[Winter, geschreven bij de kerstboom]
We zitten aan het ontbijt. Ik ben nerveus en tater maar door. Over de echo’s in België. Vaginaal. De condoom rond dat ding. Koude gel. Dat ik een jurk aandoe zodat ik niet onnozel met mijn blote billen uit het uitkleedhokje moet komen. Waarom ze er eigenlijk hokjes voor hebben aangezien je er toch ontkleed uit moet komen.
We fietsen samen naar het echocentrum. Mijn eerste kennismaking met de verloskunde in Nederland. Een prachtig huis, in een leuke straat. Trapjes op. Enthousiast begroet door de receptioniste. We nemen plaats aan een lange tafel waar allemaal tijdschriften liggen en wat flyers. Er staan bloemen. Er is water in een mooie kan met prachtige glazen. We hebben uitzicht op het water. Hip, leuk, huiselijk. Ik denk aan de lange wachttijden in België. De norsigheid van het ziekenhuis personeel.
De week die voorbij is, was zwaar. Dagen op de bank gelegen. Op donderdagavond gedacht dat ik nog liever dood wou gaan dan me nog langer zo te voelen. Overgegeven onderweg naar het werk. Dat soort ellende. Het op het werk ook maar verteld, aan een aantal collega’s en de baas. Zelfs in dit prille stadium is er niets te verbergen, want ik loop bij wijze van spreke met een emmer onder mijn arm.
Aan het ontbijt lazen de Man en ik een restaurantrecensie. We wedden vaak voor etentjes. Als het er twee is zijn, betaal jij mij een etentje in dat veganistisch restaurant. Is het er één, betaal ik jou een etentje. Dat heb ik ‘m gezegd. Hij mag ook eens winnen.
Netjes op tijd worden we binnen geroepen door de verloskundige die zich voorstelt en ons de hand schudt. We vertellen over de miskraam. Je bent zenuwachtig, zegt ze. Meteen maar even kijken. Ik mag gaan liggen, hoef enkel mijn buik te ontbloten. Ze wil het best eerst via de buik proberen. De gel die ze op me spuit is verwarmd. Wat heerlijk. Er hangt een groot scherm. Ik ben nog aan het vragen of ze wel denkt dat ze iets gaat kunnen zien zo vroeg en niet vaginaal, als de Man al gezien heeft wat er te zien is.
Twee.
Twee?
Twee!
O nee, zeg ik. Ik moet erg lachen. De Man trekt bleek weg. Ik gil dat ik een etentje gewonnen heb. Van de rest van het gesprek herinner ik me weinig, behalve dat de boel in perspectief geplaatst wordt als de verloskundige vertelt dat kind 4 en 5 bij haar ook een tweeling was en dat ze er zeven heeft in totaal. Ik begrijp waarom ik zo ziek ben. Ik voel me totaal euforisch en moet heel de tijd keihard lachen. De Man zegt dat hij zich voelt zoals net na zijn auto-ongeval van een paar weken geleden. We gaan koffie drinken en ik blijf maar lachen. Hoewel ik me ook realiseer dat dit een taaie klus kan worden. Ik denk ook aan Wolferien en ben zo blij dat zij heel haar tweelingzwangerschap beschrijft op haar blog. Ik lees het wekelijks en ben blij dat ik nu weet wat me te wachten staat.
Er zijn natuurlijk wel wat alarmbelletjes. Een tweelingzwangerschap houdt veel meer risico’s in, ik ben bang om nog een kindje te verliezen van de twee (wat ook vaak gebeurt). Of beiden. Bevallen van twee kinderen is een uitdaging. En bevallen op 36 weken is meer waarschijnlijk dan 40, waardoor je ook erg kleine baby’s krijgt. Geen couveuse zou al super zijn dan. Grote kans op moeten rusten, al dan niet in het ziekenhuis. En eerlijk gezegd vind ik een zwangerschap sowieso al zwaar, laat staan een dubbele.
Maar ik ben de koningin te rijk. Queen mom!
En de Man is eigenlijk erg trots en zo zorgzaam en lief. (As we speak zit hij filmpjes te kijken over grotere gezinswagens, de auto die hij net twee weken heeft is maar op drie kindjes voorzien.) (Update: na weken doet hij dat nog steeds, filmpjes van auto’s bekijken. Help!)
In de namiddag straal ik door de stad. Ik ga eindelijk eens in die zwangerschapskledingwinkel langs en koop een prachtige warme vest. De verloskundige waar ik woensdag een afspraak bij heb, belt me op omdat ze het nieuws van haar collega heeft gehoord. ‘Hee meis!’, zegt ze, ‘wat heerlijk voor jullie!’. Ik krijg nog allerlei advies, ze blijft me meis noemen wat erg leuk is, en ik straal en straal en straal.
Ik straal want ik ben even niet misselijk. Wat meteen ook veel argwaan oproept na de meest zieke week ever. Zou het echt komen door de acupunctuurbandjes die ik net onder beide polsen draag? Als dat zo is, zijn ze hun 14 euro MEER dan waard.
(Update: het was een tijdelijke opflakkering, de weken daarna zijn de hel geweest.)
Maar eerlijk? Als ik niet doodziek ben, ben ik ongerust. Dat is mijn lot nog wel een aantal weken vrees ik.
De dag na het grote nieuws hebben we een perfect rommelige winterse dag. De Man vertelt het tegen zijn familie en wat vrienden, en dat vind ik fijn. Geeft me het gevoel dat hij er ook echt mee bezig is. Ik voel me erg verbonden met hem. We hebben een taak samen, namelijk twee popjes op de wereld zetten en ze opvoeden. En ik kan me niet voorstellen met wie ik dat liever wil doen dan met hem, denk ik. Terwijl ik op de bank lig en hij ongeveer het hele huishouden draait, zonder zeuren.
To be continued.