Wij en zij

Het zijn zachte zeteltjes en ik heb een perfect zicht op het hoofdpodium. In mijn tas zit de voorbereiding voor de presentatie die ik straks ga geven, met op een stickje mijn powerpoint. Ik heb hoge hakken aan, een jurk. Ik kijk rond, zie veel gezichten, waaronder enkele bekenden.

Op het podium worden discussies gevoerd, over onderwijs. Verschillende thema’s komen aan bod. Op een gegeven moment wordt er iemand geïnterviewd over armoede. Hij is leraar op een school, en vertelt over de lege broodtrommeltjes en kinderen die zonder ontbijt naar school zijn gekomen.

Een aantal grote heren uit het onderwijs mogen hun zegje doen. ‘Nee,’ zeggen ze. Daar zijn ze nog niet rechtstreeks mee geconfronteerd geweest. De problematiek is hen vreemd, maar uiteraard hebben ze een verantwoordelijkheid om te handelen als ze hiervan tekenen zouden zien in de contexten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen.

Ik heb kippenvel, want sinds ik zelf moeder ben kan ik de gedachten niet meer verdragen. Aan kinderen die met honger naar school gaan. Aan moeders, die hun kinderen geen boterham kunnen geven.

De geïnterviewde leraar vervolgt. Hij vertelt een verhaal, het is een anekdote, over een ouder die geen hoorapparaatje kon betalen voor haar kind, ook al was de school bereid een deel van de kosten mee te dragen. Het resultaat was dat het kind niet kon volgen op school, omdat hij niets hoorde.

De gespreksleider briest.Dit gaat om enkele honderden euro’s, mensen!‘.

Ik slik. Mijn kinderen gaan niet met honger naar school. Maar enkele honderden euro’s ophoesten als ze plots iets als een brilletje of een hoorapparaatje nodig zouden hebben? Dat zou moeilijk zijn. Ik denk aan het bedrag dat er nog op mijn rekening staat op dat moment. Ik kan er geen hoorapparaatje meer mee kopen.

De laatste maanden heb ik twee keer bij vrienden moeten lenen. Omdat onverwachte kosten aan de auto zorgden dat ik de maand niet meer rond kwam. Toen mijn vakantiegeld kwam, heb ik daarmee de geleende bedragen terug betaald, en achterstallige rekeningen betaald. Er was niets meer over om opzij te zetten.

Dit is geen verhaal over hoe zielig ik ben. Ik red het, uiteindelijk, eventueel met wat hulp van vrienden. Ondanks energieproblemen heb ik een bijberoep genomen en hoop ik daarmee financieel wat sterker te komen staan. Echt rijk zal ik er niet van worden, maar elke euro die ik ermee verdien is ‘extra’.

Het is wel een verhaal over ‘wij-en-zij’-denken. Die mooie zaal, de pluchen zetels, de jurk, de presentatie in mijn tas. Ik leek bij ‘wij’ te horen. Dat dacht ik zelf, dat dachten alle mensen wiens hand ik schudde die dag. Maar waarschijnlijk sta ik dichter bij ‘zij’ dan bij ‘wij’. En dat is even slikken.

En even om me heen kijkend, naar het slagveld van de gebroken gezinnen, denk ik dat ik niet alleen ben. Toch?