Op DS online las ik net dit bericht: artikel femme de la rue. Een glimlach om de gevonden oplossing en een stroom van gedachten.
Eerst maar even stellen: ik ben geen vrouwtje-vrouwtje. Ik draag een jurk, maar geen kort rokje. Ik ben niet opvallend veel bezig met mijn uiterlijk, draag nooit make-up, kleur nog maar een half jaar mijn haar en draag enkel witte nagellak omdat ik het zo vermijd op mijn nagels te bijten.
Ik ben niet graag in Brussel, omdat ik me er als vrouw op straat niet vaak echt op mijn gemak voelde. Ik heb lang in Leuven gewoond, wat een pareltje van een stad is waar ik me om 3u ’s nachts even veilig voel als om 3u ’s middags (zelfs voor Tobback het daar vol camera’s had gehangen, ik vraag me trouwens altijd af of de slogan van de politie van Leuven een knipoogje naar die camera’s is: ‘met oog voor iedereen‘). Met wat ik net schreef, wil ik niet zeggen dat vrouwen die wel in Brussel rondlopen en wel make-up dragen en korte rokjes, het over zichzelf afroepen. In het geheel niet. Ik wil alleen even vertellen dat door die omstandigheden, mijn ervaring met lastig gevallen worden op straat heel beperkt is. Beperkt tot een man die ooit eens vlakaf kwam vragen of ik hem wou pijpen, terwijl ik op weg was naar de groentenwinkel. Een grapje van de man van de groentenwinkel, gelukkig niet dezelfde dag, over de winterpenen die ik meenam. Wat kleinigheden op straat die ik me niet meer letterlijk herinner. Niet veel (maar ik sta telkens wel verbluft). O, wat trouwens ook bijdraagt aan de beperking van mijn ervaringen: een buggy/draagdoek met inhoud, doet het goed. Net als een zwangere buik, wat overigens heel vaak het goede in de mens oproept. Zo bood een zwaar getatoeëerde man mij eens zijn boterhammen aan toen ik hoogzwanger op de trein zat, en dook hij even later tussen mijn benen om mijn pen op te rapen die viel. Dat was even schrikken trouwens.
10 jaar geleden. Ik ben student en klus bij op een receptie. Bij het opruimen, blijft een veel oudere aangeschoten assistent ‘hangen’. Als ik aan de afwasbak sta, sluit hij me in, duwt zich tegen me aan en betast mijn borsten. Ik ben bang, probeer weg te komen, zoek het gezelschap op van iemand anders die nog aan het helpen is. De assistent doet nog enkele pogingen mij mee naar huis te nemen, knipogend vertellend dat zijn verloofde bij haar ouders is. (Achteraf voelde ik me trouwens waanzinnig schuldig ten opzichte van die verloofde, wat zo gek is, want ik heb in niets aanleiding gegeven tot dit gebeuren.)
Een congres. Een aantal mannen zoeken me op voor gesprek. Niet om mijn kwaliteiten als wetenschapper, maar omdat ik een jonge gejurkte en gehakte vrouw ben in een club mannen-in-grijs-pak.
Enkele jaren terug. Een oudere collega nodigt me uit voor een etentje. Ik vind het wel leuk, ga er op in want ik zoek er niets achter. We hebben een gezellige avond op restaurant waarbij het mij duidelijk lijkt dat er geen verdere bedoelingen zijn mijnerzijds. Na dat etentje komt hij een drietal keer per werkdag binnen vallen op kantoor, legt zijn hand op mijn schouder, en begint me thuis op te bellen.
Koffie met een andere collega. Tijdens het gesprek, zegt hij dat hij vindt dat ik een mooi lichaam heb, ook als ik zwanger ben. Ik weet echt niet wat antwoorden. Ik vind het enerzijds een compliment, maar anderzijds lijkt het niet op zijn plek.
Een vriend en ik brengen een paar dagen samen door. Als ik nog tussen de nevelen van de slaap verkeer, kruipt hij bij me in bed. We hebben op dat moment beiden een relatie met iemand anders. Ik ben innerlijk in paniek, weet niet wat doen, vooral als ik voel dat hij in een staat van opwinding verkeert en hij me over mijn gezicht streelt. Ik zeg niet ja, ik zeg niet nee, ik wacht gewoon tot het voorbij gaat. De rest van de dag kan ik hem niet meer aankijken.
Het zijn kleine voorvalletjes. Voorbeeldjes. Ik kan er nog tien vertellen. Wat ik telkens moeilijk vind, is enerzijds mijn ‘schuldgevoel’: mijn basisinstelling is vriendelijkheid, en ik weet bijna zeker dat ik me niet uitdagend gedraag. Toch voelen voorvallen als de daarnet beschreven situaties, als mijn eigen schuld. Omdat ik niet heel duidelijk ben. Omdat ik niet al op voorhand nee zeg. Maar het is ook zo vreemd om ‘nee’ te zeggen tegen iets dat je niet ziet aankomen en iets dat eigenlijk ongepast is. Bij voorbaat ‘nee’ zou getuigen van een soort wantrouwen, een vooroordeel tegenover mannen an se.
Wat ook moeilijk is, is de machtsverhouding. Grenzen worden overschreden, maar door de context (student versus assistent, jonge medewerkster tegenover mannen in pak, vrouw versus man) is het zo moeilijk om de lijn te trekken. Terwijl ik een assertieve, mondige vrouw bén. En toch intimideren die voorvallen me zo, dat ik enkel maar kan wachten tot het over gaat, ongemakkelijk kan kuchen, of verdwijn naar het toilet.
Het gebeurt niet enkel op straat. Ik ken enkel verschillende universiteiten als werkomgeving, en ik vrees dat het dagelijkse kost is. Net een beetje pushen tegen die grens (ik zou eens tegen een man hier op het werk moeten zeggen dat ik denk dat hij een mooi lijf heeft, ik denk dat ik ontslagen zou worden) of er finaal overgaan (idem als ik een man in een hoekje zou drijven en zou betasten).
Middagpauze voorbij. Weer aan het werk. En net nu komt mijn baas aankloppen om te vragen of ik even koffie kan halen.
…
(grinnik)