Prinses is een zoekende ouder

Altijd al heb ik het gevoel dat ik meer worstel met het ouderschap dan anderen. Omdat ik het alleen doe. Omdat het me leegzuigt. Omdat ik er niet zo erg van kan genieten. Als ik na de vakantie terug kom en eerlijk tegen mijn collega’s zeg hoe fijn  het is terug te werken en niet meer lange dagen alleen met de kinderen door te spartelen, kijken ze me wat verontrust aan. Een aardig iemand lijk ik vast niet.

Soms kijk ik naar de peuter en denk ik: als ‘gewone’ kinderen zo zijn, is het ouderschap best te doen. Zo zou ik er drie kunnen hebben. Of vijf. Of tien. De peuter is best wel eens ondeugend en ook wel een vies varkentje, maar hij is ook lief en zacht en geen enkele situatie met hem groeit me echt over het hoofd.

Met de kleuter is dat anders. Hij is zo ongelooflijk boos. Met de opvoedingsondersteuning maak ik dagschema’s, structuur en duidelijke regels, maar de woedebuien volgen  elkaar op. Ik merk dat de peuter en ik bij momenten geterroriseerd zijn door zijn gedrag. Eigenlijk ben ik vaak al bang als we iets samen gaan doen, omdat het altijd mis gaat.

Naast alle gedachten over wat voor slechte moeder ik ben en wat voor slechte opvoeding hij gekregen heeft, begin ik terug te lezen en herken ik hem in de kenmerken van een high-needs-baby. God, wat was het een drama toen hij baby was en niets ooit goed of genoeg was en hij vooral huilde. Maar ook nu nog is het nooit goed, nooit genoeg. En soms is hij ook heel breekbaar en lief en zie ik dat hij zijn best doet. En soms zie ik ook dat ik volledig in een negatieve spiraal geraakt ben met hem en dat we slecht op elkaar reageren.

En dan lees ik op een dag kenmerken van ODD. Een opstandig kind. Dwars. Verzet zich tegen gezag. (…) Ik kijk terug naar de aanpak die ik met de opvoedingsondersteuning heb gemaakt waarin mijn gezag eigenlijk versterkt werd door hem minder keuzes te maken en meer op te leggen. Jeetje, denk ik. Misschien hebben we het wel helemaal aan het foute eind. Hij vertoont inderdaad niet zo veel kenmerken van ASS, maar wel een oneindige boosheid. Zou het? … En zo ja, maakt het uit? … Alleszins de moeite waard om de aanpak een keer te veranderen. Wie weet. Niet inzetten op structuur en duidelijkheid, maar hem ruimte geven om te kiezen.

Ik pieker over de labeltjes. Ook de pyschiater waar ik bij ga omwille van mijn medicatie goochelt met labels die mij bezig houden en verontrusten. Ik zoek kenmerken op en kijk of ik mezelf er in herken. En dan besluit ik dat er misschien wel geen labeltje is dat past, op mij en op mijn Kleuter. Mogelijk hebben we allebei wel kenmerken die bij bepaalde labeltjes passen, maar hoeven we geen labeltje te adopteren. Alleen zou het wel fijn zijn als het leven wat relaxter kan zijn doordat we beter weten wat we nodig hebben.