Ze was een beetje bitchy, destijds. Ik was studente, en zij was doctoranda en assistente. Wat vooral betekende dat ze de professor zijn pc mocht aanzetten en zijn powerpoint klaar zette voor de les. Alleszins, dat was wat wij ervan zagen. Soms gaf ze eens een werkcollege. Ze was dan vooral streng en serieus. In de gangen van de faculteit begroette ik haar met ontzag – ze had het immers gemaakt. Ze knikte dan kort.
Mijn e-mails georganiseerd houden, is geen sinecure. Het ligt vast aan het feit dat ik sowieso organisatorisch niet heel sterk ben en wat moeite heb met mijn energie-level. Maar ook aan het feit dat ik veel afspraken heb, gesprekken, dingen ‘buitenshuis’. Als je na drie afspraken op drie locaties thuis komt en je kinderen in bed moet doen en dan nog wat moet eten en even een was uithalen die al drie dagen in de machine zit en er een nieuwe in stoppen en dan de pc nog eens aan zetten. Enfin. Het moge duidelijk zijn.
Toen ik haar naam in mijn inbox zag staan, was mijn aandacht direct gewekt. Of ik haar iets meer over mijn werk kon vertellen, dat zou haar helpen in haar nieuwe functie. Of er misschien een stukje tekst was dat ik kon doorsturen?
Ik mailde meteen terug dat we koffie konden drinken samen en probeerde het meteen tot iets wederzijds te maken. Ik vertel jou wat, jij mij, we wisselen uit, we gaan in gesprek, we leren allebei.
Ze reageerde extreem dankbaar, vroeg me of ik daar een vergoeding voor wou (quoi?). Ik mailde terug, stelde datum en plaats voor en benadrukte nog eens dat het voor ons beiden interessant zou zijn om met elkaar in gesprek te gaan. Alweer reageerde ze nogal extreem, zelfs kruiperig, dankbaar dat ik tijd wou maken om met haar te praten.
Het kan verkeren. Maar ik vind het licht ongemakkelijk.