Hij speelt dartel in zijn blote piemel in de zon. Babyzoon. Een emmer water, wat potjes, zand, stokjes. Het is voldoende. Genietend laat hij zich insmeren met zonnecrème. Als de schaduw over de tuin valt kruipt hij bij mij, op het deken zoveel vreugde aanschouwend, en laat zich warm knuffelen, aankleden. Hij introduceert woordeloze mopjes en schatert er zelf het hardste om.
Terwijl Kleuterzoon strijdt met het leven, viert Babyzoon elke dag feest.
’s Avonds leg ik hem vers gedoucht tussen schone lakentjes. Stralende ogen, knuffel in zijn handje. Blije babyman na een blije dag.
‘Dankje,’ zeg ik. ‘Droom maar van de zon die je lijfje heeft gekust vandaag.’
Hij knikt.
Ik sluip de kamer uit en ben zo diep dankbaar, om dit kind dat me vertelt wat hij nodig heeft van me, en het gewoon – zonder enige omweg – van me kan aannemen. Het zit goed tussen ons. En ik vraag me nog elke dag af waar ik hem aan verdiend heb.