans enthousiasme (amaaaaaaazing!) dat het ‘m doet. Als ik niet te moe ben om een podcast op te zetten natuurlijk.

De liefde
Haha. Geen prinsen op witte paarden, witte pony’s of witte fietsen. Tja. Zucht. Laatst dacht ik dat ik er wel nog eens aan toe ben bemind te worden. Zo een zinderende aanraking, blikken die spreken, de warmte van een ander lijf waar iemand fijns in woont. Maar goed, de nood is nu ook weer niet zo hoog dat we de ondeugdelijke man terug opzoeken of een andere ondeugdelijke man inschakelen. En waar is mijn epileerapparaat ook weer gebleven? Om maar te zeggen, ik ben er ook niet zo op voorbereid. Laat maar. Het oude-vrijster-dom lonkt. Nu er wat lente in de lucht hangt, dacht ik laatst eens terug aan hoe het begonnen was met de ondeugdelijke, vorig jaar, deze tijd. Ik moest er om glimlachen en kon heel mild met mezelf zijn over wat er gebeurd is, ook al is het niet gegaan zoals ik het wou en bleek hij nog ondeugdelijker dan ik al vermoedde.

 

 

 

Stoer

Ik zit aan de kant en luister naar het slotwoord van de studiedag. Ze komt naast mij zitten. Ze is een stoer wijf, mooi, sterk, krachtig. Ik heb een poppig jurkje aan, heb mijn haar los opgestoken en ben voor de gelegenheid vrij grondig opgemaakt. Concealer en foundation tegen de vlekkerigheid, de bleekheid, de jankerigheid. Het hielp. Ik stond er, ik heb gedaan wat moest. Op zo’n momenten, voor een groep, is het alsof ik uit één stuk besta. Mensen luisteren, ik praat, maak een grapje, zet ze aan het werk, nodig hen uit tot inzichten te komen, naar binnen te kijken, iets te delen met elkaar. Ik ben daar goed in. Het gaat vanzelf.

Ze vertelt me over haar kind, dat ze alleen opvoedt. Of er contact is met de vader, vraag ik. Ze zucht. Ze vertelt me over de man die ze buiten gezet heeft toen ze zwanger was, omdat ze zichzelf niet meer was bij hem. Ze ging kapot, terwijl hij floreerde. ‘Ik werd geen beter mens van die relatie,’ zei ze. En ik zie aan haar dat het een understatement is. Het contact met het kind? Hij probeert haar te raken, via het kind. Door het kind niet op te halen, door dingen te beloven en ze niet na te komen waardoor het kind volledig overstuur geraakt bij de moeder. Soms staat het kind daar als hij het moet ophalen. Met een boekentasje op de rug, op een leeg schoolplein. Huilend, wachtend. Zij lijmt de scherven dan.

Dat ze hulp heeft gezocht, vertelt ze. Want ze weet niet wat ze moet kiezen. Het contact met de vader blijven stimuleren, of het verbreken? Ik hoor dat ze oprecht zoekt naar wat het beste is, wat recht doet aan de betrokkenen, wat best is voor het kind.

Dat ze soms totaal uit haar dak gaat, vertelt ze. Waar het kind bij is, ja. Om hem, om de zoveelste frats. Om weken waarin alles goed ging en ze een beetje vertrouwen opgebouwd heeft. Net als ze wat achtelozer is geworden, gebeurt er weer wat. En dat het door haar ziel snijdt, om het kind dat het niet verdient om te staan wachten op een leeg schoolplein op iemand die niet komt .

We zitten naast elkaar. Ik met mijn poppig jurkje, zij een stoer wijf. Ze is vijftien jaar ouder dan ik. Ze staat er, helemaal. Ze straalt kracht uit. Ik vraag me af hoe ze prooi is geworden van die man, maar ik durf de vraag niet luidop stellen. Ik ben niet zo krachtig, ik ben zo popperig dat een collega me straks onder zijn hoede neemt en mij richting de juiste autostrade escorteert (en ja, ik kan dat zelf, maar ik kan vaak niet tegen mensen op). Zij is zo stoer dat ik denk dat ze alles voor elkaar heeft. Ze beantwoordt mijn vraag, zonder dat ik ‘m gesteld heb. Dat er geen liefde en erkenning was van haar vader. Dat ze die nodig had gehad.

Ik geloof oprecht dat de man waar ze het over heeft een persoonlijkheidsstoornis heeft. Net als ik geloof dat Dirk er één heeft. Het complexe aan persoonlijkheidsstoornissen is dat ze heel onbevattelijk zijn. Ik ben vast zwak en dom en ik heb een behoorlijke kwetsuur waardoor ik een prachtige prooi ben voor Dirk en als ik er niets aan doe, ook voor anderen. Maar ik heb wel een levende ziel. En dat maakt dat ik niet kan doorgronden hoe Dirk in elkaar zit. En dat maakt dat ik nooit voorbereid ben op wat er gaat volgen. Met mensen met een persoonlijkheidsstoornis maak je dingen mee die zo extreem zijn, dat je je afvraagt wie er nu eigenlijk gek is. Jij of die ander.

Met de woorden van Jan Storms:
‘Er is waarschijnlijk geen geestelijke afwijking zo vernietigend voor het web van menselijke relaties als psychopathie. Met zekerheid is het voor hen die met een psychopaat in aanraking komen de gevaarlijkste vorm van krankzinnigheid. De geestesziekte van de psychopaat heeft ogenschijnlijk alle kenmerken van gezondheid. Het is het bedrieglijk gewone dat ons geruststelt, vleit, inhaalt als een vriend of een geliefde, met als enig doel ons leeg te halen en te vernietigen. Psychopathie is parasitisme dat vermomd kan gaan als menslievendheid, onschuld, goedheid, superioriteit, hulp en hulpbehoevendheid. (…)
Wanneer iemand in de ware aard schouwt van een psychopaat, iemand die misschien al jaren met deze mens samenleeft, wanneer het masker valt, dan kan dit een schokkende realisatie zijn, een ervaring die ons hele beeld van de mensheid omverhaalt. Zo geperfectioneerd kan het masker van de psychopaat zijn, dat zie de psychopathische misleiding ontdekt, gaat twijfelen aan zijn verstand of zelfs in een crisis terecht komt die hem verlamt, ontreddert en – wellicht tijdelijk –  nog meer verstrikt in de destructieve relatie.
De prooien van psychopaten geraken vaak alles kwijt: hun relaties en bezittingen, hun gezondheid en hun baan, hun vertrouwen in de anderen, hun bereidheid om relaties aan te gaan, en hun goede naam.
Niettegenstaande de verschrikkingen die zij meemaken, staan zij vrijwel alleen. Wat zij moeten doorstaan is zo bizar en zo in tegenstelling met het gelikte masker dat de psychopaat aan de buitenwereld vertoont, dat zij niet geloofd worden wanneer zij erover vertellen.’

Eerlijk? Ik hoop elke dag dat het niet waar is. Elke dag. Daarom zoek ik hem op, kijk ik of er wat verandert, put ik hoop uit het feit dat hij eindelijk een thuisje voor elkaar heeft en wat werk, praat ik met hem, blijf ik proberen dat innerlijk te schouwen, coherentie te vinden in de persoon die hij is, een blijk te zien van echte empathie, of een geweten dat werkt. Zijn maskers werken perfect, en ik vind het moeilijk daar doorheen te kijken.
Bij Dirk zijn laatste frats kwam ik weer in een enorme crisis terecht, omdat het me terug wierp op die vraag: ben ik nu gek of is hij het? Er ontstond een vreselijk complexe mix in mij, van twijfel aan mezelf, van plots elk houvast missen. Maar ook: van hoop. Hoop dat het waar is, dat hij een gefrustreerde homoseksueel is met een functionerend geweten en echte empathie, die er een zootje van gemaakt heeft maar nu in het reine wil komen met zichzelf en anderen. Ik hoopte dat het zo zou zijn. Het zou zo tragisch zijn als de pest. Maar wel beter dan de realiteit. Mijn realiteit en die van het stoer wijf.  En die realiteit is dat we te maken hebben met iemand die ogenschijnlijk gezond (of zelfs charmant is – het stoer wijf zei over haar ex: ‘komt hij hier binnen, hij pakt je zo in‘), maar uiterst en ongeneeslijk destructief en onlosmakelijk met ons leven verbonden – want vader.

P.s. Ik heb jullie reacties gelezen. Ja, het enige dat ik kan doen is mijn eigen kracht ontwikkelen, de wonden helen, zorgen dat hij geen ingang meer heeft via mijn zwaktes. Ik weet intussen heel exact wat er met me aan de hand is, en volgende vrijdag doe ik maar weer eens een poging hulp te vinden bij het helen van mijn achillesziel en – hart. Ik beloof dat ik me niet meer laat gaan en geen instructies voor anusspoelingen meer tot mij neem.

P.s.2. Of ik dom ben? Vast wel. De enige verklaringen die ik heb voor de dingen die ik doe, is liefde en passie. Ik heb intens veel en oprecht van Dirk gehouden. Vandaar dat het zo moeilijk is van hem los te komen. Vandaar dat ik wel eens koffie dronk bij hem en hoopte een teken te zien van een echt mens die in staat is tot liefde, empathie, brokken lijmen, man en vader zijn. En ik doe mijn werk, niet omdat ik één of ander superdiploma heb (integendeel: ik heb een diploma waar ze op de arbeidsmarkt niet op zitten te wachten), maar omdat het mijn passie is, omdat ik het kan, omdat ik me goed voel in de organisatie. Dat is een domein van mijn leven dat niet besmet is door Dirk, en daarom ultiem belangrijk voor me.

 

Over zorg en materie

Ik las dit bijzondere stuk. Over ontvellen en transformatie. Er is veel herkenning, en tegelijkertijd plots het vermoeide besef. Dat de transformatie bezig is hier, maar nog niet voltooid. Ik voel dat er beweging is en ik begin de richting aan te voelen, maar ik ben er nog niet. Ik denk dat het te maken heeft met wat ik verder wil en ga ontplooien als zelfstandige in bijberoep. Daarvoor zijn er bouwstenen die ik nog niet in elkaar gepuzzeld krijg.

Intussen zijn er wel veel gedachten en overpeinzingen, waar ik jullie vaak mee vermoei :). Vandaag wil ik een stukje schrijven over de paradox van de materie. En zorg.

Materie – een paradox

Dat alleenstaand moederschap geen financieel zeer stabiele situatie met zich meebrengt, schreef Inke. En deze sterke mama. En ik ook wel eens. Op dit moment is de status: 20 euro op de rekening, 7 in de portemonnee, gelukkig eten in huis, onbetaald: de elektriciteitsrekening van deze maand. Dagen tot het volgende loon: 6.

Vroeger geraakte ik hiervan in paniek. Nu alleen nog soms. Omdat het niet helpt, paniek. Je betaalt er geen rekeningen mee. Ik weet intussen ook wel dat die elektriciteitsmaatschappijen pas na twee weken een reminder sturen in de vorm van een mild dreigement.

Materie is iets dubbels geworden. Enerzijds besef ik hoeveel geld ik ooit verkwanseld heb. Aan kleding, aan babyspullen voor de eerste, aan koffietjes in koffiebars, aan boeken die maar in de kast staan te blinken nu, aan spullen die ik niet nodig had of weinig gebruik, en ik was al niet zo een big spender denk ik. Laatst wandelde ik Cora Kemperman binnen, omdat ik er voorbij kwam. Vroeger een winkel waar ik wel eens 200 euro in één keer uit gaf. Ik neusde wat rond, en kon het zelfs niet opbrengen iets ‘kleins’ te kopen. Shoppen, de lol is er af.
Voor mijzelf en de kinderen krijg ik kleding. Zo veel, vooral voor de jongens, dat ik het zelfs niet allemaal kan gebruiken. Of dat ik het uit de kast vis als het te klein geworden is. Oeps.

Het is dus duidelijk: ik kan niet meer terug naar het zorgeloos uitgeven van geld zoals vroeger. Dat hoeft ook niet.

En anderzijds zijn sommige materiële zaken nu zo veel in waarde toegenomen. Ik hecht nu echt aan bepaalde materiële dingen, omdat ik schaarste ken en die spullen dus niet vanzelfsprekend zijn. Een auto van het werk die ik kan vertrouwen. Het is een doodgewoon relatief klein karretje waardig racemachien van mijn formaat, maar het is een godsgeschenk! Een klein gekregen diepvriesje waardoor de avonden waarop ik met chagrijnig gespuis thuis kom geen avonden zijn waarop we ook plots niets in huis blijken te hebben om te eten (been there, done that, het meest trieste dat er is: thuiskomen met honger na een XL dag, een koud huis treffen, met hongerige vermoeide kinderen, en er dan achter komen dat je hen niet te eten kan geven). De kleding die ik (gekregen) heb koester ik. De kinderboeken. … Het flesje parfum dat ik met mijn vakantiegeld heb gekocht. De concealer die onmisbaar is geworden op werkdagen (het spul is duur maar elke euro waard).

Maar op een vreemde manier ben ik tegelijkertijd onthecht en materialistisch geworden. Onthecht omdat ik met zo veel minder kan dan ik dacht. Materialist omdat ik koester wat ik heb. Intenser dan ooit!

Soms loop ik door dit huis en denk ik: ‘komaan, Prinses, je leeft in rijkdom. Je hebt alles wat je nodig hebt en van sommige dingen zelf wat te veel.’ En zo is het. We hebben niet veel geld, maar we eten bijna elke dag drie gezonde maaltijden, we kunnen ons aankleden en verwarmen. Het lukt. Het lukt.

Zorg

Ik laat al heel de dag dingen uit mijn handen vallen. Kopjes, pennen, koekjes. Het is het ultieme teken dat ik moe ben. Mijn dag begon in een Nederlandse stad om 6u. Om 6u20 zat ik in de auto voor de eerste 100 km van de dag. Ik kwam zwaar geïrriteerd thuis met zwaar geïrriteerd gespuis om 18u15. We aten, er volgde een moeizaam bedritueel. Om 20u15 zette ik de computer weer aan. Ik schikte mijn papieren. Ik was en ben nog steeds draaierig. Op mijn bureau lag een notablaadje met daarop: ‘stoppen met ’s avonds werken – het is genoeg!‘. Dat had ik twee dagen geleden geschreven, omdat het genoeg was. Ik legde het blaadje opzij en ging aan het werk.

Het is nog steeds zoeken naar meer evenwicht. Naar een betere dosering van mijn energie. Naar het antwoord op de vraag of het te veel is, of dat ik gewoon slecht georganiseerd ben en inefficiënt werk.

In tussentijd heb ik alvast geleerd dat zorg helpt. Zorg is goud waard. Ik mocht het vandaag ervaren op het werk, waar een van de moeders een lunchpakketje had gemaakt voor me om mee in de auto te nemen, met twee mandarijntjes erbij. In die collega die zwijgend een beker water voor me ging halen toen bleek dat ik de elfde koffie van de dag op had rond de middag. Ik was bij vrienden uitgenodigd en kreeg daar een met liefde gemaakte maaltijd voorgeschoteld met veel verse groenten. Er kwam lief bezoek die een cadeautje bij hadden voor de jongens en voor mij een bon – alles was zo met liefde uitgezocht en zo welkom. Ik kreeg een mand appeltjes van iemand met een appelboom. Een vriend kwam op bezoek en smste dat hij een schaal cannelloni mee zou brengen, waardoor de stress van het koken en dus ook boodschappen doen etc, volledig weg gleed en ik me verwend voelde in eigen huis.

Het zijn kleine gebaren, maar ze zijn zo wezenlijk. Het zijn de elementen waardoor het allemaal net lukt. Vroeger zouden deze gebaren in een soort roesje langs me heen gegleden zijn. Nu klamp ik me er aan vast, als aan strohalmpjes. En ben ik innig dankbaar.

Vervellen en transformeren. Ik kan het iedereen aanraden :). Ik hoop echter wel wat het een keer klaar bijna klaar is hier.

Test je Karma!

Als je zeven van de tien onderstaande vragen met ‘ja’ kan beantwoorden, heb je een slecht Karma.

1. Viel je auto stil tijdens het rijden vandaag en was er geen beweging meer in te krijgen?
2. Moest je vervolgens 2 uur en half wachten op de pechverhelpingsdienst?
3. Stuurde de pechverhelpersdienst een sleepwagen in plaats van een reparateur omdat ze het te druk hadden, waardoor je auto nog steeds dood is en ergens bij een garage staat? Heb je geen flauw idee wat er mee scheelt en weet je dus niet of je ‘m ooit nog terug krijgt en of je ermee naar het werk zal durven rijden? Heb je een traan weggepinkt waar de sleepdienstmeneer bij stond?
4. Moest je daardoor 22 km fietsen vandaag, terwijl je je afvroeg hoe je dat vroeger deed in het autoloze tijdperk (OMG, ik was écht een held toen, dat ik in de winter met twee kinderen ALLES met de fiets deed…)? Stond daarbij ook je voorband eigenlijk te plat? En leek je 22 km lang tegenwind te hebben? En een zwaar verwaarloosde conditie?
5. Ben je door heel het zaakje 16 euro kwijt geraakt aan de babysit, en ben je een belangrijke klant vergeten bellen?
6. Krijgt je Babyzoon een tandje en ligt hij humeurig te brullen in bed?
7. Is het het begin van het einde van de maand en bestaat het getal op je rekening uit nog maar twee cijfertjes, en ligt het dichter bij nul dan bij honderd?
8. Heb je de vorige avond een intens doch mooi gesprek gevoerd met de ondeugdelijke man, waarbij je samen hebt geconcludeerd dat het ‘niet nu, waarschijnlijk nooit’ kan, omdat jullie beiden in het oog van een storm zitten en gewoon geen ruimte hebben voor iets nieuws? Heb je je daarbij gerealiseerd dat hij niet ondeugdelijk is, maar ook gewoon loeihard zoekend en vechtend om op zijn pootjes te vallen? Heb je je daarbij ook gerealiseerd dat je hem ontroerend mooi vindt, dat hij een fijne energie heeft en dat je wou dat het anders was? Of dat je minstens een keer een zoen mocht drukken op zijn linkeroorlelletje?
9. Heb je toevallig nog steeds een conflict met de onfrisse ex?
10. En ben je zo verantwoordelijk geweest in de winkel om druiven te kopen in plaats van chocola?

Ik heb tien keer ja. Het zit nog steeds niet mee, jongens. Weet niemand de karma-wash zijn?

*Zucht*

Prinses rehabiliteert het huishouden en denkt na over kwetsbaarheid en kracht

Mijn vorige post werd duchtig gelezen. Ik vond de reacties die er kwamen geweldig. Wat fijn dat mensen de tijd nemen ‘je’ te lezen, hun eigen gedachten over wat je schrijft te laten gaan en die gedachten dan ook willen delen. Merci daarvoor! Het heeft mij ook weer aan het denken gezet. Over het huishouden, met name. En over kracht en kwetsbaarheid.

Trut of wolvin?

In mijn vorige post had ik het over een vrouwbeeld: de perfecte vrouw die alle balletjes in de lucht kan houden. Ik vroeg me af waarom we met z’n allen zo hard voor dat beeld gaan. Inclusief ik, met alle frustratie van dien. Waarom stellen we geen vragen bij dat perfecte plaatje? Bij alles wat we willen dat misschien toch niet allemaal tegelijk kan? Bij wat de rol van anderen in ons leven daarbij mag zijn (cfr. de husbies, die ik jammer genoeg niet heb, maar eventueel ook anderen)? Waarom vragen we ons niet af of wij het wel zijn die deze dingen willen? Willen we niet gewoon pleasen, concurreren, meerennen met de massa? En door onze tipjes en truukjes te delen, maken we elkaar misschien soms gek.

De handdoek in de ring

Anderzijds zie ik ook dat allerlei dames toegeven dat ze het niet voor elkaar krijgen. Dat ze soms de handdoek in de ring moeten gooien, op een krukje in de keuken in huilen uitbarsten, eens overstuur geraken op het werk, of de afwas laten staan. Dat past dan in het nieuwe beeld van kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid die we ook aan elkaar moeten durven tonen en die op een manier een enorme opluchting voor mij betekent. Zien dat het elders OOK niet lukt, aaarghl! Een blik mogen werpen achter de perfecte gevels van anderen, oef!

Bedenkingen

Twee bedenkingen, bij dit alles. Eén over het huishouden, één over kracht en kwetsbaarheid.

1. Het huishouden.

We  besteden er f*cking veel tijd aan, dames. In de reacties op de post over de trut en de wolvin, werd dat een aantal keer gerelativeerd. Het is allemaal niet zo belangrijk, of we moeten maar wat minder leren doen. Of het hoeft onze prioriteit niet te zijn. Misschien klonk soms ook even door dat het misschien wel minderwaardig is.

Het probleem met het huishouden is dat het nooit ophoudt (ik durf niet naar de keuken, aangezien ik vanochtend zo aardig ben geweest om de hagelslag boven te halen, terwijl het huis gisteren gepoetst is). Huishoudelijke taken vergen organisatie, maar niet het grootste intellect. Bovendien moet iedereen ze doen, wat het soms wat banaal maakt.

Ik stel, bij deze, dat ik het huishouden niet onbelangrijk vind, en al zeker niet minderwaardig. Ook niet ten opzichte van betaalde of intellectuele arbeid. Het heeft misschien te maken met het opgroeien in een huis waar het vaak erg rommelig was, waar ik vaak zelf nog even kleding moest wassen om iets aan te hebben om naar school te gaan, en waar ik als puber wel eens na school naar de winkel ging om te beginnen koken omdat ik zag dat daar niet zo veel aanzet toe werd gedaan. Ik vind het huishouden een werk van essentiële liefde en zorg. In die zin doe ik het graag en liefst zorgvuldig en het frustreert me dat ik het niet helemaal krijg zoals ik het wil hebben. Als ik ’s avonds de broodmachine aanzet, de havermoutpap klaar zet, de afwas doe, de hagelslag van onder de tafel zuig, de kleedjes klaar leg, de luiers uit de wasmachine haal, … dan is dat liefde. Liefde voor mijn jongens en mijzelf. Want ik wil dat we ’s ochtends beneden komen in een nette keuken, dat het ontbijt voorbereid is, dat er iets is om mee naar school te nemen, dat er schone kleedjes zijn en gewassen luiers. Het geeft rust in ons huis, en vooral mijn oudste zoontje die hooggevoelig blijkt, heeft dat nodig. Ikzelf trouwens ook.

Om even terug te grijpen  op de trut/wolf-post: ik denk dat de wolfsvrouw instinctief kiest voor de bescherming maar ook het welbevinden van haar jongen. Netheid, zorgen voor een georganiseerde omgeving, horen daarbij. Dat biedt trouwens ook veiligheid (hygiëne, weetjewel).

De tegenstelling tussen de ‘trut’ en de ‘wolfsvrouw’ zit ‘m er niet in dat de ene haar keuken aan de kant heeft en dat het de andere niets kan schelen. Wel in het handelen naar verwachtingen van anderen (beantwoorden aan het perfecte plaatje) versus op eigen instinct af keuzes maken, leven ‘van binnenuit’. Dat brengt me naar het volgende punt.

2. Kracht en kwetsbaarheid.

Kwetsbaarheid is ‘in’. Ik zie het rondom me in deze vorm: ‘het lukt me niet (altijd) om te voldoen aan het ideale plaatje, en dat durf ik toegeven. Sorry’.

Het is een kwetsbaarheid die oplucht. We geven aan elkaar toe dat we ook soms even geen zin hebben om de was uit te halen, om onze benen te epileren, om op bezoek te gaan bij de schoonouders (daar heb ik dan weer geen last van, haha ;)).

Ik pleit bij deze voor een andere vorm van kwetsbaarheid. Een krachtige, namelijk deze: ‘ik kies ervoor om niet te voldoen aan het perfecte plaatje, maar ik kies voor …‘. Het is kwetsbaar, want je moet iets van jezelf tonen, iets dat ingaat tegen wat de meeste mensen graag willen zien. Je moet ergens voor gaan staan. En in die mate is het ook krachtig.

Ik heb het deze week geprobeerd. Na mijn bodemmoment had ik nogal een diepe crisis deze week. Het ging niet meer. Op een dag heb ik naar het werk gemaild.

Dit heb ik niet geschreven: ‘ik krijg het allemaal niet meer af, sorry, ik heb hulp nodig!’.

Ik heb geschreven: ‘Ik kies ervoor om die en die taken rustig af te werken en ik wil er niet voor kiezen dit weekend ’s avonds te werken. Ik heb dus x aantal uren ondersteuning nodig zodat ik taken kan uitbesteden zonder dat de opdrachten die af moeten zijn, in het gedrang komen.

Let vooral op de afwezigheid van het woordje sorry.

Doen jullie mee met het kwetsbaar-krachtig/krachtig-kwetsbaar? Inspireer ons in de commentaren, of schrijf er een stukje over en deel je link.

Fijn weekend, dames. Ik kies er voor mijn keuken net te houden en naar het bos te gaan. What about you?

De ware liefde

Thee & troostvoer

Het is zo’n avond waarop ik het niet warm kan krijgen. Ik zet warme thee, struin de keukenkasten af naar alles wat zoet, ongezond maar troostend is. Ik schroei mijn keel als ik drink, en dat zit net op het randje tussen genot en pijn. Ik lees een stukje op Bieke’s blog en ben er even stil van.

De ware liefde

Ergens in haar stukje beschrijft Bieke wat de ware liefde allemaal doet, zoals om frieten rijden in de stad waar ze de tartaar vers maken. Ook schrijft ze over ontnuchtering.

Ik heb lang veel over liefde gedacht.
Dat de ware liefde de nukken van de ander verdraagt. Dat de ware liefde na drie dagen van zwijgen van die ander, om God weet welke reden, poogt om het gesprek aan te gaan, keer op keer op keer op keer op keer. Dat de ware liefde probeert om de ongenaakbaarheid die de ander steeds vaker en steeds langer in zijn macht kreeg, te doorbreken. Met een aanraking, met een woord. Met een brief in de keukenkast – tegen het koffieblik aan gepost. Vol angst en beven, want het kon zo’n mijnenveld zijn.
Ik dacht dat de ware liefde zich kenmerkte doordat ze niet opgaf. Doordat ze naar de buitenwereld toe de gordijntjes sloot, de vuile was binnen hield.

Kapot geanalyseerd

En ondanks de behoedzaamheid, ontploft het dan toch. En dan begint het analyseren. Wat zochten we bij elkaar? De ware liefde bleek een destructief patroon te zijn, waar de ene pool uit angst aanhankelijk en te verdraagzaam was, en de andere pool de poten van onder de stoel van die ene zaagde, wanneer het maar even kon. Omdat hij zichzelf ook niet zo groot en flink en stevig voelde als hij zou gewild hebben, en dan is het wel handig als er iemand naast je staat die klein is. Klein blijft. En die je kan neertrappen als die probeert op te staan.

Het analyseren duurt en duurt, en het begint soms op navelstaren te lijken. Er worden boeken gelezen, gesprekken gevoerd, dingen geschreven. Maar het is nodig.

Het groenere gras

En ook rondom sneuvelen er wat relaties, en koppels die twee jaar geleden nog straalverliefd op de bank zaten bij me met een zeemzoet verhaal over hun wonderbaarlijke eerste ontmoeting, vertellen nu – apart van elkaar – dat ze er te snel in gestapt zijn, omdat ze niet alleen konden zijn, omwille van wat ze geprojecteerd hebben op die ander, … Liefde als oorzaak of als lijm sneuvelt in elk van die analyses. Zinnen als ‘ik heb zijn behoeftes scherp aangevoeld en iets in mij wou daar aan tegemoet komen‘ klinken, in plaats van: ‘ik hield zo waanzinnig veel van hem‘. De magie heeft plaats gemaakt voor ontnuchterende inzichten, oorzaken en gevolgen.

En dan kijk ik eens goed rond naar de stabiele koppels die ik goed ken. Vanuit het buitenperspectief zie je dat ze elkaar een beetje klein moeten houden en wat moeten klem zetten in de rol die ze in de relatie hebben. Mannetje en vrouwtje spelen. Niets te gek, niets te anders, niets te nieuw, geen zotte dingen zoals eens twee dagen alleen op stap of een nieuwe baan die een grote verandering in het gezin zou teweeg brengen en het daarmee zou ontwrichten. En elke zondag bij de ouders en schoonouders op bezoek. Stabiliteit vraagt offers en snoeit groei.

Wat is waar?

Als alles kapot geanalyseerd is, is er niet veel meer om in te geloven. Niet in het verleden althans.

Momenten. Het station uitlopen met een bonzend hart en in de verte zijn krullen zien. Met spaghettibenen op hem aflopen, allebei niets kunnen zeggen maar eindelijk, eindelijk, die armen, die lippen. Gewekt worden terwijl je in een wirwar van dekens ligt, heel laat op de avond. Verlegen om naakt, terwijl er van verlegenheid een uur eerder weinig te merken was. Een bord eten voorgeschoteld krijgen en een glas wijn. Het bed dat opgemaakt wordt, de kussens opgeschud. De nacht die een eiland lijkt: het maakt niet uit hoe laat het is, want morgen bestaat niet. Fietsen in Zeeland met een erg bolle buik en bij het etentje later die avond ook een dessertje voor de baby nemen. Wandelen in het woud, zwijgend boterhammen met pesto en kaas eten en hete gemberthee met veel honing drinken. Een slecht moment hebben op het werk, een smsje sturen en een grapje terug krijgen.

Niets ervan voelt nog als ‘waar’. Het pijnlijke einde en de uitgebreide analyse, hebben er een waasje van ‘nep’ over gelegd. Een waasje van nep waardoor ik me naïef voel. Dom.

Niets meer om in te geloven in het verleden, maar ook zo weinig in de toekomst. Ik weet niet wat het is, liefde. Ik weet niet of het echt bestaat. Ik denk eerlijkgezegd dat het een sprookje is, waar we iets te graag in geloven. En in het beste geval een goede win-winsituatie van twee rustige mensen, die daar genoegen mee nemen.

Aangeraakt worden

Laatst kreeg ik een massage van iemand die overweegt ome en massage-opleiding te gaan doen en een proefpersoon zocht. Het was een man. Jonger dan ik en best leuk. Halfnaakt gaan liggen en wachten op die eerste aanraking van handen op mijn huid. Een ballon met herinneringen knapte open in mijn hoofd. Herinneringen aan aangeraakt worden, aan overgave, aan vertrouwen. En het besef dat ik al geruime tijd niet meer het gevoel ken van een slapend lichaam naast het mijne. Althans, een lichaam dat ouders is dan vier jaar.
Gemis ervaren. Want die magie krijg ik niet kapot geanalyseerd. Gelukkig zijn er ook zelden momenten waarop ik het me voor de geest kan halen. Hoe het was, hoe het voelt.

Wat overeind blijft

Ik maakte het flesje van Babybroer, dacht al deze dingen. Vroeg me af of ik ooit nog een keer kan geloven. En vertrouwen. Ik zit erg in mezelf, door de pijn die er was en het verdriet en de ervaring en al het navelstaren. Het wordt alleszins een lange weg naar buiten, als ik ooit al in staat zal blijken om al die beschermlagen die ik om me heen heb gebouwd, af te breken. Of toe te laten dat iemand er doorheen komt.

Wat overeind blijft? Geloof in een vorm van liefde. Eén die sterker is dan alles wat je kent en ook nog eens elke dag groeit. Het is de liefde van dat kleine plakkerige handje in het mijne, van samen met de Kleuterzoon in zijn bed verhaaltjes lezen en grapjes te maken over de dag, van Babyzoon die een stukje van zijn koekje in mijn mond stopt en me een kushandje toewerpt. En dan beseffen dat ik daar meer van wil. Veel meer. Een dochter, wie weet. Maar dan zal ik toch eerst in staat moeten zijn om mijn muren te slopen.

Prinses blikt twee jaar terug

feeling for two

Het is twee jaar geleden. Het was de dag van Kerstavond.

Dirk kwam thuis, na anderhalve week weg geweest te zijn. Waarom kan ik me niet meer herinneren. Omdat het zo ging tussen ons. Dagenlang zwijgen, verdwijnen. Pogingen tot contact van mijn kant. Geen reactie van zijn kant. Uiteindelijk was hij daar weer. Net op tijd voor Kerst, en omdat het Kerst was en ik intussen weer eens in zak en as zat, was ik alleen maar blij dat hij er weer was.

Ik fietste naar de stad, want er moesten last minute nog cadeautjes gekocht worden. In de Hema nam ik een zwangerschapstest mee, want ik was al vijf dagen over tijd. Zou wel van de spanning zijn, niets aan de hand.

Eenmaal thuis deed ik de test in de badkamer. Ik gaf het stickje aan Dirk. Te spannend.
Moet je nou eens wat zien?‘ vroeg hij. Ik schrok me een hoedje. Dat was het begin van Babyzoon-Kerstgeschenk. Nou ja, het begin van Babyzoon was drie weken eerder, maar daarover ga ik niet in detail :).

Er tuimelden zo veel gedachten door me heen. Nog een kindje! Maar nu? En met Dirk? Blijft hij wel bij me? Kan ik deze zwangerschap verdragen? Hoe moet het met mijn werk? Wow, een baby! … Dirk was zo innig tevreden, dat ik die zeurende ongerustheid opzij schoof en er in probeerde geloven.

Tijdens mijn zwangerschap ging hij twee keer ‘serieus’ weg van mij. Met ‘serieus’ bedoel ik dat hij zijn spullen meenam en een tijdje weg bleef. Er waren ook wat minder serieuze pogingen. U denkt nu vast dat ik een onmens ben, onuitstaanbaar, niet mee te leven.

Ik droeg Babyzoon negen maanden. 40 weken. Er ging geen dag voorbij zonder pijn, misselijkheid of allesverlammende vermoeidheid. Op het einde van de zomer baarde ik hem, een lief jongetje van vier kilo, die onmiddellijk tevreden aan mijn borst lag. Het is goed, wist ik. Het is goed, met dit jongetje.

En Dirk was weer eens innig tevreden. En trots. Maar daarna begon het weer, het weg gaan.
Tot die dag in april, toen hij definitief vertrok.

Twee jaar. Zot wat er op die tijd allemaal kan gebeuren. De ups, de downs. Een kind dragen, een kind baren, een kind koesteren. Voor een relatie vechten, afscheid nemen, rouwen.

Stilaan kom ik er boven op. Ik heb wat meer energie, denk wat nuchterder, verlang niet meer terug naar Dirk. Ik durf nog steeds geen hoera te roepen, en er amper in te geloven. Maar het lijkt er op dat ik een stapje vooruit heb gezet.

En door een stapje vooruit te zetten, kijk ik reikhalzend uit naar de komende tijd. Naar 2015. Naar 2016. Naar al de dagen, de weken, de maanden die volgen. Wie weet wat gebeurt er, op al die tijd.