In de avondzon zit ik aan de rand van de zandbak en kijk naar mijn spelende kinderen. Ze zijn vuil, na een dagje in de tuin werken met schatten van vrienden en hun vier zonen. Er hebben spierballen gerold, de tuin heeft een metamorfose ondergaan. Ik zit, kijk en denk: ‘We leven weer. We leven weer.’
En ook: ‘Ik heb het laatste jaar het slechtste en het beste in mensen mogen zien.’
Er wordt voor me gezorgd. Ik krijg tweedehands jurken zonder er om te vragen, kleedjes voor mijn jongens, mijn team tuin en het spierballengezin hebben de wildernis bedwongen. Een engel kwam op mijn pad die een rol wil spelen in het mogelijk maken van mijn combinatie werk en gezin en een week geleden zat ik met een groep sterke vrouwen rond de tafel, hulpverleners en vrienden, die mee nadachten over de grote puzzel en hoe hem het mooist te leggen.
De vuile jongens gaan in bad en in bed. Gauw zal ik hen de zee opnieuw tonen. Ik kijk er enorm tegen op zo’n lange rit met hen te maken, maar we zijn uitgenodigd bij lieve mensen en we gaan. Ik stap verdorie in de auto met mijn mannen. We gaan schelpen rapen!
Na bed en bad, schiet ik in actie, doe de afwas, draai drie machines was, stofzuig, ruim op, poets. Mijn rug doet pijn, mijn huis is schoon. Als laatste, in het donker, sta ik mijn aardbeienplantjes en tomatenplantjes (allemaal gekregen, zo veel dank) te gieten. Als een fiere boerin. Overlopend van dankbaarheid.
Weer binnen passeer ik een spin. Een spin XL. Ik laat ze lopen. Geen zin om mijn Karma weer op het spel te zetten.