Ondanks het feit dat er wonderlijke dingen gebeuren, dat ik inzie dat onze relatie niet deugde, dat het steeds beter gaat, op die verschrikkelijke uitputting na.
Ondanks het feit dat ik het steeds leuker heb met de jongens, dat ik steeds minder lijd onder het feit dat ik zo weinig tijd, ruimte en energie voor mezelf over houd, en dat ik Dirk onder geen beding terug in huis zou nemen.
Ondanks dat is het soms verdomd eenzaam. En denk ik dan: ‘Dirk, jongen, waarom kon het niet gewoon ‘waar’ zijn? Waarom kon je er niet gewoon wat van maken, met ons?‘
Dan denk ik er over na om hem op te bellen, en hem te vragen of hij ooit echt van me gehouden heeft. Ik bel niet, want ik ken het antwoord. En dat is diffuser dan ja of nee.
Het regent buiten. Ik start een nieuwe baan. Mijn buik doet pijn. Ik vind het onnozel, maar het voelt als een eerste schooldag. Een nieuwe start betekent ook dat ik net iets heb afgerond. Het doet pijn om daar over na te denken en ik ben niet in staat geweest echt afscheid te nemen. Dat kan ik zelden. Op zo’n momenten met buikpijn heb ik een klein hartje. En zit ik te snakken naar een warme schoot op mijn hoofd even te ruste te leggen.
Ik ben blij dat ik geen andere keuze heb gehad dan sterk zijn, de laatste tijd. En dat ik zo sterk mogelijk heb leren zijn. Maar soms, soms, zou ik willen dat het even niet hoefde. Dan zit ik op de bank, eet ik chips, godbetert, en realiseer ik me dat de wasmachine vanzelf niet leeg geraakt. Waarna ik me voortsleep, doe wat er moet gebeuren, en mezelf de grootste zielepoot van de wereld vind.
Morgen beter. Dat weet ik intussen dan ook wel weer.