No woman no cry

Eerder schreef ik al dat ik een naar gesprek had rond mijn terugkeer op het werk na ziekteverlof, zwangerschapsverlof en ouderschapsverlof. Ik schreef ook over de boosheid.

As we speak zit ik er nog midden in. Dat betekent dat er een tweede gesprek is geweest (waarover in deze blog meer), en dat ik hulp zoek (daarover later meer).

Eerst twee dingen. Namelijk: ik vind het een heel vervelend proces. Ik heb het idee dat ik in een soort positie ben gebracht waarin ik stappen moet zetten die ik niet graag wil zetten (zoals juridische hulp zoeken), maar sommige spelletjes worden op een bepaalde manier gespeeld en je bent naïef en kwetsbaar als je het spel niet speelt volgens de gebruikelijke regels.

En ten tweede: ik kan best geloven dat ik niet de perfecte werknemer ben (geweest) en dat een afwezigheid van een jaar erg lang is voor een werkgever, maar wat er gebeurde (nl. het ontmoedigen om terug te komen door te vragen of ik nog wel pas, mij onzeker te maken en te suggereren dat ik beter als zzp-er zou werken want dat dat beter bij mij past – een oplossing die de organisatie niets zou kosten en waardoor ik geen recht op uitkering zou hebben) mag gewoon niet met een vrouw die terugkomt van haar verlof. Het is te zeggen: je kan het altijd proberen natuurlijk, maar ik ben beschermd tegen ontslag en er zijn ook geen redenen (zoals slechte beoordelingen) om mij te ontslaan. Lees dit anders.

Dus. Ik had een tweede gesprek met mijn werkgever. Dat had ik goed voorbereid. In het vorige gesprek hadden we het scenario: oudere man, jonge vrouw, man brengt boodschap, vrouw zit een uur te snikken, gesprek wordt opgeschort. Ik kon mezelf wel voor de kop slaan dat ik gehuild had, maar tegelijkertijd snap ik ook van mezelf waarom (het was zo onverwacht terwijl ik happy happy terug wou komen én zoals een lieve vriendin zei: de baas had eigenlijk moeten zeggen ‘welkom terug, wat goed dat je er weer bent! Hoe gaan we dit goed opstarten?’).

Een deel van de voorbereiding was het voornemen om niet te huilen dus. Vorige keer waren we (door de bril van transactionele analyse bekeken) in een kritische ouder – aanhankelijk kind- situatie terecht gekomen, en mijn voornemen was alleszins om nu een volwassene – volwassene- interactie te hebben.

Verder heb ik het inhoudelijk voorbereid. Wat ik heb gezegd waren de volgende dingen:

(1) Mijn baas had de vorige keer gezegd dat ik niet zo goed in een team pas omdat ik meer op mezelf ben. Hij had ook gezegd dat ik te perfectionistisch ben en dat hij vragen had bij mijn belastbaarheid gezien het feit dat ik kinderen heb. Daar ben ik op terug gekomen. Ik heb hem criteria gevraagd waaraan ik moet voldoen, en heb hem ook gezegd dat ik graag wil uitzoomen als het over sommige dingen gaat. Gedrag vindt altijd plaats in een context (een reden waarom ik bv niet zo uitblonk in samenwerking, is dat ik een hele tijd lang geen collega heb gehad om mee samen te werken in mijn afdeling) en ik wou heel graag de context mee bespreken (zoals bv de spanning tussen formeel en informeel leiderschap in het team). Dat leidde o.a. tot de absurde dialoog die als volgt ging:
Je had collega S. om mee samen te werken maar hij was niet goed genoeg voor jou!
– Euhm. Voor jou ook niet, want je hebt hem zelf ontslagen.

(2) Het niet-gevoerde gesprek. Er zit altijd zo veel onder en achter de dingen die we uitspreken. Misschien blijft het wezenlijke ongezegd. Dat heb ik benoemd. En ook dat het ongezegde zou kunnen zijn dat een bepaalde collega met veel invloed liever niet heeft dat ik terug kom; dat ik misschien wel te kritisch was in het verleden; dat ik me twijfelend en soms kwetsbaar heb opgesteld en dat ik daar nu op afgerekend word (twijfelend over wat we als organisatie doen en hoe); dat er te veel nieuwe mensen zijn aangenomen die kunnen blijven als ik niet terug kom. Of misschien wel onbewuste overtuigingen: een jonge vrouw met kinderen werkt beter niet. Of werkt beter niet in deze baan. Of de mannelijke vervangers die gezinshoofd zijn hebben meer recht op de uren?
Kortom: er zit zo veel onder en achter en ik ga niet doen alsof dat niet bestaat.

(3) Mijn vertrouwen is beschadigd door de manier waarop dit gebeurt, de timing. Maar vooral: omdat zijn voornaamste argument is dat ik zelf andere taken heb gevraagd. Wat inderdaad zo was, in het begin van mijn risico-zwangerschap. Hij heeft het me niet toegestaan en ik ben ziek geworden. Nu blijkt dat ik recht had op een aangepast takenpakket. Het feit dat hij me dit recht niet toegestaan heeft én het nu gebruikt als argument om me zelf te doen opstappen, vind ik schaamteloos.

Ik was kalm en heb geen traan gelaten. De baas? Die is woest de kamer uitgelopen, is teruggekomen om te zeggen dat hij niet meer met mij wou praten en dat hij zoiets nog nooit meegemaakt had, en dat we nu een arbeidsconflict hebben. Volgens het juridisch loket zou hij dit in elk geval gezegd hebben, en is de volgende stap dat ze me proberen weg te sturen met wat geld omdat we door het conflict niet meer kunnen samenwerken. We’ll see.