Laatst zat mijn dagelijkse sessie met mijn goede vriendin Adriene er weer op, en plots dacht ik aan het middelbaar. De eindeloze balsporten, pieptesten, aerobics waarbij ik me oneindig belachelijk voelde. Als het enigszins kon, drukte ik me, bewoog ik me subtiel richting laatste rij, of deed ik alsof ik hard mee deed maar rende ik altijd weg van de bal in plaats van er naar toe. Ik bedacht hoe fijn het was geweest als we yoga hadden gehad, af en toe een keer, in de turnles. Dat bracht me op een lijstje van dingen die ik graag geleerd had, ergens in mijn onderwijsloopbaan of in het leven tout court.
1. Plannen en organiseren
Er werd uiteraard gewerkt met een agenda, huistaken, toetsen, examens. Maar expliciet aandacht besteden aan persoonlijke organisatie en planning, gebeurde niet in mijn lagere school, het middelbaar of het hoger onderwijs. Voor mij is dat nog steeds een behoorlijke struggle. Ik gebruik meestal Getting Things Done, wat ik jammer genoeg wel eens laat verwateren. Maar een geest als water, zoals de GTD-goeroe als ideaal voorop stelt, krijg ik maar niet. Ik bedenk trouwens vaak dat de moeilijkheid zit in de combinatie van verschillende taakvelden (huishouden, werk, kinderen, …) en het verlies van productiviteit omdat ik overdag met de kinderen nooit ergens toe kom (ook niet tot huishoudtaken).
2. Out of te box bestaan
Ik herinner me precies alleen maar leerkrachten die netjes getrouwd waren en twee of drie kinderen hadden, en die in de klas vol geestdrift konden vertellen over het huis stofzuigen. Ik herinner me van alle klassen waar ik in gezeten heb alleen maar kinderen met getrouwde ouders, wondend in grote huizen en rijdend met grote auto’s. Als er iets pijnlijks was, de dood van een leerling, slechte resultaten, whatever, werd daar ofwel afgebakend over gepraat, ofwel niet.
Vandaag lees ik nog eens in ‘Als je wereld instort’ van Pema Chödrön. Erg bijzonder om het boek dat een jaar geleden bijna chinees was voor me, nu terug te lezen en te herkennen. Dat je je niet moet verzetten tegen pijn, dat je in je pijn kan gaan staan. Dat het transformatie inluidt: ‘Chaos moet worden opgevat als buitengewoon goed nieuws.’
Vandaag ontmoet ik mensen, en nog voor ik de vinger kan leggen op de geheelde of soms nog bloedende wonde, weet ik dat het mensen zijn met een verhaal. De laatste tijd had ik gesprekken met onbekenden over burn-out, over leven met ongeneeslijke kanker, over leven met een chronische ziekte. Het zijn mensen bij wie ik een soort berusting ervaar, want ze zijn door het vuur gegaan. Ze hebben hun grootste angst in ogen gekeken, ze hebben op de bodem van hun bestaan gezeten.
Een relatiebreuk lijkt zoiets oppervlakkigs. Laatst stond er in de krant een artikel over liefdesverdriet. Het lijkt iets onnozels, puberaals. Maar wat ik ervaren heb, is dat heel de grond van onder mijn voeten weg getrokken werd. De basis van mijn bestaan implodeerde. Mijn gezin lag in frut. Mijn kinderen waren overstuur. Ik was in de steek gelaten. Ik verlangde naar iemand die niet meer bij me wou zijn. Ik moest het werk van twee mensen plots alleen doen. Ik moest oplossingen zoeken voor dingen die niet op te lossen leken. Het voorbije jaar was een ongenadig k**jaar (cfr. het dagboek van Connie Palmen).
Het was makkelijker geweest als ik in mijn leven in contact geweest was met één-oudergezinnen, niet-perfecte plaatjes, echte verhalen van mensen met verdriet of in crisis. Dan had ik begrepen dat dat bij het leven hoort. Of misschien zelfs het leven is. Opbouwen, ook al weet je dat je nergens zeker van kan zijn en dat alles kan instorten. Toch waarde toekennen, hechten, zorg dragen. En als de pijn komt, daar doorheen gaan in de rust dat pijn niet onwenselijk is, in het vertrouwen dat het iets brengt. Het gaat niet over, je transformeert, de pijn zit dan ergens in de bouwstenen van je nieuwe zelf. En er is echt dat punt waarop je weet dat het goed is zo.
3. Jezelf mogen zijn
Ik heb me altijd voelen tekort schieten, ik leef al altijd met een soort schaamte voor wie ik ben en wat ik doe. Ik paste niet zo goed binnen de onderwijssystemen. Nu denk ik dat dat komt omdat ik HSP ‘ben’. Ik voelde me altijd anders, en ik voelde het altijd aan alsof dat niet geapprecieerd werd. Ik had moeite met plannen en organiseren, dus voelde ik me op een gegeven moment ook een soort kluns die nooit ‘in orde’ was.
Eén leraar herinner ik me, en ik zou die man heel graag ooit nog eens laten weten wat de kans die hij me gaf, voor me betekende. Ik had mijn toets geschiedenis niet geblokt, hoewel ik het wel van plan was. Ik had het gewoon niet voor elkaar gekregen. Ik had dat stamelend gezegd, en in plaats van de standaard zucht, kreeg ik een nieuwe kans, twee dagen later. Zonder verwijten, gewoon met mildheid. Ik besefte dat ik het niet verdiend had die kans te krijgen, en heb daarna altijd mijn best gedaan voor de leraar in kwestie. Dat iemand niet over mij dacht als een kluns niet niet in orde was, maar als iemand die gewoon een nieuwe kans verdiende, schepte zo veel ruimte.
Aan de universiteit leefde ik op. Na mijn eerste examen heb ik verbaasd en zwaar teleurgesteld aan de prof gevraagd of dat nu écht alles was. Ik kende de leerstof van voor naar achter en terug, maal tien. Uiteraard had ik het moeilijker met bepaalde vakken, maar meestal was ik over-voorbereid, in plaats van onder-voorbereid. Zo hopeloos was ik dan blijkbaar toch niet.
Nu drijf ik een beetje af van het topic, maar het hele sfeertje in het onderwijs dat ik genoten heb, was dat van een bepaalde norm. En dat je daar aan moest voldoen. Ik hoorde, merkte, leerde nergens dat ik oké was, dat ik kon leren van de dingen die ik nog niet kon of van de moeilijkheden die ik had, dat ik kon veranderen en daar hulp bij kon zoeken als ik dat wou. Dat ik goed voor mezelf mocht zorgen. Dat ik zelf keuzes mocht maken die goed waren voor mij, in plaats van mee te marcheren in de ‘juiste’ richting. Dat ‘anders’ goed en mooi kan zijn. Dat je jezelf mag worden, in plaats van te proberen erbij te horen.
Wat zouden jullie graag meegekregen hebben in het leven, van thuis, of in het onderwijs?