Twee nachten. We zijn even weg om wat werkdingen te bespreken, twee collega’s en ik. Er moet gewerkt worden. We hebben een locatie. Een huisje, bomen rondom. Compact. ’s Avonds brandt het haardvuur, drinken we wijn, zit ik zorgeloos op de bank onder een dekentje. Praten we. Lees ik een tijdschriftje. Overdag werken we. Ik hoef de tafel niet te dekken, maar doe wel de afwas. We eten grote-mensen-dingen. Ik hoef niet alle beslissingen te nemen over wat, wanneer, hoe. Ik slaap twee nachten op rij alleen in een bed, in alle rust en stilte, tot acht uur. Ik kan er weer even tegen.
Ik ben op bezoek bij vrienden. Zit op hun mooie bank, animeer de baby. Er wordt taart aangesneden, de kinderen spelen, er wordt een kop koffie voor me neergezet. Een beetje een saaie zaterdagmiddag. Family-time. Maar ik proef iets gemoedelijks, vertrouwds en ontspannen waar ik al lang naar verlang.
Zondag. Ik zit in de hoek van de bank, zij zit links van me, hij rechts van me. We praten geanimeerd, de kinderen breken het huis af. Er is koffie, en ademruimte. En hoewel het niet allemaal rozengeur en maneschijn is, is het ook niet allemaal kommer en kwel, hier. Er is tijd, ruimte. Zonlicht. Speelgoed waarvan ik de prijs ken omdat het onbetaalbaar voor me is. Er is een vanzelfsprekendheid, een vertrouwen.
Vaak kan ik me niet meer voorstellen hoe het leven als niet-alleenstaande moeder er uit kan zien. Hoe het voelt om samen te leven met iemand, het wat beter te hebben op financieel en praktisch vlak. Wat minder alleen te zijn. Uiteraard kan ik zelf een middagje op mijn bank gaan zitten met de twee jongens thuis. Maar de sfeer is toch net iets anders in huizen waar het leven niet zo op scherp staat, waar naar de bakker gaan om taart geen financiële issue is, waar iemand kan vertellen dat ie een hele zaterdag in bed is gebleven omdat ie zo moe was – het vanzelfsprekend vinden dat de partner de boel dan draaiende houdt. Ik denk dat ik me wat minder zou willen afschermen van contact als ik niet moe was van zo veel alleen te doen. Nu ben ik vaak zo moe dat ik een telefoon die rinkelt liefst in een doosje in de tuin zou begraven om ‘m niet meer te horen.
Wat zou ik doen als ik niet meer alleen was? Zou ik zo anders leven dan nu?
Ik zou geen spectaculaire dingen doen, zoals bungeejumpen of verre reizen maken. We zouden wat vaker het huis uit kunnen, leuke dingen gaan doen zoals musea bezoeken en fietsen in Zeeland – ik zeg maar wat. Er zouden saaie zaterdagen zijn, en vrienden op de bank. En ruimte, en tijd. En iets meer slaap. En taart. Dagen met taart. Want uiteindelijk denk ik dat het daar om draait. Het echte leven zit niet in verre reizen en zotte dingen. Het echte leven zit in het goed hebben met elkaar, en dat bijna vanzelfsprekend vinden, zo op een saaie middag in het weekend met taart op de bank.