Pendelen is nooit erg leuk, maar ik probeer er altijd een draai aan te geven. Dan zie ik het als ‘tijd voor mezelf’, luister ik naar Nils Frahm of Olafúr Arnalds met mijn prehistorisch muziekdingetje, soms trakteer ik mezelf op een onderwegkoffie, en altijd zorg ik voor een boek.
(Zo idyllisch als dit klinkt is het vaak niet, hoor. Vaak erger ik me aan andere treinreizigers, ben ik woest om de zoveelste vertraging of kan ik niet tegen de mensen- of etensgeuren die in zo een trein hangen. Toen ik zwanger was, werd mijn bekken zo gammel van het geschud van de trein dat ik vaak niet meer kon lopen nadat ik afgestapt was, en dan de Onwillige moest bellen om me op te halen. Het alternatief was blijven staan of kruipend naar huis. Ook nu nog heb ik vaak veel bekkenlast en een treinreis is een trigger.)
Toevallig heb ik recent een boek gekocht van Vonne Van der Meer: Het smalle pad van de liefde. Het boek ging over een koppel met een groot verdriet (het overlijden van hun kind) die een draai hadden gegeven aan hun bestaan en op een gegeven moment een sterke vriendschap hadden uitgebouwd met een ander koppel. Tijdens een vakantie samen voelt de echtgenoot van het ene koppel zich aangetrokken tot de echtgenote van het andere koppel, hoewel er eigenlijk geen sprake is van bijvoorbeeld diepliggende onvervulde verlangens in de respectievelijke huwelijken. Ze hebben een korte affaire, die lang doorwerkt in de levens van allen, waar ook een stukje rouwverwerking en innerlijke worsteling met een zeker religieuze zoektocht bij komt.
Ik vond het boek zo empathisch en sensitief geschreven. Mooi ook dat er geen ‘goeden en slechten’ zijn: het leven neemt zijn loop en daarin gebeuren dingen die pijn doen en verdriet teweegbrengen, daarin worden fouten gemaakt en fouten vergeven, en eigenlijk kan je voor iedereen in het boek een diepe sympathie opbrengen, wat ik uniek en heel mooi vind.
Het is ook een echt verhaal-verhaal (met hoofdpersonages en een plot en een begin en een einde), en daar hou ik altijd het meest van.
Intussen ben ik Eilandgasten aan het lezen, eveneens van Vonne van der Meer. Het boek is zo mooi dat ik verbaasd opkijk als ik mijn bestemming met de trein heb bereikt. Alsof ik even helemaal van de wereld ben geweest (en geloof me, dat doet me wel even deugd!). Alsof alleen dat boekje en ik nog bestonden, en verder even niemand of niets.
Eilandgasten bestaat uit verschilende korte verhalen, zoals het verhaal van een ongepland zwanger meisje en een vriendin van haar moeder die samen in een vakantiehuis aan zee zijn. Of het verhaal van een koppel met een zoontje, in hetzelfde vakantiehuis, waarvan de man een misstap heeft begaan (ontrouw) wat heel hun onderlinge verhouding ontwricht, terwijl beide partners zo graag bij elkaar willen zijn en beiden willen dat het beter gaat. Zij doet haar best om te vergeven, hij doet zijn best om het goed te maken. Voor beiden kan je zo veel begrip opbrengen door de lieve, mooie en sensitieve manier waarop het boek is geschreven, en je hoopt krampachtig dat het goed komt.
Mij raakte het ook heel erg dat de innerlijke worsteling van mensen, om te vergeven, om iets moeilijk een plek te geven, … heel realistisch en heel mild beschreven staat, in elk verhaal opnieuw.
Vooruit dan maar, enkele fragmentjes die me getroffen hebben:
‘Ze strekte zich op het bed uit. Ze was doodmoe, meer nog door haar rellerige gedachten dan door het gekruip over het bed, Ze staarde naar het plafond van lichtgeel zachtboard, zag een vochtplek recht boven haar. Je kon er een land in zien met rivieren, maar ook een gezicht.
‘Help me,’ hoorde ze zichzelf mompelen, en ze wist niet tegen wie ze het zei, maar ze zei het, hardop: ‘help me, help me.’
Ze bleef liggen en luisterde naar het ruisen van de branding. Ik heb hem die vrouw vergeven. Of niet? Wat doet dat boek er dan nog toe? Laat dat kleinzielige gezeur in mijn hoofd ophouden. Zo ben ik niet. Ze bleef liggen en luisterde, net zolang tot haar hoofd schoon was, leeggeblazen, tot ze niets anders meer hoorde dan het ruisen in de verte. Ze luisterde tot het was alsof zij zelf zo ruiste, alsof ze een aangespoelde schelp was, of de zee.’
En:
‘(…) In het begin had ze het zich laten aanleunen, uit gemakzucht want hij deed meer dan ooit in huis en met Floris. Als Floris ’s nachts wakker werd, kroop Chiel over haar heen om hem wat te drinken te geven. Misschien was het onvermijdelijk, had hij dit nodig, was het allemaal een soort boetedoening, moest hij op zijn knieën de berg op. Maar zo langzamerhand begon zijn nederige houding haar te irriteren. Ze wilde deze macht niet. De macht om hem terug te sturen naar het dorp omdat hij iets vergeten was, iets onnozels, waar ze heel goed zonder konden.’
Uit: Eilandgasten, Vonne van der Meer.
Tot slot: de Living Room Songs van Olafúr Arnalds. Kippevelmuziek. Heerlijk voor een moment ‘tijd voor jezelf’. Met een boek, met een kopje koffie.